Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 250717 voorshands bewezen dat ooroperaties niet lege artis zijn uitgevoerd; tegenbewijslevering dmv deskundigenbericht plastisch chirurg; vraagstelling

Hof Arnhem-Leeuwarden 250717 voorshands bewezen dat ooroperaties niet lege artis zijn uitgevoerd; tegenbewijslevering dmv deskundigenbericht plastisch chirurg; vraagstelling 

2.7

Het UMCG stelt de benoeming voor van prof. dr. I.M.J. Mathijssen, plastisch chirurg en afdelingshoofd van de afdeling plastische chirurgie van het Erasmus MC te Rotterdam. [geïntimeerde] heeft zich tegen de benoeming van prof. Mathijssen verzet, maar zijn enige argument is dat prof. Mathijssen wordt voorgesteld door het UMCG. Dat argument snijdt echter geen hout. Nu niet ter discussie staat dat prof. Mathijssen over ruime deskundigheid beschikt op het terrein van de plastische chirurgie en zij desgevraagd heeft verklaard vrij te staan tegenover partijen (en de destijds aan het UMCG verbonden behandelend artsen) zal het hof haar benoemen. Prof. Mathijssen heeft verklaard een eventuele benoeming te zullen aanvaarden.

2.8
Het UMCG heeft een voorstel voor te stellen vragen geformuleerd. Het hof zal deze vragen als uitgangspunt nemen, maar heeft de vragen op onderdelen aangepast en/of aangevuld. Het hof komt tot de volgende vraagstelling:
a. Wilt u een beschrijving geven van uw ervaring op het gebied van reconstructieve operaties zoals die bij [geïntimeerde] zijn verricht?
b. Op welke wijze werden in de periode 2005 tot en met 2007 dergelijke reconstructieve operaties verricht? 
c. Wilt u, op basis van het medisch dossier, en beschrijving geven van de operaties die aan het oor van [geïntimeerde] die in het UMCG zijn verricht?
d. Hoe beoordeelt u deze operaties? Is er in uw visie op enig moment bij deze operaties anders gehandeld dan van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden toentertijd mocht worden verwacht?
e. Indien u het tweede deel van de vorige vraag met ja hebt beantwoord, wilt u dan zo concreet mogelijk aangeven in welk opzicht anders is gehandeld dan van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht en op welke wijze in plaats daarvan gehandeld had dienen te worden?
f. Indien u het tweede deel van vraag d. bevestigend hebt beantwoord, hoe zou naar uw verwachting het resultaat van de operaties zijn geweest indien wel zou zijn gehandeld als van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht?
g. Indien het met de operaties beoogde resultaat niet werd bereikt, welke factoren speelden daarbij een rol?
h. Indien uw antwoord op het tweede deel van vraag d. bevestigend luidt, wat is dan het aandeel van de factor dat anders is gehandeld dan van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht?
i. Geeft uw onderzoek u aanleiding tot het maken van opmerkingen die naar uw oordeel voor de beslissing op het geschil tussen partijen van belang kunnen zijn?
j. Wilt u uw antwoorden toelichten en, zo mogelijk, onderbouwen met verwijzingen naar literatuur en wilt u zoveel mogelijk een uitleg geven die (ook) voor juristen begrijpelijk is?

ECLI:NL:GHARL:2017:6463