Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord Holland 230317 Deelgeschil. verzoek aan deskunige om ook betrokken arts te horen in medische aansprakelijkheidszaak afgewezen;

Rb Noord Holland 230317 Deelgeschil. verzoek aan deskunige om ook betrokken arts te horen in medische aansprakelijkheidszaak afgewezen; 
- Kosten gevorderd en toegewezen: € 3.228,78

2. De feiten 
2.1.. Na een val op zijn rechterhand op 19 januari 2014 is X in het ziekenhuis onder behandeling gekomen van dr. P, chirurg. Bij X is een breuk in de basis van het vijfde middenhandsbeentje (metacarpale V) van de rechterhand gediagnosticeerd, waarna op 21 januari 2014 een operatie heeft plaatsvonden. Er is een repositie en percutane K-draadfixatie van de fractuurdelen gedaan. Omdat bij X de klachten aanhielden, is op 18 juli 2014 een CT-scan gemaakt. Die toonde een malunion - een genezen fractuur waarbij de fractuurdelen in een verkeerde stand met elkaar zijn vergroeid - van de basis van de metacarpale V en een subluxatiestand van het schachtgedeelte naar dorsaal. 

2.2. Prof. dr. M.J.P.F. Ritt, chirurg bij The Hand Clinic, heeft op 24 juni 2015 geconstateerd dat sprake was van een duidelijke verkorting van de vierde en vijfde straal en vastgesteld dat er ook een fractuur was in metacarpale IV, waarbij het niet tot een daadwerkelijke anatomische repositie is gekomen. Daardoor zijn er later bij X gevolgen ingetreden in de vorm van de genoemde malunion met krachtverlies in de rechterhand tot gevolg. 

2.3. X heeft het ziekenhuis bij brief van 30 september 2015 aansprakelijk gesteld. De fractuur in metacarpale IV zou door P ten onrechte zijn gemist en onbehandeld zijn gebleven. Verder zou de fractuur in metacarpale V onjuist zijn gereponeerd, dan wel onvoldoende gefixeerd of zou tijdens het verwijderen van de K-draden een dislocatie zijn ontstaan. Toen vervolgens de klachten aanhielden en het functieverlies toenam, zou X niet adequaat zijn behandeld. 

2.4. Centramed heeft gereageerd bij brief van 12 mei 2016. Zij heeft vastgesteld dat er onvoldoende repositie heeft plaatsgevonden, waarbij een niet-anatomische stand is verkregen. Het missen van de fractuur van de basis metacarpale IV rechts was daarvan mogelijk (mede) oorzaak. Centramed stelde in overleg bereid te zijn vragen aan een deskundige te stellen en heeft een concept-vraagstelling opgesteld. Eén van de vragen in die concept-vraagstelling luidt: 
"Ik verzoek u in het kader van hoor en wederhoor con/act op te nemen met de betrokken specialist, collega dr. P, chirurg (...) om deze casus te bespreken. Wilt u s. v.p. in uw rapport onder deze vraag zo duidelijk en compleet mogelijk aangeven wat tussen u beiden is besproken?" 

2.5. X heeft daarop (onder meer) aangegeven zich te kunnen vinden in een deskundigenonderzoek en in de benoeming van dr. Keizer, één van de door Centramed voorgedragen deskundigen, maar bovengenoemde vraag niet opgenomen te willen zien. Partijen hebben daarover gecorrespondeerd maar geen overeenstemming bereikt, waarna X het onderhavige verzoekschrift deelgeschil heeft ingediend.

3. Het geschil 
3.1. X verzoekt de rechtbank om te bepalen dat in het gezamenlijk verzoek aan de deskundige De Keizer niet wordt opgenomen het verzoek aan de deskundige om in het kader van hoor en wederhoor de betrokken arts P te horen en in het rapport van dat gesprek verslag te doen, alsmede Centramed c.s. te veroordelen tot betaling van de kosten van deze verzoekschriftprocedure zoals door de rechtbank is begroot, vermeerderd met de door X betaalde griffierechten. 

3.2. X legt aan zijn verzoek ten grondslag dat het beginsel van hoor en wederhoor er niet toe noopt dat de deskundige de behandelend arts tijdens zijn onderzoek en voorafgaand aan het opstellen van zijn concept-rapportage hoort. Dit beginsel houdt in dat partijen in de gelegenheid worden gesteld te reageren op het concept-rapport van de deskundige. Dit is duidelijk verwoord in de Leidraad deskundigen in civiele zaken en blijkt ook uit een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 december 2015. Het uitgangspunt van Centrarned c.s. dat indien X door de deskundige wordt onderzocht, de betrokken arts ook in de gelegenheid moet worden gesteld te worden gehoord, is niet juist. De deskundige hoort X immers niet over de aansprakelijkheidsvraag, maar wordt door de deskundige opgeroepen om hem te onderzoeken teneinde een juist medisch oordeel te kunnen geven. 

3.3. Centramed c.s. voeren verweer. Zij stellen voorop dat de aangezochte deskundige de nodige vrijheid en zelfstandigheid dient te worden gelaten om het onderzoek op de hem best voorkomende wijze te verrichten. Van een ge- of verbod om de betrokken arts te horen kan dus geen sprake zijn. Centramed c.s. hebben de betreffende vraag dan ook geformuleerd als een verzoek en het staat de deskundige vrij daar al dan niet gehoor aan te geven. Verder stellen Centramed c.s. voorop dat partijen zich in het kader van artikel 6 EVRM en naar analogie van artikel 19 Rv voldoende effectief hebben moeten kunnen uitlaten over een nog op te maken concept-deskundigenrapport. Zij dienen gelijkwaardig gelegenheid te hebben om te communiceren met de deskundige. X zou een processueel voordeel (kunnen) hebben indien hij wel door de deskundige wordt gehoord voorafgaand aan het opmaken van de concept-rapportage en de betrokken arts niet. Deze ongelijkheid is nadien niet gemakkelijk meer glad te strijken. Dat hij niet wordt gehoord over de aansprakelijkheidsvraag, doet daar niet aan af. Ook de betrokken arts zal daarover niet worden gehoord; het gaat om het verstrekken van feitelijke informatie en strekt ertoe te voorkomen dat de deskundige op basis van eenzijdig aangedragen feitelijke informatie komt tot een onjuiste feitelijke toedracht en daardoor tot een onjuiste gevolgtrekking. Het beginsel van hoor en wederhoor geldt verder wel degelijk ook in het kader van het onderzoek dat tot de concept-rapportage leidt. De Leidraad deskundigen in civiele zaken gaat daar in randnummer 27 ook van uit, evenals de Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA) en de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband die door de medische beroepsgroep is opgesteld. Het argument dat de deskundige over het gehele medische dossier beschikt, is evenmin doorslaggevend voor de vraag of wel of niet aan de deskundige mag worden verzocht om de betrokken arts in het kader van zijn onderzoek te horen. 

4. De beoordeling 
4.1. In deze zaak staat niet ter discussie dat een onderzoek door een deskundige dient plaats te vinden, onder meer naar - zakelijk weergegeven - de medische toestand van de rechterhand van X en de vraag of na de in 2.1. omschreven val in het ziekenhuis een juiste diagnose is gesteld en de behandelingjuist is ingesteld. Partijen zijn het erover eens dat dit deskundigenonderzoek moet worden ingericht overeenkomstig de uitgangspunten die zijn omschreven in de Leidraad deskundigen in civiele zaken (hierna: Leidraad). Zij hebben beiden ter onderbouwing van hun standpunt verwezen naar deze Leidraad, die van toepassing is indien de rechtbank een deskundige benoemt. De rechtbank zal daar bij de beoordeling van de aan haar voorgelegde vraag ook van uitgaan. 

4.2. Onderdeel van voornoemd deskundigenonderzoek zal zijn dat X medisch wordt onderzocht, in welk kader hem de anamnese zal worden afgenomen. Volgens Centrarned c.s. brengt het beginsel van hoor en wederhoor mee dat dan ook de betrokken arts P wordt gehoord. In elk geval staat het Centramed c.s. vrij de wens daartoe in de vraagstelling tot uitdrukking te laten komen, aldus Centramed c.s. 

4.3. De rechtbank stelt voorop - en dat is tussen partijen feitelijk ook niet in geschil - dat het aan de deskundige is om te bepalen op welke wijze hij zijn onderzoek inricht. Het staat de deskundige in dat kader vrij om, indien hij dat voor zijn onderzoek noodzakelijk of nuttig acht, de betrokken arts te horen. Dit is tot uitdrukking gebracht in randnummer 5.3.2. onder punt 27 van de Leidraad, waarin is opgenomen "In sommige zaken kunt u geen onderzoek doen zonder beide partijen tussentijds te raadplegen en mei hen of andere personen te spreken. Dit doet zich bijvoorbeeld nogal eens voor bij accountantsonderzoek of in beroepsaansprakelijkheidszaken, waarin u vaak het verhaal van beide partijen zult willen horen voordat u uw bevindingen noteert ". Centramed c.s. voert op zich terecht aan dat dit een uitvloeisel is van het beginsel van hoor en wederhoor. Het standpunt van Centramed c.s. dat het beginsel van hoor en wederhoor er zonder meer toe noopt dat indien X wordt onderzocht, de betrokken arts wordt gehoord, onderschrijft de rechtbank echter niet. Aan dit beginsel wordt inhoud gegeven door beide partijen de gelegenheid te bieden om te reageren op het concept-rapport van de deskundige, in welk kader zij opmerkingen mogen maken en verzoeken mogen doen. In de Leidraad wordt daar uitgebreid op ingegaan, onder meer in 5.1.. en 5.3; in het bijzonder 5.3.1. en 5.3.2. 

4.4. Het standpunt van Centramed c.s. dat partijen in gelijkwaardige mate de gelegenheid moeten hebben om met de deskundige te communiceren en dat dit beginsel geweld wordt aangedaan indien de deskundige wel X, maar niet de betrokken arts hoort, onderschrijft de rechtbank niet. X wordt door de deskundige gezien omdat hij medisch moet worden onderzocht. Van een medisch onderzoek maakt deel uit dat de anamnese wordt afgenomen. Tot dit medisch onderzoek behoort niet dat met X over de onderzoeksvragen, de bevindingen of de voorlopige conclusies van de deskundige wordt gesproken. Op de feitelijke bevindingen uit het onderzoek en de conclusies die de deskundige daaruit trekt, mogen Centramed c.s. en X na de opstelling van de concept- rapportage reageren. Zoals gezegd mogen zij in dat kader opmerkingen en verzoeken doen en de deskundige zal daarop, indien deze vallen binnen het kader van de onderzoeksvragen, gemotiveerd moeten reageren, zo volgt uit 5.3. van de Leidraad. Daarmee wordt voldoende recht gedaan aan de door Centramed c.s. gestelde gelijkwaardige processuele positie van partijen. Dat X een processueel voordeel zou hebben indien hij de deskundige voorafgaand aan het opstellen van het concept-rapport spreekt en de betrokken arts niet, valt niet in te zien. Ook ziet de rechtbank geen grond voor de door Centramed c.s. geuite veronderstelling dat feitelijke onjuistheden moeilijk recht te zetten zijn indien daar pas na het opstellen van een concept-rapportage op kan worden gereageerd. Daarin kan dus evenmin aanleiding worden gevonden om de deskundige uitdrukkelijk te verzoeken de betrokken arts te horen voorafgaand aan het opstellen van het concept-rapport. 

4.5. Centrarned c.s. hebben er nog op gewezen dat zij ingevolge artikel 198 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzoeken aan de deskundige mogen doen, zodat het hen vrijstaat de deskundige te vragen de betrokken arts te horen. De rechtbank overweegt dat artikel 198, tweede lid, Rv bepaalt dat de deskundige de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Daaraan wordt uitvoering gegeven op de in 5.3. van de Leidraad omschreven wijze: na de opstelling van het concept-rapport mogen partijen daarop reageren en in dat kader opmerkingen maken en verzoeken doen. Artikel 198 1id 2 Rv geeft partijen dus niet het recht vooraf verzoeken te doen die van invloed zijn op de manier waarop de deskundige zijn onderzoek inricht. Dit is aan de beoordeling van de deskundige overgelaten. Daarmee is meteen gegeven dat ook een formulering in de zin van "het is de wens van Centramed c.s. dat u als deskundige naast X ook de betrokken arts voor het opstellen van het concept-deskundigenbericht hoort met als doel het verstrekken van feitelijke informatie over de medische behandeling", zoals namens Centramed c.s. ter zitting bepleit, niet aan de orde kan zijn. 

4.6. Ter zitting is namens X aangegeven dat ermee kan worden ingestemd dat in de vraagstelling wordt opgenomen: "het staat u vrij de betrokken arts P te horen indien u dat noodzakelijk acht voor de beantwoording van de aan u gestelde vragen". Deze formulering is in lijn met het beginsel dat het ter beoordeling van de deskundige is op welke wijze hij het onderzoek inricht en doet daarnaast recht aan de wens van Centramed c.s. dat de deskundige uitdrukkelijk wordt gewezen op de mogelijkheid de betrokken arts te horen. De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen en bepalen dat de hiervoor geciteerde vraag aan de deskundige zal worden gesteld. 

4.7. De rechtbank zal de kosten van dit deelgeschil begroten op € 3.228,78. Zij is daarbij, zoals verzocht, uitgegaan van 9 uur en 55 minuten tegen een uurtarief van € 250,- vermeerderd met 5% kantoorkosten en 21% BTW en een bedrag van € 79,- aan griffierecht. De rechtbank acht het redelijk dat de kosten zijn gemaakt en acht de hoogte van de kosten redelijk. Mr. Klungers heeft zijn kosten deugdelijk gespecificeerd en anders dan Centramed c.s. acht de rechtbank het gehanteerde uurtarief niet onredelijk. Nu aansprakelijkheid van het ziekenhuis nog niet vaststaat, ziet de rechtbank geen grond voor een veroordeling tot betaling van deze kosten, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.

Met dank aan mr. E.F. Klungers, Boddaert Advocaten, voor het insturen van deze uitspraak. ECLI:NL:RBNHO:2017:2391

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-noord-holland-230317