Hof 's-Hertogenbosch 121217 rugklachten als gevolg van werkzaamheden; benoeming en vraagstelling orthopedisch chirurg
- Meer over dit onderwerp:
Hof 's-Hertogenbosch 121217 rugklachten als gevolg van werkzaamheden; benoeming en vraagstelling arbeidsdeskundige, orthopedisch chirurg en verzekeringsarts
6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van akten om:
* [appellant] in de gelegenheid te stellen te preciseren op welke cao-bepalingen hij doelt met zijn stelling dat in artikel 4 van de cao metaal en techniek verplichtingen zijn opgenomen voor de werkgever tot het treffen van preventieve maatregelen (3.29);
* beide partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de personen van de te benoemen deskundigen en de door het hof voorgestelde vragen (3.35).
cao-verplichtingen
6.2.
[appellant] heeft in zijn akte van 29 november 2016 over dit onderwerp vermeld dat hij in zijn memorie van grieven abusievelijk heeft gesteld dat artikel 4 van de cao de werkgever verplicht tot het treffen van preventieve maatregelen om te voorkomen dat werknemers uitvallen wegens arbeidsongeschiktheid. Volgens [appellant] is op de arbeidsovereenkomst altijd de cao voor de metaal- en elektrotechnische industrie (ook genoemd de cao grootmetaal) van toepassing geweest, maar kent de cao niet een dergelijke bepaling. Wél wordt in de considerans van de cao vermeld dat het verzuim wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid een blijvend punt van zorg is en dat partijen daartoe aanbevelen een preventief beleid binnen de onderneming te ontwikkelen.
6.3.
Het hof leidt uit een en ander af dat [de vennootschap] geen concrete cao-voorschriften met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van [appellant] heeft geschonden.
de door het hof voorgestelde vragen en de onderzoeksgegevens
6.4.
Het hof constateert dat partijen op de voorgestelde vragen geen kritiek hebben geuit. Het hof zal de in het tussenarrest voorgestelde vragen stellen aan de deskundigen en deze vragen voor de duidelijkheid nog eens hierna vermelden.
6.5.
[de vennootschap] heeft het hof verzocht om duidelijk aan te geven in welk stadium de deskundigen de vragen dienen te beantwoorden. [de vennootschap] heeft gevraagd om daarin een duidelijk onderscheid te maken. [appellant] heeft zich daarbij aangesloten.
6.6.
Het hof zal niet voldoen aan dit verzoek. Het hof is van oordeel dat de vragen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden, de zorgplicht en het verband tussen de gezondheidsschade en de zorgplicht nauw met elkaar samenhangen en het hof wenst de deskundigen niet onnodig te beperken in de beantwoording van de aan hen te stellen vragen. Het hof heeft duidelijk in 3.36 van het tussenarrest uiteengezet op welke wijze de deskundigen dienen te rapporteren. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met het onderscheid in het ‘eigen’ oordeel van de betreffende deskundige en het oordeel naar aanleiding van nadere informatie van de andere deskundigen. Een verdere beperking acht het hof niet nodig en ook niet passend.
6.7.
[de vennootschap] heeft verzocht dat het hof in de vraagstelling zal opnemen dat enkel onderzoek naar rugklachten moet worden gedaan en dus niet naar psychische klachten of andere klachten dan rugklachten.
6.8.
Het hof zal in zoverre tegemoet komen aan dit verzoek, dat het hof zal vermelden dat de vragen uitdrukkelijk betrekking hebben op rugklachten. [appellant] verwijt [de vennootschap] in dit geding immers dat zijn rugklachten zijn veroorzaakt door de bij [de vennootschap] uitgevoerde werkzaamheden. Dat betekent echter niet dat de deskundigen in hun onderzoek geen andere klachten mogen of moeten betrekken. Het hof laat dat aan de deskundigheid van de deskundigen over (zie hierna 6.14).
6.9.
[appellant] heeft erop gewezen dat in de processtukken slechts gedeelten uit zijn medisch dossier zijn opgenomen. Het hof laat het aan de deskundigen over welke nadere informatie zij nodig hebben om de vragen te kunnen beantwoorden. Het hof volgt [de vennootschap] dus niet in haar standpunt dat de deskundigen zich dienen te beperken tot de medische informatie uit het procesdossier. Anders dan [de vennootschap] heeft aangevoerd, kon van [appellant] niet verlangd worden dat hij alle medische gegevens in het geding bracht. Het gaat immers om zeer vertrouwelijke informatie. Het hof wijst er in dit verband voorts op dat gegevens die door de ene partij aan de deskundigen worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij, maar dat dit niet onverkort geldt voor medische gegevens die aan de deskundigen worden verstrekt. [appellant] kan eventueel gebruik maken van het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2, aanhef en onder b, BW. [appellant] is, met het oog op de eventuele uitoefening van zijn blokkeringsrecht, in beginsel niet verplicht de door hem aan de deskundigen verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan [de vennootschap] in afschrift of ter inzage te verstrekken. Indien [appellant] van zijn blokkeringsrecht geen gebruik maakt en het deskundigenbericht ter beschikking van de [de vennootschap] wordt gesteld, dan is [appellant] , indien [de vennootschap] het verlangt of op bevel van de rechter, alsnog verplicht alle door hem aan de deskundige verschafte medische gegevens aan [de vennootschap] in afschrift of ter inzage te verstrekken. Weigert hij dit te doen, zonder dat hij daartoe gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 Rv heeft aangevoerd welke door het hof gegrond zijn geoordeeld, dan zal het hof uit die weigering de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht.
de te benoemen deskundigen
6.10.
[de vennootschap] heeft geen deskundigen voorgedragen. Zij heeft reeds op voorhand bezwaar gemaakt tegen de door [appellant] voor te stellen deskundigen, dus nog voordat [appellant] zich hierover had uitgelaten. [appellant] heeft voorgesteld om de volgende personen als deskundigen te benoemen:
als orthopedisch chirurg: drs. [orthopedisch chirurg 1] of dr. [orthopedisch chirurg 2] ;
als arbeidsdeskundige: bureau Radar of [arbeidsdeskundig bureau] ;
als verzekeringsarts: drs. [verzekeringarts] .
6.11.
Het hof passeert het bezwaar van [de vennootschap] tegen de door [appellant] voorgestelde deskundigen, nu dat zonder nadere motivering naar voren is gebracht. Het hof zal echter niet alle door [appellant] voorgestelde personen benoemen, omdat niet alle genoemde personen bereid waren om het onderzoek uit te voeren en omdat het hof niet van alle genoemde personen aanwijzing heeft dat zij ervaring hebben met het rapporteren in procedures als de onderhavige.
6.12.
Het hof heeft de volgende personen bereid gevonden om als deskundigen te worden benoemd:
als orthopedisch chirurg: prof. dr. [orthopedisch chirurg 3]
Neuro-Orthopaedisch Centrum
[adres] , geb. [geb.nr.]
[postcode] [kantoorplaats]
als arbeidsdeskundige: mw. [arbeidsdeskundige] ,
[arbeidsdeskundig bureau]
[adres]
[postcode]
als verzekeringsarts: mr. [verzekeringsarts]
Medisch adviesbureau [medisch adviesbureau]
[adres]
[kantoorplaats]
het onderzoek en de wijze van rapporteren
6.13.
Zoals in het tussenarrest al is aangekondigd, zal het hof deskundigen benoemen om onderzoek te doen naar de vraag
a. a) of [appellant] werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk zijn voor zijn gezondheid,
b) of en welke maatregelen [de vennootschap] heeft getroffen om aan haar zorgplicht te voldoen, en
c) of en in welke mate er verband is tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden.
6.14.
De arbeidsdeskundige zal onderzoek dienen te verrichten naar a en b, en een orthopedisch chirurg en een verzekeringsarts naar c.
Het hof zal de deskundigen gelijktijdig benoemen.
Alle vragen hebben betrekking op rugklachten en dienen dus te worden beantwoord voor zover het rugklachten betreft. Wanneer de deskundigen andere klachten van belang achten voor beantwoording van de vragen, dan dienen zij daarvan uitdrukkelijk melding te maken en aan te geven (voor zover mogelijk) of en in welke mate die klachten een rol spelen of van invloed zijn op de beantwoording van de vragen.
6.15.
De deskundigen dienen het onderzoek als volgt uit te voeren:
a. a) eerst zal de arbeidsdeskundige onderzoek moeten verrichten en de antwoorden op de vragen moeten vastleggen in een conceptrapport, dat zij - nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen om vragen te stellen en opmerkingen te maken, welke vragen en opmerkingen in het rapport behandeld dienen te worden - aan de griffier van het hof zendt;
b) vervolgens zal het hof dit rapport van de arbeidsdeskundige aan de orthopedisch chirurg verstrekken die antwoord zal moeten geven op de aan hem gestelde vragen; tevens dient de orthopedisch chirurg in een apart hoofdstuk in te gaan op de bevindingen van de arbeidsdeskundige; ook hier geldt dat de orthopedisch chirurg zijn rapport - nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen om vragen te stellen en opmerkingen te maken, welke vragen en opmerkingen in het rapport behandeld dienen te worden - aan de griffier van het hof zendt;
c) daarna zal het hof beide rapporten, bedoeld onder a) en b) aan de verzekeringsgeneeskundige verstrekken die antwoord dient te geven op de hem gestelde vragen waarbij hij de bevindingen van de arbeidsdeskundige en de orthopedisch chirurg dient te betrekken; ook hier geldt dat de verzekeringsgeneeskundige zijn rapport - nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen om vragen te stellen en opmerkingen te maken, welke vragen en opmerkingen in het rapport behandeld dienen te worden - aan de griffier van het hof zendt;
d) tot slot zal het hof de beide rapporten van de orthopedisch chirurg en de verzekeringsgeneeskundige aan de arbeidsdeskundige sturen die in een apart hoofdstuk een aanvulling dient te geven op haar reeds uitgebrachte rapport naar aanleiding van de bevindingen van de orthopedisch chirurg en de verzekeringsgeneeskundige. De arbeidsdeskundige zendt de aanvulling op haar rapport aan de griffier van het hof nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen om vragen te stellen en opmerkingen te maken, welke vragen en opmerkingen in het rapport behandeld dienen te worden.
vragen aan de deskundigen
6.16.
Het hof wijst nog eens uitdrukkelijk op hetgeen hiervoor in 6.8 en 6.14 is overwogen.
6.17.
De arbeidsdeskundige dient de volgende vragen te beantwoorden:
i. i) Waren de werkzaamheden die [appellant] bij [de vennootschap] moest verrichten in het algemeen belastend voor de rug?
ii) Zo ja, op welke aspecten en in welke mate?
iii) Heeft [de vennootschap] maatregelen getroffen om te voorkomen dat de werkzaamheden in het algemeen belastend waren voor de rug?
iv) Zo ja, waren die maatregelen in het algemeen afdoende?
v) Zo nee, had [de vennootschap] redelijkerwijs (dat wil zeggen naar de toenmalige stand van techniek en wetenschap) maatregelen kunnen nemen?
vi) Welke maatregelen had [de vennootschap] dan kunnen nemen en had dat (en in hoeverre) rugklachten in het algemeen kunnen voorkomen?
vii) Acht u de in 3.11 sub b weergegeven stelling van [appellant] van belang voor de beoordeling van het onderhavige geschil en zo ja, van hoeveel gewicht is het antwoord op die vraag ten opzichte van het totale onderzoek?
viii) Kunt u vaststellen of, en zo ja in hoeverre, uitval bestaat in de uitoefening van de werkzaamheden, uitgaande van de door de verzekeringsgeneeskundige vastgestelde beperkingen?
ix) Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
U dient bij de beantwoording van de vragen uit te gaan van hetgeen in rov. 3.13, 3.19 en 3.28 van het tussenarrest is overwogen en beslist.
6.18.
De orthopedisch chirurg dient de volgende vragen te beantwoorden:
1. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard, ernst en het verloop van de rugklachten van [appellant] (hierna: betrokkene):
- in 1996 (indiensttreding bij [de vennootschap] );
- in 2001 en 2002 (gestelde opgetreden hernia);
- in/op 2007, 2009 en (1 november) 2010 (telkens uitval met rugklachten);
- per heden?
Worden door de betrokkene nog andere klachten en beperkingen op uw vakgebied gemeld per voormelde data? Welke behandelingen zijn toegepast en wat is het resultaat van die behandelingen?
2. Wilt u op basis van het medisch dossier van betrokkene een beschrijving geven van de medische voorgeschiedenis van de betrokkene op uw vakgebied?
3. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
4. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de betrokkene zelf, de feiten zoals die uit het medisch onderzoek naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
5. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de betrokkene op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusie u daaruit trekt?
6. Wat is de diagnose op uw vakgebied per 1996, 2001, 2002, 2007, 2009, 2010 en heden? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven? Voor zover er door u verschillen zijn aangeven in de diagnose op de verschillende momenten, kunt u aangeven waar die verschillen door worden/zijn veroorzaakt? Is er verband tussen deze diagnoses en, zo ja, welke?
7. Wilt u per 1996, 2001 en 2002, 2007, 2009, 2010 en heden aangeven welke beperkingen bij de betrokkene op uw vakgebied naar uw oordeel bestaan in relatie tot de werkzaamheden die hij bij [de vennootschap] verrichtte, zoals deze zijn beschreven door de arbeidsdeskundige?
8. Bestaan er naar uw oordeel bij de betrokkene op uw vakgebied beperkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan als de betrokkene deze werkzaamheden niet bij [de vennootschap] zou hebben verricht?
9. Zo ja, kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de beperkingen dan zouden zijn ontstaan?
10. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering dan wel verslechtering? Zo ja welke? Op welke termijn? In welke mate?
11. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen?
12. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
13. Acht u expertise op een ander vakgebied wenselijk, en zo ja, op welk vakgebied?
6.19.
De verzekeringsgeneeskundige dient de volgende vragen te beantwoorden:
Wilt u aan de hand van het rapport van de orthopedisch chirurg de functionele beperkingen van [appellant] in verband met de rugklachten omschrijven en de belastbaarheid neerleggen in een belastbaarheidsprofiel, een en ander ten behoeve van het arbeidsdeskundig onderzoek?
Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn? ECLI:NL:GHSHE:2017:5505