Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 290715 CRPS pols na vertraging in behandeling breuk en niet plaatsen schroef; vraagstelling orthopedisch chirurg

Rb Gelderland 290715 CRPS pols na vertraging in behandeling breuk en niet plaatsen schroef; vraagstelling orthopedisch chirurg

2 De feiten

2.1.
[eiser] is op 10 augustus 2009 tijdens het voetballen ten val gekomen en is daarbij op zijn pols beland. [eiser] heeft zich later die dag met pijnklachten aan zijn pols gemeld bij de spoedeisende hulp (hierna: SEH) van het ziekenhuis. De SEH-arts heeft [eiser] onderzocht en naar aanleiding daarvan röntgenfoto’s laten maken van [eiser] ’s linkerpols. Op basis van deze foto’s heeft de chirurg geconcludeerd dat er geen fracturen te zien zijn. De pols is toen gefixeerd met een gipsspalk en er is een controleafspraak gemaakt voor 21 augustus 2009. In het verpleegkundig dossier van die datum staat:
Conclusie: Vanwege pijn gipsspalk in neutrale stand li
Co over een week op gips/verbandpoli 
radiologiebespreking afwijkende anatomie, sclerose scaphoid,

beeldvorming herhalen!!!
vervolgbeleid: controle op poli

2.2.
In een rapport van radioloog Rijnders, met als bezoekdatum 21 augustus 2009 staat:
Klinische gegevens: 1 week na trouw linkerpols. Twijfel of scafoïdfractuur oud is.
Verslag: Er werd een 3-fasen skeletscintigrafie verricht (…)
Conclusie: Beeld suspect voor recente scafoïdfractuur links. Indien dit wel een oude fractuur betreft dan is er sprake van mal union of speudosartrose.
De behandeling met gips is voortgezet.

2.3.
Op 30 september 2009 is een controlefoto gemaakt van de linkerpols. Aan de hand van deze nieuwe foto is geconstateerd dat er sprake ‘lijkt te zijn’ van consolidatie. Op 28 oktober 2009 is opnieuw een controlefoto gemaakt, op grond waarvan tevens is geconstateerd dat het geheel ‘lijkt te zijn geconsolideerd’. [eiser] heeft bij deze laatste controle aangegeven nog veel pijn te hebben aan zijn linkerpols. Om die reden is hij doorverwezen naar de orthopedisch chirurg.

2.4.
Op 4 november is [eiser] ter consultatie bij de orthopedisch chirurg geweest waarbij is besloten om een MRI-scan te laten verrichten, wat op 10 november 2009 is gebeurd. Op 30 november 2009 is dit onderzoek opnieuw uitgevoerd. In de brief van 10 december 2009 van de orthopedisch chirurg aan de huisarts van [eiser] staat:
In navolging van eerdere correspondentie kan ik u melden dat patiënt ondanks 10 weken gipsbehandeling pijnklachten blijft houden bij het scaphoïd. Hiervoor is een MRI-scan verricht, wat een fractuur van de proximale pool laat zien. Deze was niet goed zichtbaar op de conventionele foto’s. Hiervoor is hij op de lijst gezet voor een scaphoïd non-union repair met bekkenkam. Tot aan OK zal hij een afneembaar gips dragen, tevens heb ik het advies gegeven om te stoppen met roken in verband met pseudo-arthrosis.

2.5.
Op 16 februari 2010 heeft [eiser] in het ziekenhuis de Matti Russe-operatie aan zijn linkerpols ondergaan. Uit het operatieverslag blijkt dat is besloten om geen schroef te plaatsen, hoewel dat voorafgaand aan de operatie wel was besproken met [eiser] . Na de operatie is opnieuw een gipsspalk aangelegd voor de duur van 8 weken. In verband met onvoldoende consolidatie na afloop daarvan is de gipsperiode met 4 weken verlengd. Na deze operatie bleef [eiser] pijnklachten houden.

2.6.
Op 17 september 2010 is door het ziekenhuis geconstateerd dat de fractuur van [eiser] grotendeels is geconsolideerd en dat er sprake is van Südeckse atrofie.

2.7.
In 2011 is [eiser] in verband met aanhoudende pijnklachten door zijn huisarts doorverwezen naar de Sint Maartenskliniek voor een second opinion. Op 11 november 2011 is in de Sint Maartenskliniek een arthroscopie van de linkerpols uitgevoerd. Op 16 januari 2012 is [eiser] in verband met controle na artroscopie van de linkerpols gezien op de polikliniek orthopedie in de Sint Maartenskliniek. Op 23 januari 2013 verklaart de orthopedisch chirurg aldaar, naar aanleiding van dit controleonderzoek, dat er geen verdere orthopedische behandelingsmogelijkheden zijn voor de polsklachten van [eiser] en verwijst [eiser] door naar de revalidatiearts voor verdere beoordeling en behandeling.

2.8.
Op 20 februari 2013 verklaart de pijnspecialist van het ziekenhuis aan de huisarts van [eiser] per brief:
Bespreking: het beeld past klinisch grotendeels, maar niet geheel, bij een CRPS type I. Met name lijkt er geen sprake te zijn van een neuropathische component van de pijn. De overige klachten kunnen er wel goed bij passen. Daarnaast is er op de MRI mogelijk sprake van een niet geheel geconsolideerde fractuur. In dit licht zouden de pijnklachten dus ook nog steeds functioneel kunnen zijn.
Conclusie: er is sprake van een vertraagd herstel na fractuur dan wel een beeld dat in de richting gaat van een CRPS type I
.”

3 Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van het ziekenhuis tot betaling van de door [eiser] geleden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat.

3.2.
Het ziekenhuis voert verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.
Aan zijn vordering legt [eiser] , zo blijkt met name uit zijn toelichting en die van zijn advocaat ter zitting, het volgende ten grondslag. Op 10 augustus 2009 is hij op de eerste hulp gezien. Ten onrechte is toen niet vastgesteld dat sprake was van een breuk. Ten onrechte is zijn linkerpols vervolgens in het gips gezet, hetgeen 10 weken heeft geduurd. Volgens [eiser] had de diagnose proximale fractuur veel eerder dan op 30 november 2009 gesteld moeten en kunnen worden. Zou dat zijn gebeurd, dan zou hij veel eerder aan de breuk zijn geopereerd en zou een operatie succesvoller zijn geweest omdat het getransplanteerde bot beter zou hebben kunnen hechten. Een ander verwijt dat [eiser] het ziekenhuis maakt is dat het getransplanteerde bot niet met schroeven is vastgezet, zoals het aanvankelijke plan ook was. Zou dat wel zijn gedaan dan zou zijn pols er nu beter aan toe zijn.

4.2.
Het ziekenhuis heeft de vordering bestreden. Zij voert aan dat in eerste instantie is ingezet op een conservatief beleid: gipsen van de pols om te bekijken of de eventuele breuk vanzelf weer heelt. Toen bleek dat dat niet het geval was, is een MRI gemaakt, gevolgd door nog een MRI waarop is gezien dat sprake was van een fractuur. Vervolgens is [eiser] geopereerd en is afgezien van het gebruiken van schroeven omdat naar de inschatting van de behandelend arts, het getransplanteerde bot voldoende hechting en steun vond in het gewricht. Het ziekenhuis bestrijdt dat hiermee anders is gehandeld dan een redelijk handelend en vakbekwaam orthopedisch chirurg onder soortgelijke omstandigheden zou hebben gedaan. Het ziekenhuis wijst er verder op dat de huidige klachten zeer waarschijnlijk verband houden met een complex regionaal pijnsyndroom dat ook het gevolg kan zijn van de val op 10 augustus 2009.

4.3.
De rechtbank heeft, alvorens zij verder kan beslissen over de gegrondheid van de verwijten die [eiser] het ziekenhuis maakt, behoefte aan voorlichting door een deskundige. De rechtbank is voornemens de volgende vragen te stellen:
1. Hoe beoordeelt u de behandeling in het ziekenhuis van de linkerpols van [eiser] , in het bijzonder:
- de keuze voor het conservatieve beleid;
- de keuze voor en de duur van het gipsen;
- het moment van de operatie;
- de keuze voor het niet toepassen van schroeven.
Is er anders gehandeld dan een redelijk handelend en vakbekwaam orthopedisch chirurg onder vergelijkbare omstandigheden zou doen? Zo ja, in welke zin en hoe zou er in uw optiek gehandeld hebben moeten worden?
2. Indien er anders zou zijn gehandeld op de wijze zoals door u beschreven, zou dat er dan toe hebben geleid dat de toestand van [eiser] , in het bijzonder zijn pijnklachten, anders en beter zou zijn geweest? Zo ja, hoe groot schat u die kans?
3. Heeft u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van de kwestie van belang kunnen zijn?

4.4.
In de rede ligt dat een orthopedisch chirurg tot deskundige wordt benoemd. Partijen krijgen de gelegenheid zich over de vraagstelling, de persoon en zo nodig over de discipline van de deskundige, bij voorkeur eensluidend, uit te laten. Ook daartoe zal de zaak naar de rol worden verwezen. Het voorschot op de kosten van de deskundige komt op grond van artikel 195 Rv voor rekening van [eiser] .

4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. ECLI:NL:RBGEL:2015:6060