Rb Oost-NL 300113 trapleuning raakt los; gebrekkige bout?; vraagstelling ingenieur tzv deskundigenbericht
- Meer over dit onderwerp:
Rb Oost-NL 300113 trapleuning raakt los; gebrekkige bout?; vraagstelling ingenieur tzv deskundigenbericht
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij tussenvonnis van 6 juni 2012 is [eiser] in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de stelling van de [stichting] dat het totale gewicht van [eiser] met emmer op een gewicht van 115 kg moet worden gesteld. Voorts dienden beide partijen zich uit te laten over de hoedanigheid van de te benoemen deskundige, de namen van personen die voor benoeming als deskundige in aanmerking komen en de vragen die zij aan de deskundige voorgelegd wensen te zien.
2.2. Uit de verklaringen afgelegd ter comparitie ([eiser] en [naam 1]) en bij gelegenheid van de getuigenverhoren ([eiser], [naam 2] en [naam 3]) kan worden afgeleid dat [eiser] een emmer heeft gebruikt met een inhoud van 30 liter. [naam 1] heeft verklaard een emmer te hebben gezien die tot 10 cm onder de rand was gevuld. [naam 2] heeft verklaard dat [eiser] zo’n 22 kg egaline heeft aangemaakt. [eiser] zelf heeft ter zitting verklaard 15 tot 20 kg te hebben aangemaakt. In de (als productie 2 bij dagvaarding) overgelegde verklaring van [eiser] verklaart hij dat hij 22,5 kg egaline nodig had. Dit moest worden aangemaakt met water. Op basis van de overgelegde productinformatie 990 Europlan direct gaat de rechtbank uit van 5 liter water. Voor de met water aangemaakte egaline gaat de rechtbank uit van een totaal gewicht van 27,5 kg. Omdat Egaline een cementpoeder is met naar mag worden aangenomen een soortelijke massa (kg/dm3) van meer dan 1, kan dit kloppen met de verklaring van [eiser] dat de emmer ongeveer voor driekwart was gevuld. Voor het gewicht van [eiser] op 15 augustus 2006 wordt uitgegaan van 85 kg bij een lengte van 1.92 m. Het totale gewicht van [eiser] met emmer komt daarmee op 112,5 kg.
2.3. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de persoon van de deskundige, te weten de heer ir. A.J.H. de Boer MSc (hierna: De Boer), als raadgevend ingenieur bouwconstructies verbonden aan Bartels, Ingenieurs voor Bouw & Infra te Elst. De voorgestelde deskundige, die desgevraagd niet in enige relatie tot partijen staat, heeft aan de rechtbank medegedeeld bereid en in staat te zijn om het onderzoek uit te voeren. Daarmee zijn de vragen 1a en 1b van [eiser] die betrekking hebben op de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de deskundige, beantwoord. De Boer zal als deskundige worden benoemd.
2.4. Bij tussenvonnis van 6 juni 2012 (rov. 2.10) heeft de rechtbank reeds beslist dat het integrale voorschot op het honorarium van de deskundige ten laste van de [stichting] wordt gebracht.
2.5. Wat de vraagsteling aan de deskundige betreft, dient de hoofdvraag, of het losraken van de leuning een gevolg is geweest van een gebrekkige bout, leidend te zijn bij de formulering van de subvragen. Voor de beantwoording van de vragen is “the state of the art” ten tijde van het ongeval (15 augustus 2006) bepalend. Mede gelet op het technische gehalte van het onderzoek dient de beantwoording te zijn voorzien van een uitleg van de gebruikte begrippen en zo nodig van een nadere toelichting. Daarbij komt dat sprake is van twee mogelijke scenario’s die beide onderzocht dienen te worden.
1. [eiser] heeft de trapleuning vastgepakt ter ondersteuning van zijn gang naar boven (scenario 1).
2. [eiser] heeft de trapleuning gegrepen in een poging om zijn verloren gegane evenwicht te herstellen (scenario 2).
2.6. Ondanks het feit dat geen sprake is van nieuwbouw, heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 26 januari 2011 (rov. 9.14) beslist dat volgens de Normering Besluit Nieuwbouw geldend ten tijde van het ongeval (15 augustus 2006) een leuningdrager een kracht van 100 kilogram in verticale en horizontale richting moet kunnen weerstaan. Aan de deskundige zal worden gevraagd of dit een juist uitgangspunt is, en zo nee, welke normering wel zou moeten worden gehanteerd.
2.7. Het door de deskundige uit te voeren onderzoek valt in twee delen uiteen. De deskundige zal aan de hand van onderzoek ter plaatse in aanwezigheid van partijen de (technische) gegevens moeten verzamelen die hem in staat stellen om het tweede deel, de berekeningen van de uitgeoefende krachten, uit te voeren. Hierbij kan men denken aan een juist beeld van onder meer de constructie van de leuning, inclusief de details, de wijze van bevestigen, de achter-constructie waarin de bout was bevestigd, de vorm van de verbinding, de mogelijke hefboomwerking die zich heeft voorgedaan, de hellingshoek en de lengte van de trap, alsmede de afstand tussen de bevestigingen. Omdat het in het eerste deel gaat om het vaststellen van de feiten die de uitgangspunten van het onderzoek gaan bepalen, zal dit deel van het onderzoek in aanwezigheid van de rechter worden uitgevoerd.
Het tweede deel van het onderzoek zal door de deskundige zelfstandig worden uitgevoerd.
2.8. Voor het geval dat tijdens het onderzoek door de deskundige blijkt dat de feitelijke toestand van de trapleuning (waarmee bedoeld wordt de lengte daarvan en (de plaats van) de bevestigingspunten van de trapleuning aan de muur) is gewijzigd, kan die situatie niet het uitgangspunt zijn voor de berekeningen. De deskundige zal in dat geval de op 15 augustus 2006 bestaande situatie van de ongevalplek dienen te reconstrueren aan de hand van de door [eiser] overgelegde foto’s en de usb-stick. Bij gelegenheid van het onderzoek ter plaatse zal aandacht worden besteed aan de op voorhand door de deskundige aan de rechtbank voorgelegde vraag of een M8 bout, zoals deze destijds is gebruikt, ter beschikking kan worden gesteld, zodat de deskundige de staalkwaliteit van de bout kan onderzoeken.
2.9. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.10. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat zijn de (technische) specificaties van een M8 bout?
2. Aan welke specificaties diende een bout voor de bevestiging van een trapleuning uitgaande van de destijds geldende normen te voldoen? Is de M8 bout in technische zin geschikt voor de bevestiging van een trapleuning?
3. Welke kracht in verticale en horizontale richting moet een leuningdrager als de onderhavige gelet op de functie van het gebouw kunnen weerstaan naar de normen geldend ten tijde van het ongeval (15 augustus 2006)? (zie rechtsoverweging 2.6)
4. Welke kracht is door Wesseling uitgeoefend op de trapleuning in scenario 1?
5. Welke kracht is door Wesseling uitgeoefend op de trapleuning in scenario 2?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2. benoemt tot deskundige:
Ir. A.E.H. de Boer Msc
raadgevend ingenieur
Bartels, ingenieurs voor Bouw & Infra
[adres]
[postbus]
[plaats]
[telefoon]
[e-mailadres]
het voorschot
3.3. stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 9.200,--,
3.4. bepaalt dat [stichting] het voorschot dient over te maken op rekeningnummer [nummer] ten name van MvJ Arr. Zutphen onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport" en het zaak- en rolnummer (C/06/109293 / HA ZA 09-1591), en wel binnen twee weken na deze beslissing,
3.5. draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6. bepaalt dat [stichting] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7. bepaalt dat [eiser] voorafgaande aan het onderzoek ter plaatse de door [eiser] overgelegde foto’s van de ongevalsplek en de ter griffie gedeponeerde usb-stick aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.8. wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.9. bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
3.10. bepaalt dat de deskundige het eerste deel van het onderzoek onder leiding van mr. J.A.M. Strens-Meulemeester, rechter, zal instellen op de door de rechtbank in overleg met de deskundige en met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.11. verwijst de zaak naar de rol van 13 februari 2013 om partijen in de gelegenheid te stellen de verhinderdata over de periode van februari tot en met april 2013 over te leggen, voor welk overleggen geen uitstel zal worden verleend, derhalve ambtshalve peremptoir,
3.12. gelast de griffier om aan de deskundige te verzoeken zijn verhinderdata over de periode van februari tot en met april 2013 op te geven,
3.13. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. ECLI:NL:RBONE:2013:BZ9470