Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 061223 onderdeel uitlaat valt op hoofd, rb benoemt neuro- en neuropsycholoog en, voorwaardelijk, psychiater ter bepaling letsel

RBMNE 061223 onderdeel uitlaat valt op hoofd, rb benoemt neuro- en neuropsycholoog en, voorwaardelijk, psychiater ter bepaling letsel
- vraagstelling NPO cf richtlijnen NvN, met aanpassing; breder dan alleen de gevolgen van hersenbeschadiging

 

2.
Waar gaat het over?

2.1.
Op 3 december 2015 heeft [ X ]  tijdens zijn werk als monteur in dienst van (de rechtsvoorgangster van) Autohuis de Poort een onderdeel van een uitlaat op zijn hoofd gekregen. Bij onderzoek op de spoedeisende hulp wordt op het hoofd een bloeduitstorting ("rechts parietaal") gezien. Andere afwijkingen, stoornissen of letsels (of aanwijzingen daarvoor) zijn toen niet geconstateerd. Evenmin werden bij een CT-scan posttraumatische afwijkingen gevonden. [ X ]  heeft daarna echter diverse hoofd-, nek- en schouderpijnklachten, waarvoor hij in de periode van 7 december 2015 tot en met 7 juli 2022 meerdere keren de huisarts heeft geraadpleegd, tweemaal voor korte duur onder behandeling is geweest bij een fysiotherapeut, op 22 juni 2017 is onderzocht door een neuroloog van het Meander Medisch Centrum te Amersfoort - bij welk onderzoek geen afwijkingen werden gevonden -, en op 7 en 14 december 2017 is gezien door een neurochirurg van het UMCU die een CT-scan laat maken en aangeeft dat er een vochthoudende zwelling ter hoogte van de traumaplek is, waarbij de neurochirurg het meest waarschijnlijk acht dat sprake is van een fluctuerende zwelling op basis van een licht transgaleale liquorlekkage. Op het voorstel van de neurochirurg om de eventuele lekkage op operatieve wijze op te heffen laat [ X ]  weten dat hij met een operatie wil wachten. Op 2 oktober 2019 start [ X ]  een behandeltraject bij Mentis. Volgens Curalis - die de werkzaamheden van Mentis in 2020 heeft overgenomen - is sprake van PTSS en angststoornis.
Medio november 2019 wordt [ X ]  door de UWV-verzekeringsarts voor 100% arbeidsongeschikt in de zin van de WIA aangemerkt. [ X ]  gaat na zijn tweede ziektejaar in december 2019 uit dienst.

2.2.
Bovemij heeft op 3 oktober 2018 aansprakelijkheid van haar verzekerde Autohuis de Poort voor het ongeval erkend.

2.3.
Partijen zijn het over het causaal verband tussen de (voortdurende) klachten van [ X ]  en het ongeval van 3 december 2015 niet eens. Volgens (de medisch adviseur van) Bovemij zijn de pijnklachten aan het hoofd te wijten aan eerdere incidenten. [ X ]  betwist dit en wijst onder meer op de adviezen van zijn medisch adviseur.

Het verzoek

2.4.
[ X ]  heeft het verzoekschrift ingediend omdat hij een onderzoek wil laten uitvoeren door een neuroloog, een neuropsycholoog en een psychiater. Hij wil deze deskundigen laten onderzoeken in hoeverre zijn huidige klachten het gevolg zijn van het ongeval op 3 december 2015. Daarmee kan volgens [ X ]  duidelijkheid komen over het verband tussen zijn klachten en beperkingen en het ongeval en ook over de omvang van die klachten en beperkingen. Hij meent dan recht en belang bij zijn verzoek te hebben zodat hij in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure het bestaan van het causaal verband tussen zijn gezondheidsklachten en het ongeval voldoende aannemelijk kan maken.

Het verweer en het voorwaardelijk zelfstandig verzoek

2.5.
Kort gezegd verzetten Autohuis de Poort en Bovemij zich niet tegen het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht voor zover het een neurologisch en neuropsychologisch onderzoek betreft. Zij hebben wel bezwaar tegen een psychiatrisch deskundigenbericht. Autohuis de Poort en Bovemij verzoeken daarnaast bij voorwaardelijk zelfstandig verzoek ex artikel 843a Rv [ X ]  te verplichten aan hen en de te benoemen deskundigen afschrift te doen van de ontbrekende informatie zoals vermeld in het verweerschrift.

2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.
Het oordeel van de kantonrechter

deskundigenonderzoek

3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht (alleen) wordt afgewezen als het verzoek in strijd is met de goede procesorde, als de bevoegdheid misbruikt wordt of als de rechtbank oordeelt dat er sprake is van een ander zwaarwichtig bezwaar. Daarvan is in deze zaak geen sprake.

deskundigen

3.2.
Ter zitting is gebleken dat partijen over de persoon van de te benoemen neuroloog overeenstemming hebben bereikt. Het verzoek tot benoeming van de dr. A. Verrips, neuroloog verbonden aan het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen, als deskundige zal daarom worden toegewezen. Dr. Verrips heeft desgevraagd aangegeven bereid te zijn om als deskundige op te treden en vrij te staan ten opzichte van partijen.
Aan de deskundige zal de IWMD-vraagstelling causaal verband bij ongeval worden voorgelegd. Dit betreft de volgende vragen aan de neuroloog:

1. De situatie met ongeval

Anamnese

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijks leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid.

Medische gegevens

b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.

Medisch onderzoek

c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Consistentie

d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Diagnose

f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Beperkingen

g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergegeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Medische eindsituatie

h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

2. De situatie zonder ongeval

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval

a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval niet deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds Lilt deze klachten en afwijkingen voortvloeien?

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval

c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja, (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

3. Overig

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van de zaak?
(bijzondere toevoeging)
b. Bent u van mening dat er bij de onderzochte sprake is van klachten die nader onderzoek door een psychiater vereisen?


3.3.
Ook kunnen Autohuis de Poort en Bovemij instemmen met een neuropsychologisch onderzoek door drs. R. van Oort (WPEX te Amersfoort). De kantonrechter gaat daarom eveneens over tot benoeming van deze neuropsycholoog als deskundige. Drs. Van Oort heeft aangegeven bereid te zijn om als deskundige op te treden en vrij te staan ten opzichte van partijen.
Over de aan deze deskundige voor te leggen vragen hebben partijen geen overeenstemming bereikt. [ X ]  verzoekt de te benoemen neuropsycholoog de IWMD-vraagstelling of door hem opgestelde alternatieve vragen voor te leggen. Hij stelt zich op het standpunt dat niet kan worden volstaan met de uit de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVvN) voortvloeiende vraagstelling en verwijst daarvoor naar een recente uitspraak van deze rechtbank en een beschikking van de rechtbank Rotterdam. Autohuis de Poort en Bovemij hebben bezwaar tegen de voorgestelde alternatieve en IWMD vraagstelling. Zij verzoeken om de standaardvraagstelling van de Richtlijn voor neuropsychologische expertise aan de neuropsycholoog voor te leggen. Het verzoek om aan de deskundige de IWMD-vraagstelling of de door [ X ]  voorgestelde alternatieve vragen voor te leggen wijst de kantonrechter af. In de eerste plaats is de IWMD vraagstelling meer gericht op medisch specialisten in het algemeen en niet op neuropsychologische expertises in het bijzonder. Daartegenover zijn de in de Richtlijn voor neuropsychologische expertise van november 2016 opgenomen vragen opgesteld door de sectie Neuropsychologie van het Nederlands Instituut voor Psychologen en aanbevolen door de werkgroep Neurologie-Neuropsychologie, juist gericht op deze specialisten. Doel van de Richtlijn is om de kwaliteit van de neurologische expertises te optimaliseren, het expertise onderzoek te standaardiseren, en te bevorderen dat de conclusies ervan toetsbaar zijn. Afwijking van de standaardvraagstelling doet daaraan af. Wel volgt de kantonrechter [ X ]  in zijn verzoek om in de vragen (vraag 4) de term "hersenbeschadiging" niet op te nemen om zo een breder perspectief mogelijk te maken. Gelet hierop, en rekening houdend met de belangen van beide partijen, komt de kantonrechter daarom tot de volgende vraagstelling aan de neuropsycholoog:

1) Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentaal functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag?
2) Is het aannemelijk dat onder 1 genoemde stoornissen veroorzaakt worden door of een gevolg zijn van die bepaalde gebeurtenis of aandoening op 3 december 2015?
3) Zijn er wellicht andere factoren dan die gebeurtenis of aandoening (al dan niet ermee samenhangend), die de verklaring kunnen vormen voor de onder 1 genoemde stoornissen?
4) Indien de stoornissen kunnen worden toegeschreven aan de genoemde gebeurtenis of aandoening welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?
5) Wilt u de gebruikelijke symptoomvaliditeitstesten uitvoeren en de resultaten daarvan beargumenteerd in de rapportage verwerken?
6) Bent u van mening dat er bij de onderzochte sprake is van klachten die nader onderzoek door een psychiater vereisen?

3.4.
De stelling van Autohuis de Poort en Bovemij dat het verzoek tot benoeming van een psychiater moet worden afgewezen, omdat een relatie tussen het ongeval en de psychische klachten van [ X ]  niet valt te onderbouwen en een dergelijk verzoek prematuur is, zal worden gepasseerd. De beoordeling of nog een psychiatrisch onderzoek noodzakelijk is, zou aan de neuroloog en de neuropsycholoog kunnen worden gelaten. Op basis van het door hen uitgebrachte deskundigenbericht kunnen partijen dan besluiten om een psychiatrische expertise te laten plaatsvinden. Het enkele feit dat [ X ]  de psychische klachten pas geruime tijd na het ongeval noemt en hij nog onder behandeling van een psycholoog is, sluit niet uit dat sprake kan zijn van relevante psychische aandoeningen.
De psychiatrische expertise wordt daarom bevolen onder de voorwaarde dat de neuroloog en/of de neuropsycholoog in de rapportage benoemt dat sprake is van klachten die nader onderzoek door een psychiater vereisen. In dat geval zijn partijen het eens met benoeming van de door [ X ]  voorgestelde psychiater prof. dr. G.F. Koerselman te Weesp. Nu prof. dr. Koerselman eveneens heeft aangegeven bereid te zijn om als deskundige optreden en vrij te staan ten opzichte van partijen, zal ook het verzoek tot benoeming van hem als deskundige worden toegewezen. Partijen zijn het er over eens om aan deze deskundige de IWMD vraagstelling voor te leggen, zodat ook prof. dr. Koerselman zal worden verzocht om onderzoek te doen ter beantwoording van de vragen, zoals hiervoor onder r.o. 3.2. weergegeven. Beantwoorden de neuroloog/neuropsycholoog de betreffende vraag negatief dan ligt voor de hand dat van het onderzoek door de psychiater wordt afgezien.

stukken

3.5.
Beide partijen moeten de deskundigen voorzien van de processtukken. De kantonrechter gaat ervan uit dat partijen de deskundigen inzage geven in alle stukken die zij voor de uitvoering van hun opdracht van belang achten. Indien een partij schriftelijk met de deskundigen communiceert, verstrekt zij daarvan meteen een afschrift aan de wederpartij.

blokkeringsrecht

3.6.
De kantonrechter overweegt dat het onderzoek door de deskundigen een medisch onderzoek is waarvoor geen contractuele relatie bestaat. Daarom komt aan [ X ]  het inzage- en blokkeringsrecht toe als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat [ X ]  als eerste het conceptrapport van de deskundigen moet ontvangen en vervolgens, als hij bij dat rapport zijn blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, als eerste het definitieve rapport van de deskundigen. De deskundigen zullen daarom moeten handelen zoals hierna wordt vermeld. Voor het geval [ X ]  te zijner tijd van zijn blokkeringsrecht gebruik wenst te maken wijst de kantonrechter er nu reeds op dat de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij in de gegeven omstandigheden geraden acht.

voorschot

3.7.
Omdat Bovemij als verzekeraar van Autohuis de Poort aansprakelijkheid heeft erkend, is er aanleiding om Autohuis de Poort en Bovemij te belasten met (het voorschot van) de kosten van de deskundigenonderzoeken.

voorwaardelijk zelfstandig verzoek

3.8.
Volgens Autohuis de Poort en Bovemij ontbreekt belangrijke medische informatie van [ X ] . Het gaat om de medische informatie zoals vermeld in (de randnummers 10, 11, 62 en 63 van) het verweerschrift. Zij dienen hun verzoek tot verkrijging van deze informatie in voor het geval de kantonrechter [ X ]  niet verplicht deze ontbrekende medische informatie in het geding te brengen. Autohuis de Poort en Bovemij hebben echter geen belang meer bij hun voorwaardelijk verzoek, nu ter zitting namens [ X ]  is toegezegd dat alle in (voormelde randnummers van) het verweerschrift genoemde informatie zal worden opgevraagd en daarvan kopieën aan Autohuis de Poort en Bovemij worden verstrekt. Het belang ontvalt daarmee aan het voorwaardelijk verzoek en wordt daarom afgewezen.

proceskosten

3.9.
De door [ X ]  verzochte veroordeling van Autohuis de Poort en Bovemij in de proceskosten wordt afgewezen. Over deze kosten wordt beslist in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure.

4.
De beslissing

De kantonrechter

deskundigenonderzoek

4.1.
beveelt voorlopige deskundigenberichten voor een eventueel aanhangig te maken procedure tussen [ X ]  enerzijds en Autohuis de Poort en Bovemij anderzijds:

4.2.
benoemt daartoe de volgende deskundigen:

dr. A. Verrips, neuroloog-kinderneuroloog-neuromyoloog,
 [ Ziekenhuis ] ,
[ adres ] ,
[ postcode en woonplaats ] ,
postadres: [ postbus ] ,
[ postcode en plaats ] ,
telefoon: [ telefoonnummer ] ,
e-mail: [ e-mailadres ] ,

en beveelt dat deze deskundige onderzoek zal verrichten naar de in overweging 3.2. van deze beschikking geformuleerde vragen;

drs. R. van Oort, klinisch neuropsycholoog,
WPEX,
[ adres ] ,
[ postcode en woonplaats ]  ,
postadres: [ postbus ] ,
[ postcode en plaats ] ,
telefoon: [ telefoonnummer ] ,
e-mail: [ e-mailadres ] ,
en beveelt dat deze deskundige onderzoek zal verrichten naar de in overweging 3.3. van deze beschikking geformuleerde vragen;

en onder de voorwaarde dat de neuroloog en/of de neuropsycholoog in de rapportage meldt dat sprake is van klachten die nader onderzoek door een psychiater vereisen

prof. dr. G.F. Koerselman, psychiater;
[ adres ] ,
[ postcode en woonplaats ]  ,
postadres: [ postbus ] ,
[ postcode en plaats ] ,
telefoon: [ telefoonnummer ] ,
e-mail: [ e-mailadres ] ,

en beveelt dat deze deskundige onderzoek zal verrichten naar de in overweging 3.2. van deze beschikking geformuleerde vragen;

Met dank aan dhr. mr. S. Weyn, Schade Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBMNE-061223