RBROT 020317 Causaal verband tussen door werknemer verrichte laswerkzaamheden en longemfyseem; vraagstelling deskundige
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 020317 Causaal verband tussen door werknemer verrichte laswerkzaamheden en longemfyseem; vraagstelling deskundige
- voorschot deskundige voor wg-er gelet op ontbreken meetgegevens en onvoldoende inventarisatie risico's
uitspraak ging vooraf aan rbrot-201218-causaal-verband-tussen-laswerkzaamheden-en-longemfyseem-voorschot-25-000-00
4.6.
Gelet op het ontbreken van meetgegevens en de onvoldoende inventarisatie van risico’s in het werk –hetgeen in de risicosfeer van Koni ligt- zal het voorschot van de deskundige door Koni dienen te worden gedragen.
4.7.
Koni heeft verzocht om voorafgaand aan een eventuele expertise door een longarts eerst een apart onderzoek naar de arbeidsomstandigheden bij Koni te laten verrichten door een deskundige op het gebied van arbeidshygiëne. Verwezen wordt naar hetgeen hierboven onder 4.3. is overwogen. Het blootstellingsonderzoek dat daar wordt genoemd zal een onderdeel vormen van het door de hieronder genoemde longarts te verrichten onderzoek, waarbij een deskundige op het gebied van arbeidshygiëne wordt betrokken.
4.8.
Partijen zijn het eens over de te benoemen longarts: dr. J.M. Rooijackers, als longarts verbonden aan het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (NKAL).
De volgende vragen zullen aan de deskundige worden voorgelegd:
1. Hoe groot schat u in het algemeen de kans in dat blootstelling aan lasrook tijdens het werk longemfyseem kan veroorzaken? Indien u geen percentage kunt geven, acht u dan de kans zeer gering of eerder gering, of acht u de kans te onzeker of te onbepaald om tot een verband te komen, of acht u de kans groter dan gering? Als de kans gering wordt geacht, binnen welke bandbreedte schat u dan de kans in?
2) Hoe groot acht u de respectievelijke kans dat het longemfyseem bij [eiser] door de volgende factoren (eventueel in combinatie) kan zijn veroorzaakt:
a. -de blootstelling aan lasrook op het werk;
b. -het vroegere roken door [eiser] ;
c. -de eventuele genetische aanleg voor longklachten;
d. -de vroegere benauwdheidsklachten van [eiser] voordat hij bij Koni in dienst trad;
e. -het houden van duiven door [eiser] ;
f. -een onbekende andere oorzaak..
Wilt u per risicofactor betreffende de aard en de omvang van het risico zoveel mogelijk verwijzen naar de literatuur of richtlijnen op basis waarvan u van mening bent dat er sprake is van een risicofactor?
3) Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
(NB Er dient een adequaat lichamelijk onderzoek te worden verricht, maar slechts voor zover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Indien aanvullend hulponderzoek wordt verricht en de uitkomsten in uw conclusies worden betrokken, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
4) Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
Voorschot
4.9
De deskundige heeft aangegeven dat hij op basis van een inschatting van de te besteden tijd een voorschot zal vragen van in totaal € 9.244,40 inclusief btw (€ 7.640,- exclusief btw), een en ander conform de door hem opgestelde begroting die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. Dit voorschotbedrag komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Het – door Koni te betalen – voorschot zal dan ook overeenkomstig de begroting worden vastgesteld op dit bedrag, tenzij binnen twee weken na heden schriftelijk bezwaar tegen het voorschot ter griffie is ingekomen. In laatstgenoemd geval zal de rechtbank nader beslissen over de begroting van het voorschot. Ten overvloede wordt hierbij overwogen dat de deskundige in de eindfactuur, na afronding van het onderzoek, de daadwerkelijk bestede uren dient op te nemen en te specificeren.
4.10
Gezien het bovenstaande zal elke overige beslissing worden aangehouden. ECLI:NL:RBROT:2017:10935