Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 070121 Benoeming nieuwe deskundige; vraagstelling tzv onterechte aanduiding van verzoekster als een jongetje vlak na de geboorte

RBNHO 070121 Benoeming nieuwe deskundige; vraagstelling tzv onterechte aanduiding van verzoekster als een jongetje vlak na de geboorte

2
De beoordeling

2.1.
In de beschikking van 14 november 2019 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) heeft de rechtbank het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht toegewezen, de vraagstelling vastgesteld en verdere beslissingen aangehouden in afwachting van nader bericht van partijen over de vraag wie zij als deskundige willen laten benoemen. Bij beschikking van 19 maart 2020 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) heeft de rechtbank prof. dr. H.J.C. van Marle (hierna: Van Marle) benoemd als deskundige en zijn voorschot vastgesteld op € 4.264,14 inclusief btw. Na die beschikking heeft Van Marle aangegeven vanwege persoonlijke redenen het onderzoek niet te kunnen verrichten. De rechtbank zal gelet op het voorgaande in de beoordeling hieronder alleen ingaan op de persoon van de te nieuw benoemen deskundige en diens voorschot. Voor het overige wordt verwezen naar de eerdere beschikkingen.

2.2.
Partijen hebben voorgesteld om de heer J.L.M. Schoutrop (hierna: Schoutrop) te benoemen als deskundige. Schoutrop heeft desgevraagd schriftelijk aangegeven bereid en in staat te zijn als deskundige op te treden. De rechtbank zal Schoutrop als deskundige benoemen.

2.3.
De deskundige heeft de aan het onderzoek verbonden honorering en kosten begroot op € 4.900,50 (inclusief btw). Partijen hebben niet aangegeven bezwaar te hebben tegen de hoogte van dit voorschot. [verzoekster] heeft wel aangegeven dat zij op grond van de eerdere beschikking al een voorschot van € 4.264,14 heeft betaald. Daarmee dient volgens [verzoekster] rekening te worden gehouden bij de instructie aan het LDCR. De rechtbank zal het voorschot vaststellen op het door de deskundige begrote bedrag, met dien verstande dat [verzoekster] alleen nog het verschil tussen € 4.900,50 en € 4.264,14, zijnde € 636,36 als aanvullend voorschot hoeft te betalen aan het LDCR.

2.4.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.5.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3
De beslissing

De rechtbank

3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen (overeenkomstig de beschikking van 14 november 2019):

Kunt u een anamnese en heteroanamnese afnemen?

Wat is de diagnose op uw vakgebied?

Welke beperkingen ondervindt [verzoekster] naar uw oordeel in de huidige toestand? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Acht u de huidige toestand van [verzoekster] zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de fout (te weten de onterechte aanduiding van [verzoekster] als een jongetje vlak na de geboorte) mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?

Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen?

Wilt u, naar aanleiding van uw onderzoek, bepalen of nader specialistisch onderzoek noodzakelijk is?

Hypothetische situatie zonder fout

Dit onderdeel van de vraagstelling heeft tot doel inzicht te verschaffen in de vraag of een causaal verband aanwezig is tussen het als jongetje geduid zijn en de confrontatie daarmee op 15-jarige leeftijd en de door u in het vorige onderdeel geconstateerde klachten en afwijkingen. De vaststelling van het causaal verband vindt in het civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de huidige toestand van [verzoekster] (daaronder begrepen de prognose) en de hypothetische situatie waarin zij zich zou hebben bevonden als dit nooit had plaatsgevonden.

9. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als [verzoekster] niet als jongetje was geduid en daarmee op 15-jarige leeftijd was geconfronteerd?

10. Voor zover u de vorige vraag bevestigend beantwoordt (dus zonder fout ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?

Toelichting: meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kúnt zeggen.

Overige vragen

11. Is er naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van [verzoekster] zelf, de feiten zoals die uit de (medische) gegevens naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? Voor zover u deze vragen ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven welke inconsistenties u constateert?

11. Is er naar uw mening sprake van een eindsituatie bij [verzoekster] op uw vakgebied? Zo ja, wilt u dan aangeven waarom verdere behandeling niet mogelijk is en/of waarom verbetering van de situatie van [verzoekster] niet te verwachten valt? Zo nee, wilt u dan aangeven welke behandeling volgens u geïndiceerd is en wat van die behandeling, mits deze volgens de professionele standaard en met volledige medewerking van [verzoekster] zou worden uitgevoerd, te verwachten valt?

11. Zijn er andere door u te wijzen oorzaken van de door u gestelde diagnose(s) en beperkingen? Wilt u daarbij specifiek aandacht besteden aan de rol van de ouders van [verzoekster] in relatie tot het geconstateerde AGS en het kennelijke feit dat de ouders [verzoekster] niet op de hoogte hebben gesteld van het feit dat [verzoekster] gedurende de eerste dagen van haar leven als jongetje is geduid? Wilt u daarbij tevens aandacht besteden aan de (medische) gevolgen die het bestaan van het AGS voor [verzoekster] hebben gehad en nog steeds zullen hebben?

3.2.
benoemt tot deskundige: ECLI:NL:RBNHO:2021:389