Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 220920-2 toewijzing verzoek tot benoeming verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, vraagstelling

GHARL 220920-2 toewijzing verzoek tot benoeming verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, vraagstelling

2.
De beoordeling

2.1
Deze (zeer) langlopende zaak gaat in de kern enkel nog om het verzoek van [ verzoekster ] aan het hof om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Op 14 november 2011 is [ verzoekster ] op de fiets met opzet van achteren aangereden door de verzekerde van London als automobilist. [ verzoekster ] is daardoor ten val gekomen waarna de verzekerde van London met zijn auto nogmaals op haar is ingereden en daarbij over haar buik en bekken is gereden. [ verzoekster ] heeft hierdoor (ernstig) letsel opgelopen, waaronder onder meer een bekkenfractuur. London heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Partijen hebben onderling (nog) geen regeling kunnen treffen met betrekking lot de (omvang van de) schade. [ verzoekster ] heeft daarom voor de rechtbank een verzoekschrift ingediend met een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen door een orthopeed, een KNO-arts, een psychiater, een hoogleraar revalidatiegeneeskunde, een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De rechtbank Midden-Nederland heeft het verzoek hij beschikking van 7 juni 2013 afgewezen (geen publicatie bekend, red LSA LM) omdat het verzoek volgens de rechtbank op dat moment geen redelijk doel diende: er was bij [ verzoekster ] (nog) geen sprake van een medische eindtoestand.

2.2
[ verzoekster ] kan zich niet vinden in de beschikking van de rechtbank. In een beroepschrift van 5 augustus 2013 verzoekt zij het hof om de beschikking te vernietigen en alsnog een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van de voornoemde zes deskundigen. Na wijziging van eis bij akte van 25 oktober 2013 verzoekt [ verzoekster ] het hof bovendien om een kaakchirurg te benoemen als deskundige.

2.3
Tijdens de mondelinge behandeling van 25 maart 2014 zijn door partijen afspraken gemaakt over onder meer het gezamenlijk benaderen van een orthopedisch deskundige. Het verzoek tot benoeming van een revalidatiegeneeskundige heeft [ verzoekster ] tijdens deze zitting (mondeling) ingetrokken. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 20 februari 2017 hebben partijen medegedeeld dat een tandheelkundige medische expertise inmiddels had plaatsgevonden en dat zij overeenstemming hadden bereikt over de persoon van de psychiatrische deskundige die op hun gezamenlijk verzoek zal worden aangezocht.
Daarnaast zijn ter zitting afspraken gemaakt over onder meer de persoon van de orthopedisch deskundige. Tijdens de mondelinge behandeling van 27 februari 2018 heeft de advocaat van [ verzoekster ] het standpunt ingenomen dat, naast de expertises die reeds waren uitgevoerd of nog zouden worden uitgevoerd op basis van de tijdens de eerdere mondelinge behandelingen gemaakte afspraken, een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige expertise nodig zijn om tot schadebegroting over te gaan. Bij akte uitlating van 11 april 2018 heeft [ verzoekster ] haar verzoek om benoeming van (alleen) deze beide deskundigen gehandhaafd. [ verzoekster ] stelt dat haar blijvende klachten op orthopedisch en psychiatrisch vlak als gevolg van het ongeval genoegzaam zijn komen vast te staan door de uitgebrachte deskundigenrapportages. Omdat London de (arbeidsgerelateerde) beperkingen van [ verzoekster ] (deels) betwist, heeft [ verzoekster ] er belang bij dat een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige een voorlopig deskundigen bericht uitbrengen zodat haar beperkingen kunnen worden vastgesteld en zij haar schade kan onderbouwen. London heeft verweer gevoerd.

2.4
Het hof stelt het volgende voorop. Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in art.. 202 lid 2 Rv kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil relevant kunnen zijn. Zij kan aldus beter beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. De rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat:
- het verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde,
- van de bevoegdheid dit verzoek te doen misbruik wordt gemaakt (bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten),
- het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.

2.5
London heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat de door [ verzoekster ] gevraagde deskundigenrapportages pas zinvol zijn als een medisch specialist een medische eindtoestand en ongevalsgerelateerde beperkingen heeft vastgesteld. In zijn orthopedische expertise van 12 februari 2018 schrijft dr. [ Z ] dat [ verzoekster ] beperkingen heeft wat betreft het belasten van de rechter heup ten gevolge van de bekkenfractuur (p. 15 van het rapport).
Daarnaast stelt [ Z ] vast dat er sprake is van een beginnende gewrichtsspleetversmalling mediaal rechter heup maar dat de heupfunctie nog volstrekt normaal is, zodat het niet te verwachten is dat er zich spoedige coxartrose zal ontwikkelen. Ten aanzien van de pijnklachten die voor een groot deel vanuit het Si-gewricht ontstaan, is volgens [ Z ] sprake van een medische eindtoestand (p. 15). Betreffende de bekkenklachten is er volgens [ Z ] een eindtoestand; betreffende de rechterheup nog niet, doch een ontwikkeling tot een volledige coxartrose zal nog geruime tijd op zich laten wachten.

2.6
Met betrekking tot de psychiatrische expertise heeft London aangevoerd dat het deskundigenrapport van prof. [Y ] van 4 januari 2018 niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, zodat een nieuw psychiatrisch onderzoek nodig is. Zoals blijkt uit de gelijktijdig met deze uitspraak gedane uitspraak in de zaak met zaaknummer 200.261.024, volgt het hof dat standpunt niet, zodat het rapport van prof. [ Y ] als uitgangspunt tussen partijen heeft te dienen.

2.7
[ Y ] heeft in zijn rapport vastgesteld dat [ verzoekster ] als gevolg van het ongeval een (lichte) situationele fobie heeft en daar beperkingen door ondervindt doordat zij niet moet worden blootgesteld aan de noodzaak zich zonder begeleiding op onbekende plaatsen te begeven of meer dan oppervlakkig contact te leggen met voor haar onbekende mensen (p. 15 van het rapport van [ Y ] ). [ Y ] schrijft verder dat de klachten van [ verzoekster ] en haar beperkingen zouden kunnen afnemen door (onder meer) een gerichte cognitieve gedragstherapie (p. 15). Ter zitting heeft [ verzoekster ] medegedeeld dat zij nog onder behandeling is bij een psycholoog waar zij één keer in de twee weken naartoe gaat.

2.8.
Hoewel er op met name psychiatrisch vlak misschien nog geen (volledige) medische eindtoestand is bereikt, is het hof van oordeel dat in de deskundigenrapporten van [ Z ] en [ Y ] voldoende concrete beperkingen zijn vastgesteld en die een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rechtvaardigen. Bij [ verzoekster ] is thans sprake, zo heeft [ Y ] vastgesteld, van een relatief stabiele (psychische) situatie. Daarbij geldt dat de situationele fobie van [ verzoekster ] , voor zover deze nog kan verbeteren, door [ Y ] in zijn rapport is aangemerkt als een lichte fobie, zodat daarvan bij het verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek ook dient te worden uitgegaan. Dat enige verbetering wellicht nog mogelijk is, sluit echter niet uit dat nu vast kan worden gekeken naar de beperkingen en mogelijkheden van [ verzoekster ] . Het onderzoek door deze deskundigen kan worden gezien als een soort 0-meting die uiteindelijknog wat gunstiger zou kunnen uitvallen omdat de beperkingen van [ verzoekster ] nog afnemen. Bovendien zal aan de verzekeringsgeneeskundige een vraag worden gesteld naar de effecten van een mogelijke verbetering en/of verslechtering. Het ongeluk is in 2011 gebeurd. Inmiddels is het negen jaar na dato. Allianz heeft niet gesteld van jaar tot jaar de schade te willen afwikkelen. Dan is er thans voldoende basis om stappen te zetten omtot een all-in schadebegroting te komen.
Gelet op het voorgaande en nu het hof ook overigens niet van gronden voor afwijzing van het verzoek is gebleken, zal het verzoek om benoeming van een verzekeringsgeneeskundig expert en een arbeidsdeskundige worden toegewezen.

Persoon van de deskundigen

2.9
London heeft bij akte van 19 juni 2018 medegedeeld in te kunnen stemmen met de door [ verzoekster ] voorgestelde benoeming van drs. [ A ] tot verzekeringsgeneeskundig deskundige. Het hof heeft evenwel begrepen van de arbeidsdeskundige dat drs. [ A ] reeds enige jaren met pensioen is en geen expertises meer verricht. Het hof heeft daarop drs.[ B ] bereid en in staat gevonden om als verzekeringsgeneeskundige in deze zaak te rapporteren. Per e-mail van 14 j ui i 2020 heeft het hof partijen hierover bericht.
Partijen hebben per e-mail van 29 juli 2020 (mr. Haase) en 31 juli 2020 (mr. Van Beekhuizen) bericht geen bezwaar te hebben tegen benoeming van de heer [ B ] . Het hof zal dan ook drs. [ B ] tot verzekeringsgeneeskundig deskundige benoemen.

2.10.
London heeft in haar akte van 19 juni 2018 verder medegedeeld in te kunnen stemmen met de door [ verzoekster ] voorgestelde benoeming van de heer [ C ] als arbeidsdeskundige, zodat het hof de heer [ C ] zal benoemen.

Vraagstetling voor de deskundigen

2.11.
Partijen zijn het niet (volledig) eens over de vragen die aan [ D ] en [ C ] dienen te worden voorgelegd. London stelt dat [ verzoekster ] de verzekeringsgeneeskundige vragen wil voorleggen die liggen op het gebied van de arbeidsdeskundige en dat de vraagstelling aan de arbeidsdeskundige incompleet is. Gelet op de verschillende door partijen aangedragen vragen, zal het hof de volgende vraagstelling voorleggen aan de verzekeringsgeneeskundige:

1) Kunt u op basis van de door de psychiater [ Y ] d.d. 4 januari 2018 en de orthopedisch chirurg [ Z ] d.d. 12 februari 2018 opgestelde rapportages de beperkingen en belastbaarheid van [ verzoekster ] vaststellen, in ieder geval wat betreft loonvormende arbeid en het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden?

2) Kunt u de ongevalsgerelateerde beperkingen en de belastbaarheid zo uitgebreid mogelijk omschrijven in mate en getal en de beperkingen opnemen in een belastbaarheids- en beperkingenprofiel dan wel in een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst?

3) Is er nog verbetering of verslechtering te verwachten? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor de beperkingen en belastbaarheid?

4) Zijn er feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang acht en die u onder de aandacht wilt brengen?

De vragen 4 tot en met 7 die door [ verzoekster ] zijn voorgesteld, zijn vragen die naar oordeel van het hof niet op het gebied van de verzekeringsgeneeskundige liggen, maar op het gebied van de arbeidsdeskundige,

2.12.
Aan de arbeidsdeskundige zullen de volgende vragen worden voorgelegd:

1) Wilt u een volledige en gedetailleerde inventarisatie maken van de opleidingen, kennis, vaardigheden en het arbeidsverleden van [ verzoekster ] ?

2) Waaruit bestonden de werkzaamheden van [ verzoekster ] ten tijde van het ongeval? Wilt u daarbij een uitgebreide omschrijving geven van de aard van de taken en verantwoordelijkheden in het werk en het niveau van het werk? Wilt u een toelichting geven op de fysieke en mentale belasting van het werk? Wilt u de belasting zoveel mogelijk kwantificeren in o.a. termen van frequentie, duur, intensiteit en dagbelasting? Kunt u beschrijven welke werkzaamheden [ verzoekster ] voor het ongeval verrichtte?

3) [ verzoekster ] was op 22 september 2011 een 0-urencontract met de [ E ] aangegaan en heeft met ingang van 1 november 2011, dus twee weken voor het ongeval, voor het eerst werkzaamheden verricht. Kunt u bij de Stichting nagaan of [ verzoekster ] haar werkzaamheden naar tevredenheid had verricht en voor hoeveel uren per week zij [ verzoekster ] , in de hypothetische situatie zonder ongeval, hadden opgeroepen?

4) [ verzoekster ] was met ingang van 22 oktober 2010 in dienst getreden bij [ F ] voor minimaal 4 uren per week, Kunt u bij [ F ] nagaan of [ verzoekster ] haar werkzaamheden naar tevredenheid heeft verricht en hoeveel uren per week [ verzoekster ] , in de hypothetische situatie zonder ongeval, bij [ F ] had kunnen werken?

5) Kunt u , uitgaande van de werkzaamheden die betrokkene voor het ongeval verrichtte en rekening houdend met een normaal te verwachten carrière, aangeven wat betrokkene in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verdiend?

6) Wilt u, uitgaande van de onder vraag 2) bedoelde taak-/functieanalyse en de FML zoals die door de verzekeringsarts drs. [ B ] is opgesteld, vaststellen in hoeverre [ verzoekster ] (on)geschikt is voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan de hierboven beschreven werkzaamheden, o.a. wat betreft het aantal uren?

7) Wilt u, voor het geval [ verzoekster ] geheel of gedeeltelijk ongeschikt is voor de in vraag 2) beschreven werkzaamheden, kwantificeren in welke mate dat het geval is en voor zover er werkzaamheden niet geschikt zijn, dit willen beschrijven in mate en getal?
Zijn er eventueel aanpassingen in de uitvoering van de werkzaamheden of met betrekking tot de arbeidsomstandigheden te realiseren, zodat [ verzoekster ] minder of niet arbeidsongeschikt is ten aanzien van haar werkzaamheden? Welke maatregelen in de sfeer van opleidingen, aanpassingen enz. zijn daarvoor nodig? Wat zijn de daarmee gepaard gaande kosten en hoe lang duren eventuele opleidingen?

8) Indien [ verzoekster ] geheel ofgedeeltelijk arbeidsongeschikt is voor het eigen beroep: is [ verzoekster ] wel geheel of gedeeltelijk arbeidsgeschikt te achten voor ander passend werk, rekening houdende met de beperkingen, het opleidings- en arbeidsverleden van [ verzoekster ] en haar belangstelling? Zo ja:
- hoeveel uur per week zou [ verzoekster ] met deze arbeid belast kunnen worden?
- welk bruto-inkomen kan [ verzoekster ] met deze arbeid verdienen?
- welke opleidingen zou [ verzoekster ] eventueel moeten volgen, hoe lang duren deze opleidingen en welke kosten zijn daaraan verbonden?
- hoe groot zijn de kansen van [ verzoekster ] op de arbeidsmarkt voor dit soort werk bij bedrijven/instellingen in de omgeving van [ verzoekster ] ?

Ten aanzien van de huishoudelijke hulp

9) Wilt u een beschrijving geven van de woning waar [ verzoekster ] woont? Wilt u de belasting in de verschillende taken van [ verzoekster ] in en om het huis beschrijven?

10) Verrichtte [ verzoekster ] voor het ongeval werkzaamheden in en om de woning, zo ja welke? Wilt u, uitgaande van de FML zoals die door de verzekeringsarts is opgesteld, vaststellen of en zo ja, welke uitval voor het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden [ verzoekster ] heeft? Wilt u daarbij ook ingaan op de mogelijkheden om met behulp van hulpmiddelen bepaalde werkzaamheden toch te kunnen uitvoeren?
Als er als gevolg van het ongeval een uitval is, wordt er dan concreet gebruikgemaakt van externe hulp? Zo ja, in welke mate en tegen welke kosten? Wilt u daarbij zo mogelijk onderscheid rnaken tussen de periode kort na het ongeval en de latere periode?

11) Heeft u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang zijnl?

Kosten voor deskundigenonderzoek

2.13
London heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat de kosten voor de verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige onderzoeken door [ verzoekster ] moeten worden betaald omdat London steeds heeft getracht de schade van [ verzoekster ] in kaart te brengen, terwijl dit lange tijd door [ verzoekster ] is tegengehouden en ze haar schadebeperkingsplicht schendt. Het hof volgt London hierin niet. De kosten voor de deskundigenonderzoeken kunnen worden gezien als (redelijke) kosten die nodig zijn ter vaststelling van de omvang van de schade van [ verzoekster ] die is veroorzaakt door het ongeval waarvoor (de verzekerde van) London aansprakelijk is. Op grond van art. 6:96 lid 2 sub b BW ligt het voor de hand dat London deze kosten betaalt. Van een schending van een schadebeperkingsplicht of een (bewust) frustreren van het in kaart brengen van de schade is het hof in het geheel niet gebleken, zodat dit geen aanleiding vormt voor een andersluidend oordeel.

2.14
Als de in het ongelijk gestelde partij zal London in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten voor deze procedure aan de zijde van [ verzoekster ] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 299,=
- salaris advocaat € 3.222,= (3 pocespunten x appeltarief II à € 1.074,=)

3.
De beslissing

Het hof:

beveelt een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundig deskundige met betrekking tot de vragen zoals genoemd in overweging 2.11.

benoemt tot verzekeringsgeneeskundig deskundige:

drs. [ B ]
[ Medisch adviseur ]
[ adresgegevens ]
[ Telefoonnummer ]

beveelt een onderzoek door een arbeidsdeskundige met betrekking tot de vragen zoals genoemd in overweging 2.12.

benoemt tot arbeidsdeskundige:
[ C ] ,
werkzaam bij [ G ] ,
[ adresgegevens ]
[ Telefoonnummer ]

bepaalt dat het onderzoek door de deskundigen zal worden verricht onder leiding van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof, mr. K.A. Dozy, tot wie de deskundigen zich - door tussenkomst van de griffie -met vragen en opmerkingen kan wenden;

bepaalt het voorschot van de kosten van drs. [ B ] op € 3.754,87 incl. btw en het voorschot van de heer [ C ] op € 9.438,= incl. btw;

(etc)

Met dank aan de heer mr. H.A. Zandijk, Zandijk Letselschade Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: https://www.letselschademagazine.nl/2020/GHARL-220920 2