Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Leeuwarden 010812 hypothenar hammer syndroom; arbeidsdeskundig deskundigenbericht; inclusief vraagstelling vza

Rb Leeuwarden 010812 hypothenar hammer syndroom; arbeidsdeskundig deskundigenbericht; inclusief vraagstelling vza

2. De vaststaande feiten

In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.  
2.1. M., geboren op 1 juli 1966, is per 1 november 2003 in dienst getreden van VDL, in de functie van assemblage/productiemedewerker op de reparatieafdeling te Heerenveen. In het kader van deze functie diende hij defecten te repareren en/of beschadigde onderdelen van autobussen te verwijderen en vervangen. Hierbij maakte M. regelmatig gebruik van pneumatisch/elektrisch gereedschap met hoge trillingsfrequenties, met name bij het gebruik van de oscillerende beitel.

2.2. Zurich is de verzekeraar van VDL.

2.3. M. heeft vanaf 2007 te kampen met klachten aan zijn handen. Het gaat daarbij (met name) om pijnlijke, koude en stijve vingers, gepaard gaande met een doof gevoel en tintelingen in de vingertoppen. Hij heeft zich destijds gewend tot de bedrijfsarts van VDL. Een aantal collega's van M. heeft zich met soortgelijke klachten eveneens tot de bedrijfsarts gewend. VDL heeft op haar beurt vanaf 2008 Zurich en haar medisch expert bij deze kwestie(s) betrokken.

2.4. VDL heeft aan M. een voorstel tot schaderegeling gedaan. Dit voorstel is door M. afgewezen.

2.5. M. is in verband met zijn klachten - na overleg tussen partijen - op 4 februari 2011 onderzocht door een vaatchirurg, dr. F.G.M. Buskens te Groesbeek. In het naar aanleiding hiervan opgestelde onderzoeksrapport d.d. 8 april 2011 heeft de vaatchirurg - kort samengevat - vermeld dat er in beide handen sprake is van het zogenaamde hypothenar hammer syndroom, als gevolg van het vele jaren intensief en langdurig dagelijks werken met pneumatisch/oscillerend gereedschap met hoogfrequente trillingen. Volgens de vaatchirurg zijn de klachten van M. geheel veroorzaakt door zijn werkzaamheden bij VDL. De kans op verbetering van het klachtenpatroon is zeer klein, aldus de vaatchirurg in zijn rapport. M. mag geen werkzaamheden meer verrichten met trillend, pneumatisch gereedschap.

2.6. Thans is M. (sinds 12 juli 2010) werkzaam op de afdeling kwaliteitscontrole van VDL. 

2.7. VDL en Zurich hebben (nog) geen aansprakelijkheid erkend voor de klachten van M.

3. Het standpunt van M.
3.1. M. legt het volgende ten grondslag aan zijn verzoek. Om na te gaan wat de schade van M. is, is naast het reeds uitgevoerde medisch onderzoek een arbeidsdeskundig onderzoek noodzakelijk. Vastgesteld zal moeten worden in hoeverre M. belemmerd is in zijn verdere loopbaan en in zijn vermogen om allerlei klussen in en rond het huis te verrichten (zelfwerkzaamheid).

3.2. VDL c.s. zijn echter niet akkoord gegaan met het door M. gedane voorstel om een arbeidedeskundig onderzoek te laten uitvoeren. Om die reden verzoekt M. de rechtbank om daartoe een deskundige te benoemen, ter beantwoording van de door M. in zijn verzoekschrift (sub 18.) genoemde vragen.

4. Het standpunt van VDL c.s,
4.1. VDL c.s. voeren verweer. Op basis van het rapport van vaatchirurg dr. Buskens staat het causaal verband tussen de aandoening van M. en de door hem bij VDL in het verleden verrichte werkzaamheden vast. In het verlengde daarvan gaan VDL c.s. in het kader van de letselschaderegeling uit van een volledige schadevergoeding aan M. VDL c.s. betwisten dan ook niet de aansprakelijkheid.

4.2. Met betrekking tot het verlies van zelfwerkzaamheid kan gebruik worden gemaakt van de desbetreffende richtlijn van de Letselschade Raad. Een onderzoek naar belemmeringen in de verdere loopbaan van M. is voorbarig, nu M. thans een voor hem geschikte functie bij VDL vervult. VDL heeft noch het voornemen noch de wens om het dienstverband met M. te beëindigen. Aldus is het verzochte arbeidsdeskundig onderzoek op dit moment onnodig. Te voorzien valt dat het deskundigenbericht te zijner tijd niet zal kunnen bijdragen aan een schaderegeling en/of bewijslevering. Tegen deze achtergrond is het ingediende verzoek niet terzake dienend, en komt het daarmee in strijd met de goede procesorde en/of levert het misbruik van procesrecht op. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.

4.3. Voor het geval het verzoek toewijsbaar zou worden geacht, dienen er volgens VDL c.s. een aantal door hen - in het verweerschrift (sub 5.5.) genoemde - vragen aan de arbeidsdeskundige te worden voorgelegd.

5. De beoordeling van het verzoek
De verzochte benoeming van een arbeidsdeskundige
5.1. De kantonrechter stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 Rv ertoe kan dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is/dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.

5.2. Naar het oordeel van de kantonrechter is het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht ter zake dienend en voldoende concreet. Het uit te brengen deskundigenbericht dient immers om het verlies aan verdienvermogen en het verlies zelfwerkzaamheid vast te laten stellen. Dit betreft ook feiten die door middel van een voorlopig deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. De stelling van VDL c.s. dat het uitbrengen van een deskundigenbericht op dit moment voorbarig is, wat daar overigens ook van zij, vormt in het licht van het voorgaande geen grond voor afwijzing van het verzoek. Het verzoek is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met de goede procesorde. Evenmin kan worden geoordeeld dat M. misbruik maakt van zijn bevoegdheid om een voorlopig deskundigenbericht te verlangen of dat M. - bij afweging van de over en weer betrokken belangen - in redelijkheid niet tot uitoefening van deze bevoegdheid kan worden toegelaten. Ten slotte is de kantonrechter ook geen andere afwijzingsgrond gebleken.

5.3. Het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek zal daarom worden toegewezen.
De persoon van de te benoemen arbeidsdeskundige

5.4. De kantonrechter stelt vast dat gebleken is dat beide partijen zich kunnen vinden in de benoeming van de heer R. Heling, verbonden aan Heling & Partners te Assen, als arbeidsdeskundige, De kantonrechter is dan ook voornemens om hem tot deskundige te benoemen. Onder verwijzing naar de algemene werkwijze die deze rechtbank bij benoeming van deskundigen hanteert, dienen M. en VDL c.s. uiterlijk op 29 augustus 2012 bij akte te berichten of de heer Heling voornoemd bereid en in staat is om een voorlopig deskundigenbericht uit te brengen en of hij vrij staat in deze zaak. Voor het geval de heer Heling bereid en in staat is om een voorlopig deskundigenbericht uit te brengen en hij vrij staat ten opzichte van partijen, zal de kantonrechter partijen tevens opdragen om de deskundige te benaderen voor het verkrijgen van inlichtingen over aard en duur van het onderzoek, de termijn van mogelijke rapportage en de kosten die met het uitvoeren van het onderzoek gemoeid zullen zijn. Partijen dienen zich daarover eveneens bij de hiervoor vermelde akte uit te laten.

De aan de arbeidsdeskundige te stellen vragen
5.5. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de aan de te benoemen deskundige te stellen vragen, en wel in die zin dat de door beide partijen gestelde vragen aan deze deskundige zullen worden voorgelegd. Dit betreft dan de volgende vragen:
1. Kunt u aangeven welke mogelijke beroepen met welke verdiensten zonder ongeval vanaf dit moment bereikbaar en ook verricht hadden kunnen worden? Kunt u tevens aangeven welke mogelijke beroepen met welke verdiensten ten tijde van uw onderzoek passend zijn voor betrokkene, gelet op zijn aandoening en de daaruit voortvloeiende beperkingen?
2. Kunt u aan de hand van deze opgave de jaarschade begroten van de zelfwerkzaamheid zoals M. deze die voor zijn handicap placht te verrichten?
3. Beschikt u voor de beantwoording van deze vragen over voldoende informatie? Zo nee, welke informatie zou u aanvullend ter beschikking moeten worden gesteld om tot een adequate beantwoording van de sub 1. en sub 2. vermelde vragen te kunnen komen?

Opstellen beperkingenprofiel/belastbaarheidspatroon door een verzekeringsarts
5.6. VDL c.s. hebben in het verweerschrift voorgesteld dat, vóórdat een arbeidsdeskundige zal kunnen oordelen, een beperkingenprofiel of belastbaarheidspatroon opgesteld zou moeten worden door een daartoe gespecialiseerd deskundige, te weten een verzekeringsarts. Als verzekeringsarts is door VDL c.s. voorgesteld de heer S. Knepper rga te Laren (Gld.)

5.7. M. heeft ter zitting verklaard zich in dit voorstel te kunnen vinden.

5.8. De kantonrechter is, gelet op het vorenstaande, voornemens om voormelde verzekeringsarts eveneens te benoemen tot deskundige.

5.9. Ook hier geldt, onder verwijzing naar de algemene werkwijze die deze rechtbank bij benoeming van deskundigen hanteert, dat M. en VDL c.s. uiterlijk op 29 augustus 2012 bij akte de kantonrechter dienen te berichten of de heer Knepper voornoemd bereid en in staat is om een voorlopig deskundigen bericht uit te brengen en of hij vrij staat in deze zaak.
Voor het geval de heer Knepper bereid en in staat is om een voorlopig deskundigenbericht uit te brengen en hij vrij staat ten opzichte van partijen, zal de kantonrechter partijen tevens opdragen om de deskundige te benaderen voor het verkrijgen van inlichtingen over aard en duur van het onderzoek, de termijn van mogelijke rapportage en de kosten die met het uitvoeren van het onderzoek gemoeid zullen zijn. Partijen dienen zich daarover eveneens bij de hiervoor vermelde akte uit te laten.
De voortgang van de procedure

5.10. De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan tot nader bericht van partijen bij akte.Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2012/rb-leeuwarden-010812

Met dank aan mr. H. de Jager, SRK Rechtsbijstand, voor het inzenden van deze uitspraak.