HR 220312 art. 81 RO; ongeval met hydraulische klep van veerboot; geen causaal verband met "whiplashklachten" aangenomen
- Meer over dit onderwerp:
HR 220312 art. 81 RO; ongeval met hydraulische klep van veerboot; geen causaal verband met "whiplashklachten" aangenomen
uit de conclusie van AG J. Spier
1.4 Op 18 augustus 2002 omstreeks 18.30 uur is de door [eiser] bestuurde veerboot op de veerstoep te Lomm vastgelopen. [Eiser] heeft vergeefs getracht de veerpont los te krijgen.
1.5 [Verweerder 2], die op een nabij gelegen camping verbleef, heeft zijn hulp aan [eiser] aangeboden. [Verweerder 2] heeft vanuit de stuurhut van de veerboot door middel van "de joystick" de hydraulische klep van de veerboot bediend. Omdat de veerpont niet los kwam, heeft [eiser] vervolgens getracht deze los te wrikken door een dopsleutel onder de hydraulische klep te steken en daarmee de klep heen en weer te wrikken. Aangezien de veerpont niet los kwam, heeft [eiser] [verweerder 1] gebeld. [Verweerder 1] heeft [eiser] gezegd dat hij de loswrikpogingen moest staken en dat hij, [verweerder 1], iemand zou sturen om de veerpont los te trekken. [Eiser] heeft vervolgens nog een keer geprobeerd om de veerpont los te wrikken met de dopsleutel. [Verweerder 2] bevond zich in de stuurhut. Volgens [eiser] is de hydraulische klep van de veerpont omlaag gevallen toen hij een opwaartse beweging met de dopsleutel maakte. Daarbij viel de dopsleutel uit zijn hand en voelde hij een zuigend/krakend gevoel in zijn hoofd.(2)
1.6 [Eiser] heeft de dag daarop (19 augustus 2002) gewerkt; hij heeft zich na zijn dienst ziek gemeld. Hij heeft nadien enkele keren voor korte tijd het werk als veerman hervat doch bleef klachten houden. De arboarts alsmede de door [eiser] ingeschakelde GAK-arts hebben hem arbeidsgeschikt bevonden.
1.7 Bij beschikking van 31 maart 2004 van de Rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo, is de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2004 ontbonden onder toekenning aan [eiser] van een ontbindingsvergoeding van € 8.500 bruto. [Eiser] heeft zich in het najaar van 2007 "vanuit de WW" ziek gemeld.
1.8 Op verzoek van [eiser] hebben in 2006 voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden.
2. Procesverloop
2.1 Op 12 en 13 februari 2007 heeft [eiser] [verweerder 1] en [verweerder 2] in rechte betrokken. Hij heeft gevorderd voor recht te verklaren dat [verweerder 1] en [verweerder 2] hoofdelijk voor de gevolgen van het onder 1.5 genoemde ongeval aansprakelijk zijn, zomede schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
2.2 [Verweerder 1] en [verweerder 2] hebben de vordering bestreden. [Verweerder 2] heeft voor het geval hij aansprakelijk zou worden geacht voor de door [eiser] geleden schade, [verweerder 1] opgeroepen in vrijwaring.
2.3.1 In zijn vonnis van 22 oktober 2008 heeft de Kantonrechter Venlo de vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak en de vordering van [verweerder 2] in de vrijwaringszaak afgewezen. De Kantonrechter wijst erop dat de verklaringen van betrokkenen onderling sterk tegenstrijdig zijn (rov. 4.5). Uitgaande van [eiser]' lezing moet worden geconstateerd dat [verweerder 1] [eiser] een instructie heeft gegeven die niet is opgevolgd. Daarom is [verweerder 1] zijn "aanwijzingsplicht voldoende nagekomen" zodat hij niet aansprakelijk is op de voet van art. 7:658 lid 2 BW (rov. 4.9).
2.3.2 Aansprakelijkheid voor [verweerder 2] als "hulppersoon" wijst de Kantonrechter van de hand omdat een instructie van een andere werknemer "in beginsel niet boven een aparte instructie gaat van een werkgever" (rov. 4.13).
2.3.3 Niet vaststaat dat [verweerder 2] de "joystick" heeft bediend zodat hij niet aansprakelijk is (rov. 4.21).
2.4 [Eiser] heeft hoger beroep ingesteld; [verweerder 2] voorwaardelijk incidenteel appel.
2.5.1 In zijn arrest van 16 november 2010 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd onder aanvulling van gronden. Volgens het Hof heeft [verweerder 1] zijn zorgplicht als werkgever geschonden (rov. 4.5). Evenwel is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] als gevolg van zijn werkzaamheden op 18 augustus 2002 whiplash-letsel heeft opgelopen. De vorderingen komen derhalve niet op grond van art. 7:658 BW voor toewijzing in aanmerking (rov. 4.7). Ook het beroep van [Eiser] op art. 7:611 BW, art. 6:76 BW, art. 6:170 BW en onrechtmatige daad van [verweerder 2], kan naar oordeel van het Hof niet slagen (rov. 4.8 - 4.11). LJN BV0636