PPS-Bulletin 2022-1 van Dijk & T. Nelissen; Werkgeversaansprakelijkheid voor seksueel wangedrag op de werkvloer? (2)
- Meer over dit onderwerp:
PPS-Bulletin 2022-1 van Dijk & T. Nelissen; Werkgeversaansprakelijkheid voor seksueel wangedrag op de werkvloer?
Het #MeToo schandaal heeft de afgelopen tijd in Nederland weer volop de aandacht. Binnen een aantal bekende organisaties lijkt sprake te zijn geweest van seksuele intimidatie of seksueel grensoverschrijdend gedrag. In het oog springend zijn de aantijgingen tegen het televisieprogramma The Voice en tegen een directeur bij Ajax. Maar ook op de ‘gewone’ werkvloer krijgen werknemers te maken met deze problematiek, die nogal eens in de hand wordt gewerkt door de hiërarchische verhoudingen op de werkvloer. Voor werkgevers moet dit dan ook een thema zijn dat hoog op de agenda staat.
Dat benadeelden van seksuele intimidatie of seksueel grensoverschrijdend gedrag (verder tezamen ‘seksuele intimidatie’) de rechter weten te vinden,
blijkt vooral uit rechtspraak in het arbeidsrecht. Slachtoffers spreken maar zelden hun werkgevers aan voor schade die (mede) is ontstaan door omstandigheden die voor rekening van de werkgever komen. Desalniettemin blijkt een
aanspraak niet altijd kansloos. De vooralarbeidsrechtelijke uitspraken laten bijvoorbeeld zien dat van de werkgever het een en ander mag worden verwacht aangaande de werksfeer, de mogelijkheid om (onafhankelijk) een klacht in te kunnen dienen en de nazorg bij zo’n klacht.
In dit artikel bespreken wij de twee mogelijke grondslagen voor een slachtoffer om een (schade)vergoeding te vorderen van zijn werkgever als gevolg van seksuele intimidatie op de werkvloer. Het gaat hier om art. 7:658 BW (werkgeversaansprakelijkheid) en art. 6:170 BW (aansprakelijkheid voor ondergeschikten). Wij sluiten af met een conclusie. PPS-Bulletin 2022-1