Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 110712 rechtbank in deelgeschil exclusief relatief bevoegd in bodemprocedure

Rb Arnhem 110712 rechtbank in deelgeschil exclusief relatief bevoegd in bodemprocedure

Dc beoordeling in het incident

1.3. X vordert dat de rechtbank zich relatief onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank te Rotterdam. RSA voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

1.4. Voor de beoordeling van de incidentele vordering is het volgende van belang. X is vanaf oktober 2003 via een uitzendbureau te werkgesteld bij Struik als productiemedewerker op de afdeling Hotdog. Op 24 december 2004 is X tijdens zijn werkzaamheden hij Struik met de rechterhand bekneld geraakt in een machine.Hij heeft daardoor letsel opgelopen. Struik heeft aansprakelijkheid jegens X erkend. RSA is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Struik. RSA en X hebben vervolgens onderhandeld over de afwikkeling van de schade van X.

1.5. In september 2011 heeft X op de voet van artikel 1019w Rv een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam, sector kanton, dat ertoe strekte dat RSA zou worden veroordeeld tot betaling van € 240.963,00 met rente. De kantonrechter heeft bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 23 november 2011 RSA veroordeeld om aan X binnen zeven dagen na de beschikking € 240.963,00 te betalen, vermeerderd met rente. Verder heeft zij de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 2 Rv begroot op € 7.069,56 en RSA veroordeeld tot betaling daarvan.

1.6. Bij dagvaarding van 22 februari 2012 heeft RSA X gedagvaard te verschijnen voor de rechtbank Arnhem en, samengevat, gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat zij niet gehouden is tot betaling van € 240.963,00 met rente en de kosten van de deelgeschilprocedure. Verder heeft zij terugbetaling van het uit hoofde van de beschikking van 21 november 2011 betaalde bedrag teruggevorderd.

1 .7. X heeft in het incident gevorderd dat deze rechtbank zich relatief onbevoegd verklaard en de zaak verwijst naar Rotterdam. Volgens X volgt uit artikel 1019x lid 2 tweede volzin Rv dat de rechter die het deelgeschil heeft behandeld exclusief relatief bevoegd is van de zaak ten principale kennis te nemen. Volgens RSA echter is de rechter die het deelgeschil heeft behandeld bevoegd naast de overigens relatief bevoegde rechter(s).

1.8. Hierover wordt als volgt overwogen. De gedaagde, X, woont in Y, zodat deze rechtbank op grond van artikel 99 Rv in beginsel relatief bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Dat zou slechts anders zijn indien uit artikel 1019x lid 2 Rv moet worden afgeleid dat de rechter die het deelgeschil heeft behandeld bij uitsluiting relatief bevoegd is van de zaak ten principale kennis te nemen.

1.9. De rechtbank is met X van oordeel dat artikel 1019x lid 2 Rv inderdaad zo moet worden uitgelegd, dat uitsluitend de rechtbank voor wie een eerdere deelgeschilprocedure aanhangig is geweest, relatief bevoegd is van een latere bodemzaak tussen dezelfde partijen, betreffende hetzelfde geschil, kennis te nemen. Daartoe wordt verwezen naar de volgende passages uit de parlementaire geschiedenis.

1.10. Op 25 juni 2009 heeft het Kamerlid Teeven een amendement ingediend (TK 2008-2009, 31 518, nr. 11) met het voorstel in artikel 1019x een lid in te voegen luidende:

“Indien een verzoek is gedaan als bedoeld in artikel 1019w, eerste lid, is de rechter die het verzoek behandelt of heeft behandeld, tevens bevoegd kennis te nemen van een volgend verzoek als bedoeld in artikel 1019w, eerste lid, en van de zaak ten principale indien deze aanhangig wordt gemaakt”

1.11. Ter toelichting is in het amendement opgemerkt dat kennis over een bepaalde zaak zo veel mogelijk geconcentreerd moet worden bij dezelfde rechter, ter vermindering van de belasting van de rechterlijke macht en ter voorkoming van vertraging van de procedure. Voorts heeft de opsteller van het amendement verwezen naar artikel 1019w lid 2 Rv (bedoeld zal zijn artikel 1019x lid 2 eerste volzin Rv), waarin is bepaald dat de rechter voor wie de bodemprocedure aanhangig is, ook over het deelgeschil oordeelt. Voorts wordt opgemerkt:

“Dit amendement regelt dat andersom ook de rechter, die over het deelgeschil heeft geoordeeld, kan oordelen over een volgend deelgeschil of over de bodemprocedure”.

1.12. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel heeft het Kamerlid Teeven te kennen gegeven dat hij het wenselijk vindt dat een eventueel te volgen bodemprocedure altijd bij dezelfde relatief bevoegde rechter plaatsvindt. Zie met name de Handelingen TK, 25 juni 2009, p. 100-7940:

“De heer Teeven (VVD): (...) Je kunt je voorstellen dat in een bepaald deelgeschil rechthank A competent is, dat de situatie nadien wijzigt en dat je een bodemprocedure voor rechtbank B begint. Vindt u het op het punt van de
relatieve competentie dan niet gewenst dat je daarvan wel duidelijk zegt: als een deelgeschil hij rechtbank A is begonnen, wordt de bodemprocedure daar ook afgemaakt, zodat er niet meer wordt gewisseld? 1k kan mij voorstellen dat u daar in tweede termijn nog op ingaat.
Minister Hirsch Ballin: Ik geloof dat u daar een punt hebt. Ik zal daar nog even over nadenken. (...). Daar kom ik in tweede termijn op terug.”

en p. 100-7942:

“Minister Hirsch Ballin: (...) Naar aanleiding van mijn antwoord stelde de heer Teeven nog vragen over de absolute competentie. Hij vroeg of je dat niet beter kunt regelen hij de relatieve competentie. Ik denk dat dit ook geen erg frequente situaties zijn, maar daar zit wel wat in. Misschien kan de heer Teeven zijn amendement daarop toespitsen. Ik denk dat dit op zichzelf goed kan worden verwoord. Dan ligt het voor de hand om het zowel te regelen voor de situatie dat er eerst een deelgeschil is en dan de zaak ten principale als voor de situatie dat er een deelgeschil komt en daarna nog een deelgeschil. Dan zou ik zeggen dat wij voor beide dezelfde aanvullende regel over de relatieve competentie opnemen. Als de heer Teeven een amendement van deze strekking zou willen voorstellen, dan zal ik aanneming daarvan al evenmin ontraden.”

1.13. Hierna heeft het Kamerlid Teeven zijn amendement gewijzigd, waarbij de tekst is voorgesteld die thans in de wet staat (zie TK 2008-2009, 31 518, nr. 14). Dit amendernent is zonder verdere beraadslaging in de vergadering van 30 juni 2009 met algemene stemmen aangenomen.

1.14. Ten slotte blijkt uit de Memorie van Antwoord (EK 2009-2010, 31 518, C, p. 8):

“Ingevolge het voorgestelde artikel 1019x, tweede lid, Rv, oordeelt een rechter die over een deelgeschil heeft geoordeeld niet alleen over een volgend deelgeschil in dezelfde zaak, rnaar ook over een eventuele daarop volgende bodemprocedure."

1.15. Uit deze parlementaire geschiedenis client te worden afgeleid dat de rechthank die het deelgeschil heeft behandeld exclusief relatief bevoegd is van de bodemprocedure kennis te nemen. Met het woord ‘tevens’ in de tweede volzin van artikel 1019x lid 2 Rv wordt niet bedoeld dat de rechter die reeds eerder het deelgesehil heeft behandeld naast overigens relatief bevoegde rechters (relatief) bevoegd is van de zaak ten principale kennis te nemen. Daarmee wordt bedoeld dat deze rechter niet alleen bevoegd is een volgend deelgeschil te behandelen (zoals de eerste volzin van artikel 1019x lid 2 Rv bepaalt), maar ook de zaak ten principale. In dit geval is dus de rechtbank Rotterdam relatief bevoegd. De vordering zal dus worden toegewezen.

1.16. Het is aan de rechter naar wie wordt verwezen te beslissen op het verzoek tot openstellen van appel. Het is ook aan de rechter naar wie wordt verwezen te beslissen omtrent de sectorcompetentie.

1.17. Royal zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

Met dank aan mr. F.A. Janse, Janse Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2012/rb-arnhem-110712, ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBARN:2012:3841