Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 010420 niet ontvankelijk; verzoek voorschot had bij hof moeten worden aangebracht nu er hoger beroep is ingesteld tegen uitspraak bodemrechter

RBMNE 010420 niet ontvankelijk; verzoek voorschot had bij hof moeten worden aangebracht nu er hoger beroep is ingesteld tegen uitspraak bodemrechter
- kosten: geen veroordeling in kosten noch kostenbegroting.

Het geschil

2.1.
[verzoeker] verzoekt in deze deelgeschilprocedure (I) dat de rechtbank GlaxoSmithKline veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 150.000 op de door hem geleden schade (althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag), of subsidiair tot betaling van de kosten van een rekenkundig onderzoek met bijbehorende rapportage ter vaststelling van zijn concrete schade voor verlies aan verdienvermogen over de periode tot en met 2018.

2.2.
[verzoeker] verzoekt daarnaast (II) dat de rechtbank de kosten van deze deelgeschilprocedure aan zijn kant begroot op € 4.682,13 (inclusief btw), te vermeerderen met de nog te maken en tijdens de zitting te specificeren kosten (uitgaande van een uurtarief van € 298 verhoogd met 5% kantoorkosten en btw) en het door [verzoeker] betaalde griffierecht, en te bepalen dat GlaxoSmithKline deze kosten binnen twee weken aan hem moet vergoeden, bij gebreke waarvan wettelijke rente daarover verschuldigd is vanaf de 15e dag na de beschikking.

2.3.
[verzoeker] heeft GlaxoSmithKline aansprakelijk gesteld voor de schade die hij stelt te hebben geleden door het gebruik van onder meer het geneesmiddel Seroxat, dat door GlaxoSmithKline op de markt is gebracht. Hij heeft ook een vordering tegen GlaxoSmithKline ingesteld en naar aanleiding daarvan is door deze rechtbank op 30 mei 2018 een vonnis gewezen. In dat vonnis is voor recht verklaard dat GlaxoSmithKline aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden schade door het gebruik van Seroxat en/of andere door hem gebruikte middelen met daarin de stof paroxetine. Daarbij is GlaxoSmithKline veroordeeld om die schade, nog nader op te maken en te vereffenen volgens de wet, aan [verzoeker] te vergoeden. GlaxoSmithKline betwist dat zij aansprakelijk is en is tegen dat vonnis in hoger beroep gegaan. Die procedure loopt nog.

2.4.
[verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift benadrukt dat GlaxoSmithKline aansprakelijk is voor de door hem geleden schade en hij heeft die schade verder becijferd. Hij voert daarbij aan dat hij in geldnood is gekomen en zijn hypotheeklasten niet kan voldoen, waardoor de bank met executie dreigt. Hij heeft daarom belang bij toewijzing van een voorschot. Als dat niet wordt toegewezen wil hij dat GlaxoSmithKline wordt veroordeeld tot het betalen van een rekenkundig onderzoek naar de omvang van zijn schade, zodat op die voet verder kan worden onderhandeld.

2.5.
Volgens GlaxoSmithKline moet [verzoeker] niet ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek of het verzoek worden afgewezen omdat nog niet duidelijk is dat GlaxoSmithKline aan [verzoeker] schade moet vergoeden en de zaak zich niet leent voor een beslissing in deelgeschil. GlaxoSmithKline wijst er verder op dat [verzoeker] zijn verzoek ook niet genoeg heeft onderbouwd.

De beoordeling

3.1.
De rechtbank is het met GlaxoSmithKline eens dat het verzoek van [verzoeker] niet kan worden toegewezen. Een deelgeschilprocedure is bedoeld om – als betrokkenen bij een geschil over letselschade er onderling niet uitkomen – een impasse in de onderhandelingen te doorbreken zodat partijen weer verder kunnen. In deze zaak is er al geruime tijd een geschil tussen partijen over de vraag of GlaxoSmithKline aansprakelijk is en schade van [verzoeker] moet vergoeden en daarover is een bodemprocedure gestart waarin nu hoger beroep loopt. [verzoeker] vraagt hier niet een voorschot als voorlopige voorziening in een bodemprocedure, maar als deelgeschilbeslissing naast een bodemprocedure die inmiddels bovendien bij een andere instantie aanhangig is.
Dat een bodemprocedure aanhangig is staat op zich niet aan de ontvankelijkheid van een verzoek om een beslissing in een deelgeschil in de weg, maar in artikel 1019x lid 2 Rv staat wel dat als ‘de zaak ten principale reeds aanhangig is, het verzoek [rb: om een beslissing in deelgeschil] wordt gedaan aan de rechter voor wie de zaak ten principale aanhangig is’. In dit geval is de bodemzaak aanhangig bij het gerechtshof en ligt het in de rede dat een deelgeschilbeslissing – net als een voorlopige voorziening in de bodemprocedure – gevraagd moet worden bij dezelfde rechter om te voorkomen dat er tegenstrijdige beslissingen worden genomen.
Verder geldt dat als wordt aangenomen dat dit verzoek ondanks het hoger beroep als deelgeschil kon worden ingediend bij de rechtbank – omdat het nu gaat om een andere vraag (voorschot) dan in de bodemprocedure (aansprakelijkheid) – het verzoek moet worden afgewezen. Er zijn geen onderhandelingen over een eindregeling gaande en er is geen aanleiding om aan te nemen dat een beslissing in dit deelgeschil ertoe bijdraagt dat partijen het, ondanks hun geschil en de procedure die daarover wordt gevoerd, alsnog eens worden.

3.2.
Het deelgeschil was niet de goede weg om tot toewijzing van een voorschot te komen en daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om op de voet van 1019aa Rv de kosten te begroten en om GlaxoSmithKline te veroordelen tot betaling van die kosten. ECLI:NL:RBMNE:2020:1262