Overslaan en naar de inhoud gaan

CRvB 020307 maximering maatman; Schattingsbesluit 2004 op dit punt onverbindend

CRvB 2-3-07 maximering maatman; Schattingsbesluit 2004 is voor zover dit het beginsel van de feitelijke inkomstenderving verlaat onverbindend.
In het Schattingsbesluit 2004 is voor alle betrokkenen die voor hun uitval wegens een ziekte of gebrek per week langer werkzaam waren dan 38 uur niet gekozen voor een systematiek waarin de vaststelling van de feitelijke inkomensschade centraal staat. Gekozen is voor een systematiek waar zowel bij de urenomvang van de in aanmerking te nemen arbeid als bij de berekening van hetgeen betrokkene met arbeid kan verdienen de omvang van de arbeid wordt gemaximeerd op 38 uur per week.
Deze systematiek is overigens niet voor advies aan de SER voorgelegd.
Deze fictie heeft onder meer tot gevolg dat wordt bezien of betrokkene met functies van ongeveer gelijke omvang nog kan verdienen wat hij voor zijn uitval in 38 uur verdiende. De inkomensderving die betrokkene lijdt als gevolg van de omstandigheid dat hij voor zijn uitval in een functie werkzaam was met een groter - ten volle maatgevend geacht - aantal arbeidsuren blijft bij de bepaling van de hoogte van de inkomensderving buiten beschouwing.

Naar het oordeel van de Raad heeft de regelgever hiermee het bepaalde in artikel 18, eerste lid, van de WAO miskend en een regeling getroffen die het in artikel 18 van de WAO opgenomen uitgangspunt dat aansluiting dient te worden gezocht bij het feitelijke (reële) verlies aan verdienvermogen aantast. Er is geen sprake van een systematiek die er toe strekt het reële verlies aan verdienvermogen op een zo juist mogelijke hoogte vast te stellen.

Dat artikel 18, achtste lid, van de WAO ruimte biedt tot het stellen van afwijkende regels leidt niet tot een ander oordeel, omdat - zoals reeds eerder overwogen - deze bepaling niet de mogelijkheid opent om bij algemene maatregel van bestuur een regeling te treffen die strijdt met de grondslagen van artikel 18 van die wet.

Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht met betrekking tot de praktische problemen die samenhangen met het gebruik van het zogenoemde Claimbeoordelings- en Borgingssysteem - in het systeem zijn niet voldoende functies opgenomen met een zodanige urenomvang om een schatting in die situaties dat een betrokkene niet excessief veel, maar wel meer dan 38 uren per week werkt deugdelijk te laten verlopen - brengt de Raad evenmin tot een ander oordeel. Zo een probleem rechtvaardigt evenmin dat op basis van een algemene maatregel van bestuur een inbreuk wordt gemaakt op het in artikel 18, eerste lid, van de WAO door de wetgever neergelegde uitgangspunt dat aansluiting dient te worden gezocht bij het reële verlies aan verdienvermogen.

Het Schattingsbesluit 2004 is mitsdien voor zover dit in de artikelen 9 en 10 het beginsel van de feitelijke inkomstenderving verlaat onverbindend.
LJN AZ9652