Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 171006 wie reed door rood, wie reed door groen.

Hof Den Bosch 17-10-2006 wie reed door rood, wie reed door groen.
Rechtbank in conventie:
a. Zowel [appellant] als zijn echtgenote ([echtegnote]) hebben als getuigen verklaard dat het verkeerslicht aan hun zijde op groen stond toen zij de kruising opreden. Dit kan, in aanmerking genomen dat de verkeersinstallatie goed werkte, de conclusie wettigen dat dus het verkeerslicht aan de zijde van [automobilist] op rood moet hebben gestaan toen deze de kruising opreed, en dat deze dus door rood licht moet hebben gereden.
b. De rechtbank trekt echter die conclusie niet, omdat de verklaring van de echtgenote van [appellant] met de nodige voorzichtigheid moet worden beoordeeld, mede gelet op de discrepanties tussen haar verklaring en die van [appellant].
c. [appellant] heeft daarom niet bewezen dat [automobilist] door rood licht is gereden.

4.12. In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeraar niet heeft bewezen dat [appellant] door rood licht is gereden.
De enkele verklaring van de getuige [automobilist] dat het verkeerslicht voor hem op groen stond, is daartoe, aldus de rechtbank, onvoldoende, terwijl diens verklaring met de nodige voorzichtigheid moet worden beoordeeld.

Hof:
in conventie
4.10.2. In conventie rust de bewijslast op [appellant]. [appellant] dient daarom overtuigend bewijs van zijn stelling bij te brengen. Daarbij geldt dat de verklaring van [appellant] (partijgetuige) alleen bewijs in zijn voordeel oplevert indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiele punten betreft dat het zijn verklaring voldoende geloofwaardig maakt. De verklaring van de echtgenote van [appellant] is echter niet zodanig sterk dat het de verklaring van [appellant] voldoende geloofwaardig maakt. De verklaring van de echtgenote wordt immers ontkracht doordat [automobilist] als getuige anders heeft verklaard en het hof in het betoog van [appellant] geen argumenten heeft aangetroffen die tot de overtuiging leiden dat aan de verklaring van [automobilist] minder geloof moet worden gehecht dan aan de verklaring van de echtgenote van [appellant]. (...)

In reconventie:
4.15. Indien de stellingen van de verzekeraar juist zijn, zou de conclusie moeten zijn dat [appellant] door rood licht is gereden. Nu [appellant] die stellingen betwist, dient de verzekeraar bewijs te leveren
a. dat de door [appellant], respectievelijk zijn echtgenote, bij de rechtbank afgelegde getuigenverklaring inhoudt dat er in het voorsorteervak voor rechtsafslaand verkeer op de [straat 1] ter plaatse waar en op het moment dat [appellant] de kruising naderde een of meer auto's hebben stilgestaan, en
b. dat de verkeerslichtsignalering ter plaatse aldus is geregeld dat, indien het verkeerslicht bedoeld voor voormeld rechtsafslaand verkeer op rood staat, ook steeds het verkeerslicht bedoeld voor rechtdoorgaand verkeer op de [straat 1] (richting [plaats]) op rood staat.
Indien beide feiten worden bewezen, kan het niet anders dan dat [appellant] door rood is gereden.
LJN AZ0407