Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 240924 geen letsel, linksafslaande auto botst op rechtdoorrijdende tegenligger; linksaffer aansprakelijk ondanks verondersteld groen licht

RBOVE 240924 geen letsel, linksafslaande auto botst op rechtdoorrijdende tegenligger; linksaffer aansprakelijk ondanks verondersteld groen licht

locatie ongeval maps.app.goo.gl

3. De feiten3.1.

Op 10 september 2022 rond 21:00 uur heeft er een aanrijding plaatsgevonden op een met driekleurige verkeerslichten beveiligde kruising van de N377 ter hoogte van “De Lichtmis”. De betrokken bestuurders waren [eiser] en [betrokkene]. [eiser] reed vanaf Hasselt rechtdoor richting Nieuwleusen. [betrokkene] kwam vanuit Nieuwleusen en sloeg linksaf richting de Hermelenweg.

[Afbeelding]3.2. De situatie ter plaatse ziet er als volgt uit:

Foto 1 (niet op rechtspraak.nl, red. LSA LM)

[Afbeelding]

Foto 2 (niet op rechtspraak.nl, red. LSA LM)

3.3.

[eiser] en [betrokkene] hebben een aanrijdingsformulier ingevuld en ondertekend. Daarop staat bij [eiser] bij het kopje ‘opmerkingen’ “reed door groen licht”. Bij het kopje ‘toedracht’ is aan de zijde van [betrokkene] het vakje “ging linksaf” aangekruist.

3.4.

De politie is ter plaatse gekomen en heeft van het ongeval de volgende registratie gemaakt:

“ Toedracht

Situatie

Voertuig A draait voor hem linksaf richting de hermelenweg, komende vanuit Nieuwleusen.

Voertuig B wil rechtdoor gezien van de A28 richting Nieuwleusen en voertuigen komen in botsing.”

3.5.

Op 17 december 2022 heeft [betrokkene] schriftelijk verklaard:

“(…)
Ik heb de verkeerde afslag genomen want ik had rechtdoor moeten rijden en dan de 2 linker banen moeten nemen richting Arnhem maar iedereen kan zich vergissen

Ik ben linksaf geslagen terwijl ik rechtdoor had moeten rijden en daarna de 2 linker banen moeten nemen richting Arnhem.

Maar nogmaals ik ben door groen gereden en dat ik de verkeerde afslag heb genomen kan iedereen gebeuren.

Maar de tegenpartij zeht wel dat hij door groen is gereden. (…)

Politie is erbij geweest en hebben bijde verklaard dat we door groen zijn gereden.

Er waren geen getuigen bij alleen ik en de tegenpartij. (…)

Inderdaad de moter agent zij tegen mij ik had een afslag verder gemoeten

Voor de rest niks. (…)”

3.6.

In een andere schriftelijke verklaring van [betrokkene] staat verder:

“(…) Ik stond voor het stoplicht om links af te slaan.

Het licht ging op groen en ik nam de bocht om links af te slaan. (…)”

3.7.

Verkeerskundige [naam] van de provincie Overijssel heeft in een e-mail aan de gemachtigde van [eiser] geschreven:

“(…) Zoals in mijn vorige bericht aangegeven bevat de verkeersregeling een conflictmatrix. Deze zorgt ervoor dat conflictrichtingen niet gelijktijdig groen of geel licht kunnen vertonen.

Uw client reed van Hasselt rechtdoor richting Nieuwleusen. Dit is in de verkeersregeling richting 208. De aanrijding heeft plaatsgehad met een tegemoetkomend voertuig die linksaf sloeg. Dit is in de verkeersregeling richting 203. Verkeer dat voor moet sorteren om verderop linksaf te slaan richting de A28 is richting 202. De richtingen 202 en 208 kunnen gelijktijdig groen en geel licht hebben. Dit is niet het geval voor de richtingen 203 en 208. (…)”

3.8.

De auto van [betrokkene] is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Univé. [eiser] heeft Univé, als WAM-verzekeraar van [betrokkene], aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van de aanrijding heeft geleden. Univé heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

4Het geschil

4.1.

[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van Univé tot betaling van € 4.000,00 vanwege schade aan zijn auto plus € 363,00 aan kosten gemaakt voor een huurauto. Verder wil [eiser] dat Univé wordt veroordeeld tot betaling van de volledige proceskosten, waaronder € 3.645,15 aan advocaatkosten, en in de nakosten. Een en ander te vermeerderen met wettelijke rente.

4.2.

Univé voert verweer. Univé concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5De beoordeling

Aansprakelijkheid

5.1.

Het gaat in deze zaak om een aanrijding tussen twee auto’s op een met driekleurige verkeerslichten beveiligde kruising. Tussen partijen is niet in geschil dat de bij de kruising aanwezige verkeerslichten ten tijde van de aanrijding in werking waren en dat zij juist hebben gewerkt. Zowel [eiser] als [betrokkene] hebben verklaard dat zij, voor de door hun gevolgde rijrichting, door groen licht zijn gereden. Dat kan echter onmogelijk het geval zijn geweest. Uit de niet bestreden verklaring van verkeerskundige Van Liere (r.o. 3.7) volgt dat er sprake is van een conflictmatrix die ervoor zorgt dat de conflictrichtingen, zoals in dit geval rechtdoorgaand ([eiser]) en linksafslaand ([betrokkene]) verkeer, niet tegelijk groen licht kunnen hebben uitgestraald. Tussen partijen staat dan ook vast dat [eiser] of [betrokkene] door rood moet zijn gereden.

5.2.

De kantonrechter is van oordeel dat niet objectief kan worden vastgesteld wie dit is geweest. Er zijn immers twee verklaringen die tegenover elkaar staan en er is onvoldoende reden om aan de verklaring van een bestuurder meer of minder gewicht toe te kennen. Bovendien was het ten tijde van de aanrijding rustig op de weg, waardoor er geen getuigen zijn die hierover kunnen verklaren. [eiser] heeft wel gesteld dat [betrokkene] in de tweede baan (de baan voor rechtdoorgaand verkeer) stond, dat hij heeft gereageerd op het groene licht voor deze baan en dat hij toen niet rechtdoor is gegaan maar linksaf is geslagen terwijl het licht voor linksafslaand verkeer nog op rood stond, maar de kantonrechter is van oordeel dat dat niet voldoende kan worden vastgesteld. Univé heeft dit namelijk betwist. Volgens Univé stond [betrokkene] op de meest linker baan en is hij naar links gegaan toen het voor deze baan geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde (zie foto 1). Dit strookt ook met de tweede verklaring van [betrokkene] (r.o. 3.6). Uit de eerste verklaring van [betrokkene] (r.o. 3.5) volgt weliswaar dat [betrokkene] de verkeerde afslag heeft genomen, maar dat betekent nog niet dat hij door rood is gereden. Ook uit het aanrijdingsformulier blijkt dat niet. Op dat formulier is het vakje “lette niet op een voorrangsteken of een rood licht” immers niet aangekruist. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangegeven dat hij contact heeft gehad met de motoragent die na de aanrijding ter plaatse is gekomen en dat deze aangaf dat ‘het helder was dat [betrokkene] op de tweede baan stond maar linksaf is geslagen en dat hij de weg niet heeft geweten’ maar [eiser] heeft dit niet onderbouwd met een schriftelijke verklaring en ook niet met andere omstandigheden die deze mededeling kunnen ondersteunen. De politie heeft dit in haar registratieformulier ook niet vermeld. Deze stelling wordt daarom gepasseerd.

5.3.

In een geval als het onderhavige, waarbij niet kan worden vastgesteld wie door rood is gereden, moet bij de beantwoording van de vraag of de ene automobilist aansprakelijk is tegenover de andere, worden uitgegaan van de veronderstelling dat de aansprakelijk gestelde automobilist ([betrokkene]) door groen licht is gereden. Uit die enkele omstandigheid volgt echter niet zonder meer dat hij niet aansprakelijk is voor de schade die door [eiser] is geleden als gevolg van de aanrijding die vervolgens heeft plaatsgevonden. Indien [betrokkene] onmiddellijk voor de aanrijding gevaarzettend heeft gehandeld en daardoor een situatie in het leven heeft geroepen waarin de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat handelen zo groot was dat hij zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moet onthouden, volgt uit de artikelen 5 WVW en 6:162 BW dat hij wel degelijk aansprakelijk is tegenover [eiser] (vgl. Hoge Raad 22 april 2005, nr. C03/269, NJ 2006/20; Hoge Raad 17 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9749 en Hoge Raad 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6996).

5.4.

Bij de beantwoording van de vraag of inderdaad aansprakelijkheid als hiervoor bedoeld is ontstaan, moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Naast de a) veronderstellenderwijs aangenomen omstandigheid dat [betrokkene] door groen is gereden, dient mee te wegen b) het verkeersgedrag van partijen onmiddellijk voorafgaand aan de aanrijding, waaronder i) de vraag of [betrokkene] een concrete aanleiding had om verdacht te zijn op de mogelijkheid dat [eiser] het voor hem rood licht uitstralende stoplicht zou negeren en de kruising zou oprijden en ii) de snelheid van beide automobilisten en de afstand die zij beiden tot de desbetreffende kruising hadden op het moment waarop zij elkaar opmerkten c) de overzichtelijkheid van de kruising en d) de vraag of ter plaatse mede waarschuwingsborden waren geplaatst (vgl. HR 23 juni 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1766).

5.5.

De kantonrechter is van oordeel dat [betrokkene], ondanks de veronderstellenderwijs aangenomen omstandigheid dat hij door groen is gereden, aansprakelijk kan worden gehouden voor de aanrijding. Daartoe geldt ten eerste het volgende. De aanrijding vond plaats op een kruising. Van een zorgvuldig automobilist mag worden verwacht dat hij, ook bij groen licht, een kruising niet oprijdt voordat hij heeft gecontroleerd dat deze daadwerkelijk vrij is. Dit uitgangspunt volgt uit artikel 5 WVW. Een bestuurder moet er in het algemeen immers rekening mee houden dat een andere bestuurder een fout kan maken. Onder de gegeven omstandigheden heeft [betrokkene] onvoldoende gecontroleerd of hij de weg waarop [eiser] reed kon oversteken en dat kan hem worden verweten.

In de onderhavige verkeerssituatie reed [eiser] rechtdoor op de kruising. [betrokkene] sloeg linksaf om de weghelft waarop [eiser] reed, over te steken. In deze situatie kwam [eiser] van rechts en reed hij rechtdoor op dezelfde weg waarop [betrokkene] hem aanvankelijk tegemoet kwam. [betrokkene] had – de verkeerslichten weggedacht – zowel op basis van artikel 15 als op basis van artikel 18 RVV 1990 aan [eiser] onbelemmerde doorgang moeten verlenen. Verder weegt mee dat de kruising overzichtelijk was en er ten tijde van de aanrijding geen ander verkeer was. Uit de verklaring van [betrokkene] volgt dat hij voor het stoplicht stond en dat hij de bocht nam toen het licht op groen ging. Gelet op de wegindeling reed hij vervolgens een aantal meters rechtdoor voordat hij de weg kruiste waarop [eiser] reed. Op basis daarvan gaat de kantonrechter ervan uit dat [betrokkene] niet hard reed en dat hij voldoende tijd heeft gehad om de kruising te overzien en op de naderende auto van [eiser] te reageren. Ook weegt mee dat [eiser] eerder op het kruisingsvlak was dan [betrokkene]. [betrokkene] heeft met de voorzijde van zijn auto de auto van [eiser] immers aan de linkerzijkant geraakt. Aangenomen moet daarom worden dat, wanneer [betrokkene] voorzichtiger het kruisingsvlak was opgereden en had gekeken of er verkeer van rechts kwam, hij [eiser] had zien aankomen. De conclusie luidt dat [betrokkene] in strijd heeft gehandeld met de algemeen geldende regel van zorgvuldigheid in het verkeer dat – ook in het geval van een normaal in werking zijnde verkeerslichteninstallatie – een kruising niet mag worden opgereden voordat is gecontroleerd of deze daadwerkelijk vrij is. Dat geldt temeer nu uit de verklaring van [betrokkene] volgt dat hij niet bekend was met de situatie ter plaatse. In dat geval is extra alertheid geboden.

5.6.

Op basis van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de kantonrechter dat [betrokkene] gevaarzettend heeft gehandeld en daarmee een situatie in het leven heeft geroepen waarbij de kans op een ongeluk groot was.

Eigen schuld

5.7.

Univé heeft gesteld dat niet [betrokkene], maar [eiser] door rood is gereden. In die stelling ligt een eigen schuld verweer besloten. De vraag die daarom vervolgens aan de orde komt is of de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [eiser] kan worden toegerekend als bedoeld in artikel 6:101 BW. Op grond van de hiervoor genoemde rechtspraak moet er bij de beantwoording van die vraag veronderstellenderwijs van uit worden gegaan dat [eiser] door groen is gereden en moet worden beoordeeld of [eiser] voor de aanrijding gevaarzettend heeft gehandeld.

5.8.

De kantonrechter is van oordeel dat Univé onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser]. [eiser] kwam van rechts en reed op de doorgaande weg. Niet gesteld of gebleken is dat hij te hard of onvoorzichtig dan wel onzorgvuldig reed. Bovendien is [betrokkene] tegen de zijkant van de auto van [eiser] gereden en niet andersom.

Schade

5.9.

De conclusie van het hiervoor overwogene is dat [betrokkene], en daarmee Univé, aansprakelijk is voor de schade die [eiser] als gevolg van de aanrijding heeft geleden.

5.10.

[eiser] stelt dat de schade aan zijn auto € 4.000,00 bedraagt. Univé heeft dat niet betwist. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.

5.11.

Verder stelt [eiser] dat hij € 363,00 aan kosten heeft gemaakt voor een huurauto. Univé heeft dit niet betwist, maar zij heeft zich op het standpunt gesteld dat deze kosten maar voor 75% voor vergoeding in aanmerking komen vanwege het voordeel als gevolg van de stilstand van het eigen voertuig. Het eigen voertuig slijt hierdoor minder, aldus Univé. [eiser] heeft hier niets tegenin gebracht. De kantonrechter zal hier daarom van uitgaan. Voor vervangend vervoer zal een bedrag van (0,75 x € 363,00 =) € 272,25 worden toegewezen.
 

Proceskosten

5.12.

[eiser] heeft gevraagd om Univé te veroordelen in de volledige proceskosten, en, als onderdeel daarvan, € 3.645,15 aan advocaatkosten. [eiser] stelt dat Univé ten onrechte heeft geweigerd om aansprakelijkheid te erkennen en de schade te vergoeden, terwijl duidelijk is dat de schade door toedoen van haar verzekerde is ontstaan. [eiser] heeft hierdoor extra bewijs moeten vergaren. Dat heeft voor onnodige en onnodig hoge advocaatkosten gezorgd, aldus [eiser].

Univé betwist dat dit kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.

5.13.

De kantonrechter overweegt als volgt. Uit vaste rechtspraak volgt dat in een procedure slechts bij hoge uitzondering aanleiding bestaat voor vergoeding van de volledige kosten. Er moet dan sprake zijn van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De kantonrechter is van oordeel dat zo’n situatie zich hier niet voordoet. De vordering van [eiser] zal in zoverre dan ook worden afgewezen.

5.14.

Wel ziet de kantonrechter aanleiding om Univé te veroordelen in de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten. In deze procedure is immers vast komen te staan dat [eiser] door toedoen van Univé vermogensschade heeft geleden. Voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten kan (in de onderhavige zaak) een grondslag worden gevonden in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW. De in deze bepaling genoemde kosten komen voor vergoeding in aanmerking als deze de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan en het liquidatietarief daarop geen betrekking heeft. De partij die dergelijke kosten vordert moet stellen en specificeren dat deze kosten zijn gemaakt voor andere verrichtingen dan de verrichtingen waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv een vergoeding plegen in te sluiten. Het zal daarbij moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) sommatie of het enkel doen van een – niet aanvaard – schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Aan de hand van de door [eiser] overgelegde facturen van de advocaat begroot de kantonrechter de buitengerechtelijke werkzaamheden die voor vergoeding in aanmerking komen op twee uur. Dat resulteert in een toewijsbaar bedrag van € 484,00 (twee maal uurtarief van € 200,- te vermeerderen met btw).

5.15.

Voor het overige zal de kostenveroordeling overeenkomstig de regeling van de proceskostenvergoeding en het toepasselijke liquidatietarief geschieden. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

139,30

 

- griffierecht

248,00

 

- salaris gemachtigde

678,00

(2 punten × € 339,00)

- nakosten

135,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

1.200,30

 

5.16.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.ECLI:NL:RBOVE:2024:5029