CRvB 011106 ongeschiktheid voor eigen functie als gevolg van niet beschikbaarheid aangepast schoei
- Meer over dit onderwerp:
CRvB 011106 ongeschiktheid voor eigen functie als gevolg van niet beschikbaarheid aangepast schoeisel
Ingevolge artikel 19 van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, recht op ziekengeld.
Verzekeringsarts Van Mierlo heeft appellant gezien op het spreekuur van 7 oktober 2003 en na lichamelijk onderzoek bij appellant een hallux valgus beiderzijds geconstateerd en gesteld dat appellant met de hallux valgus goed in staat moet worden geacht om zijn arbeid te verrichten, maar dat hij bij veel lopen en staan aangepast schoeisel nodig heeft. Bezwaarverzekeringsarts Eeuwen heeft in zijn rapportage van 25 november 2003 de bevindingen van verzekeringsarts Van Mierlo onderschreven.
De Raad is van oordeel dat, gelet op voormelde memo van Hahn en de vaststelling van de verzekeringsartsen dat appellant bij veel lopen en staan aangepast schoeisel nodig heeft, appellant zijn arbeid alleen kon verrichten met aangepast schoeisel. Nu niet is gebleken dat dit aangepast schoeisel op de datum in geding voorhanden was, vloeit hieruit naar het oordeel van de Raad voort dat appellant op en na 15 september 2003 niet in staat moest worden geacht zijn arbeid, in de zin van artikel 19 van de ZW, te verrichten. LJN AZ1465
Ingevolge artikel 19 van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, recht op ziekengeld.
Verzekeringsarts Van Mierlo heeft appellant gezien op het spreekuur van 7 oktober 2003 en na lichamelijk onderzoek bij appellant een hallux valgus beiderzijds geconstateerd en gesteld dat appellant met de hallux valgus goed in staat moet worden geacht om zijn arbeid te verrichten, maar dat hij bij veel lopen en staan aangepast schoeisel nodig heeft. Bezwaarverzekeringsarts Eeuwen heeft in zijn rapportage van 25 november 2003 de bevindingen van verzekeringsarts Van Mierlo onderschreven.
De Raad is van oordeel dat, gelet op voormelde memo van Hahn en de vaststelling van de verzekeringsartsen dat appellant bij veel lopen en staan aangepast schoeisel nodig heeft, appellant zijn arbeid alleen kon verrichten met aangepast schoeisel. Nu niet is gebleken dat dit aangepast schoeisel op de datum in geding voorhanden was, vloeit hieruit naar het oordeel van de Raad voort dat appellant op en na 15 september 2003 niet in staat moest worden geacht zijn arbeid, in de zin van artikel 19 van de ZW, te verrichten. LJN AZ1465