Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zutphen 100107 whiplash; internationaal chauffeur; afbouwend aantal overuren; zwart loon

Rb Zutphen 10-01-07 whiplash; internationaal chauffeur; afbouwend aantal overuren; zwart loon
Bruto inkomen voor ongeval
4.12. IVBL is op basis van de door [eiser] verstrekte inkomensgegevens uitgegaan van een bruto jaarinkomen van DM 53.508,50 en DM 2.300 vakantiegeld ten tijde van het ongeval. Begrepen wordt dat dit jaarinkomen betrekking heeft op een 39-urig contract. Achmea heeft deze bedragen erkend alsmede de door IVBL toegepaste indexatie tot 2003 tot een bedrag aan bruto jaarinkomen van € 33.747,45. Genoemde bedragen zullen dus als uitgangspunt dienen voor de berekening. Tevens wordt het uitgangspunt overgenomen dat het Nederlandse (loon)belastingregime op de inkomsten van [eiser] toepasselijk is.

Overwerkvergoeding
4.13. In opdracht van [eiser] heeft IVBL gerekend met een netto overwerkvergoeding voor 100 uren per maand à DM 25,- per uur en dientengevolge een bedrag van € 15.339,00 als jaarlijkse netto schadefactor in de berekening opgenomen. Achmea keert zich tegen zowel het aantal overwerkuren als de berekening van de ver-goeding ervan.

4.14. Ter onderbouwing van de overwerkuren heeft [eiser] bij productie 50 enkele "Bescheinigungen" (attesten) van kennelijk zijn Duitse werkgever overgelegd. Volgens deze attesten heeft [eiser] in 1993 1389 uren over-gewerkt, in 1994 1612, in 1995 1116 en in 1996 1461 uren overgewerkt. Hij heeft daarvoor DM 25,- per overuur ontvangen. Ter toelichting heeft [eiser] aangegeven dat voor de berekening van de verschenen en toekomstige schade gerekend zou moeten worden met een gematigd gemiddelde van 100 uren per maand.

4.15. Hoewel met Achmea wordt geconstateerd dat de "Bescheinigungen" niet uitblinken in helderheid en authenticiteit, moet tevens worden opgemerkt dat geen al te hoge eisen gesteld kunnen worden aan de admini-stratie in het internationaal wegvervoer in die periode. Vanwege het feit dat [eiser] in de jaren 1993-1997 een jonge vrijgezelle rijder was en er in die tijd in de branche vele overuren werden gemaakt, komt het mede in sa-menhang met de "Bescheinigungen" voorts niet onaannemelijk voor dat [eiser] in genoemde jaren zeker 100 uren per maand heeft overgewerkt. Dit komt neer op een werkweek van 62 uur. In het licht hiervan is er onvoldoende aanleiding [eiser] te belasten met het bewijs dat hij voor het ongeval tenminste 100 overuren per maand maakte. Ook voor de jaren na 1997 waarin het nog goed ging met het internationaal vrachtverkeer, moet worden aange-nomen dat [eiser] overuren zou hebben gemaakt in de orde van grootte als daarvoor. Aan de dit oordeel doet niet af dat het UWV bij de bepaling van het dagloon van [eiser] met niet meer dan 10 overuren per week rekening heeft gehouden.

4.16. Gelet op het feit dat [eiser] per 1 mei 2003 is gaan samenwonen met zijn echtgenote die uit een eerder huwelijk twee kinderen had, wordt aangenomen dat [eiser], het ongeval weggedacht, op enig moment een gezin zou hebben gesticht. Verder is in de loop der jaren de regelgeving voor het internationaal vrachtvervoer gewijzigd. Daarnaast speelt een rol dat sinds enige jaren het internationaal vrachtvervoer kampt met sterke concurrentie uit Oost Europa. Daar komt bij dat de combinatie van de steeds stijgende benzineprijzen en toenemende concurrentie van ook andere wijzen van vervoer maken dat de branche onder druk is komen te staan. Al deze factoren in samenhang beschouwd zouden ertoe geleid hebben dat het voor [eiser] minder goed mogelijk zou zijn geweest 100 overwerkuren te maken en te handhaven tot het einde van zijn loopbaan.

4.17. In het voorgaande wordt aanleiding gezien in de berekening rekening te houden met 100 overuren per maand tot 1 januari 2003. In de periode van 1 januari 2003 tot 1 januari 2012 zal gerekend worden met gemiddeld 70 overuren per maand (een werkweek van 55 uur), beginnend met 100 overuren per maand, aflopend tot en eindigend met ongeveer 40 overuren. Dit oordeel vindt mede steun in de door [eiser] overgelegde publicaties over arbeidstijden in het internationaal wegvervoer en de reactie daarop van Achmea alsmede in toekomstige ontwikkelingen. Op grond van Europese regelgeving (Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen van 23 maart 2002), zal de werkweek van een internationaal chauffeur immers niet meer dan 48 uren mogen bedragen. Deze richtlijn is op vervoersbedrijven reeds van toepassing vanaf 23 maart 2005 en wordt op zelfstandige bestuurders ("eigen rijders") van toepassing op 23 maart 2009. Omdat ervan wordt uitgegaan dat het nog enige tijd zal duren voordat de richtlijn niet alleen is omgezet maar ook daadwerkelijk strikt nageleefd en gehandhaafd zal worden, wordt eerst vanaf 1 januari 2012 gerekend met 39 (48-39 x 4,35) overuren per maand.

4.18. Achmea betwist dat [eiser] DM 25,00 per gewerkt overuur heeft ontvangen. Met verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen over de "Bescheinigungen" wordt geoordeeld dat op [eiser] geen zwaardere bewijslast wordt gelegd. Het verweer van Achmea wordt dus gepasseerd.

4.19. Wel wordt Achmea gevolgd in haar standpunt dat op de voet van Hoge Raad
24 november 2000 (NJ 2001/195) het netto equivalent van het kennelijk zwart uitbetaalde bedrag van DM 25,00 (€ 12,78) gehanteerd moet worden. Nu het uitgangspunt is dat het Nederlands belastingstelsel van toepassing is, zal het netto equivalent berekend dienen te worden naar het ten tijde van het ongeval geldende belastingregime.

Looptijd
4.20. Ten tijde van het ongeval werkte [eiser] voor een Duits vervoersbedrijf waarop geen met de Nederlandse cao vergelijkbare regeling van toepassing was. Kennelijk heeft IVBL op grond hiervan geen rekening gehouden met prepensionering en een looptijd tot 65 jaar aangenomen.

4.21. Achmea heeft onder verwijzing naar pre-existente klachten en predispositie aangevoerd dat [eiser] niet zonder meer tot zijn 65-jarige leeftijd het zwaar werk van internationaal vrachtwagenchauffeur had kunnen ver-richten. Daarbij wijst zij tevens op een feit van algemene bekendheid dat boven de 50 jaar, althans 55 jaar een vrachtwagenbestuurder niet meer internationaal actief zal zijn. In elk geval zal [eiser] niet de overuren kunnen maken die hij in zijn jeugd maakte, aldus Achmea.

4.22. Over predispositie en pre-existente factoren is hiervoor reeds geoordeeld. Ook de overuren zijn al vast-gesteld. Dat het een feit van algemene bekendheid is dat internationale chauffeurs na hun 50e - 55e niet meer internationaal rijden, valt niet zonder meer in te zien, nog daargelaten dat Achmea dit "feit van algemene be-kendheid" niet heeft doen vergezellen van enige onderbouwing. Dan rest nog de toekomstverwachting en het eventueel bestaan van pensioenvoorzieningen die stoppen met werken voor het 65e levensjaar aannemelijk of mogelijk maken.

4.23. [eiser] heeft verklaard dat het internationaal vrachtvervoer zijn lust en zijn leven was. Uit de rapportages van Blokhorst en Pigge wordt afgeleid dat dat beroep bij uitstek bij hem paste. [eiser] wordt gekenschetst als een eenzelvige man, met een aversie voor routinematig werk in een hiërarchische omgeving, die het best functioneert als ondernemer in een vak waarin hij zelfstandig kan werken. Gelet hierop moet in beginsel worden aan-genomen dat [eiser] het beroep van internationaal vrachtwagenchauffeur zeker tot boven zijn 60e levensjaar zou hebben uitgevoerd. Wanneer hij gestopt zou zijn, hangt mede af van de pensioenvoorziening waarover [eiser] zou hebben beschikt. Dit aspect is tot op heden niet aan de orde gekomen. (...)
LJN BA4423