Rb 's-Gravenhage 251012
- Meer over dit onderwerp:
Rb 's-Gravenhage 251012
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2012/rb-s-gravenhage-251012
beschikking
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer rekestnummer: 417313 HA RK 12-192
Beschikking van 25 oktober 2012
in de zaak van
X,
wonende te X
verzoekster,
advocaat mr. R. Schoemaker te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HENNES & MAURITZ NETHERLANDS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. P. Oskam te Amsterdam.
Verzoekster wordt hierna aangeduid met X en verweerster met H&M.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 13 april 2012 ingekomen verzoekschrift:
- het op 24 september 2012 ingekomen verweerschrift.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2012. X is verschenen, vergezeld van mr Schoemaker. Namens H&M is mevrouw Y verschenen vergezeld van mr. Oskam
2 Het verzoek en het verweer
2.1. X verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Zij voert daartoe aan dat zij op 7 februari 2010 door een medewerker van H&M, althans door een door H&M ingeschakelde beveiliger, is mishandeld. Zij wil met het doen horen van getuigen bewijs leveren van die rnishandeling en van haar stelling dat van die mishandeling door beveiligingcamera’s beelden zijn gemaakt. Het beeldmateriaal zou niet meer in het bezit zijn van H&M. maar X wil, om in een eventueel nog te starten bodemprocedure met succes een beroep te kunnen doen op omkering van de bewijslast, duidelijkheid verkrijgen omtrent het beleid van H&M met betrekking tot het gebruik van camerabeelden.
2.2. H&M voert gemotiveerd verweer. Zij concludeert tot afwijzing van het verzoek voor zover het betrekking heeft op het horen van mevrouw Z en eventuele andere getuigen over de wijze waarop het is toegegaan met het beeldmateriaal en de protocollen die daaromtrent binnen H&M gelden. Zij voert daartoe aan dat X daarbij geen belang heeft omdat er hoe dan ook geen camerabeelden beschikbaar waren, zodat hiermee geen bewijs kan worden verschaft voor het vaststellen dat X zou zijn mishandeld door medewerkers van H&M of andere door H&M ingeschakelde personen.
3. De beoordeling
3.1 De rechtbank stelt voorop dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijsbaar is, in de gevallen waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten. Uitgangspunt daarbij is dat de feiten die verzoeker wil bewijzen betwist moeten zijn en tot een bestissing van de zaak kunnen leiden. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zal een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor door de rechtbank moeten worden afgewezen als de rechtbank van oordeel is dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde of dat het moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts geldt bij de beoordeling van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor de in artikel 3:303 van bet Burgerlijk Wetboek neergelegde regel dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt. Een voorlopig getuigenverhoor strekt ertoe de verzoeker in staat te stellen duidelijkheid te verkrijgen over bepaalde feiten waarvan hij in een eventuele procedure de bewijslast zal hebben en aldus zijn proceskansen beter te kunnen inschatten.
3.2. Het verweer van H&M heeft alleen betrekking op het horen van getuigen met betrekking tot de wijze waarop door H&M wordt omgegaan met beeldmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat X ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij er belang bij heeft dat duidelijk wordt hoe door H&M is omgegaan met eventueel verkregen beeldrnateriaal. Niet valt uit te sluiten dat het met betrekking tot de bewijslastverdeling in de nog te starten bodemprocedure van belang kan zijn of er beeldmateriaal is geweest en zoja, hoe daarmee door H&M is omgegaan. De rechtbank is gebleken dat daarover door H&M wisselende verklaringen zijn afgelegd. X heeft derhalve belang bij het horen van mevrouw Z als getuige over de protocollen die binnen H&M gelden met betrekking tot het omgaan met en het vernietigen van beeldmateriaal.
3.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden toegewezen.
3.4. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4. De beslissing
De rechtbank:
- beveelt een voorlopig getuigenverhoor;
- benoemt mr. W.A.G.J. Ferenschild tot rechter-commissaris:
- bepaalt dat het verhoor van de drie in het verzoekschrift genoemde getuigen zal plaatsvinden in het paleis van justitie te Den Haag aan Prins Clauslaan 60 op maandag 17 december 22012 om respectievelijk 9.00 uur, 10.00 uur en 11.00 uur:
- bepaalt dat (de advocaat van) X uiterlijk op 2 november 2012 een afschrift van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan H&M moet doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2012.
Met dank aan mr. Reinboud Schoemaker, voor het inzenden van deze uitspraak.