Rb Midden-NL 201113
- Meer over dit onderwerp:
Rb Midden-NL 201113
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2013/rb-midden-nl-201113
VONNIS
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/340568 / HA ZA 13-216
Vonnis van 20 november 2013
in de zaak van
X,
wonende te X,
eiser,
advocaat mr. H.A. Zandijk,
als opvolger van mr. A.S. Foy,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.
als rechtsopvolgster van:
LEVOB SCHADEVERZEKERlNG N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna X en Achmea genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 28 oktober 2005
- het verzoek tot voortzetting van de zaak, na plaatsing op de parkeerrol
- de conclusie van repliek d.d. 17 april 2013
- de conclusie van dupliek d.d. 29 mei 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 15 juni 2000 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden in de Havenstraat van Hilversum, waarbij betrokken waren mevrouw Y als bestuurster van een personenauto, verzekerd bij Achmea en X als bestuurder van een bromfiets.
2.2. Y kwam met haar personenauto uit een uitrit en wilde linksaf de Havenstraat opdraaien in de richting van de Bosdrift. De Havenstraat maakt, vanaf de uitrit en rijrichting van Y gezien, een flauwe bocht naar links. In die bocht staat een boom. Ten tijde van het ongeval stond achter die boom een bestelbus geparkeerd, waardoor het zicht naar links werd verminderd. X kwam met een passagier op zijn bromfiets uit de Bosdrift de Havenstraat oprijden. In de bocht heeft hij geen snelheid verminderd. X is op de linkerzijkant van de auto van Y gebotst en ten val gekomen.
2.3. Van het ongeval is proces-verbaal opgemaakt door de politie Gooi en Vechtstreek. Y is vervolgd voor het veroorzaken van de aanrijding en op grond van art. 5WVW bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
2.4. Achmea heeft onderzoek laten doen naar de toedracht van het ongeval door het bureau CED Forensic, die op 1 november 2000 aan Achmea heeft gerapporteerd.
2.5. Bij brief van 10 november 2000 heeft Achmea, aansprakelijkheid voor de uit het ongeval voortvloeiende schade erkend, maar een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van X, die zij stelt op 50%.
2.6. Tegenover de politie heeft X een verklaring over de aanrijding afgelegd. Daarin is, onder meer, opgenomen:
"Op donderdag 15 juni 2000, reed ik met mijn bromfiets over de Havenstraat. komende uit de Gijsbrecht van Amstelstraat (...) ik reed ongeveer 40/45 km per uur. Plotseling kwam er voor mij van rechts een personenauto uit een uitrit de weg opdraaien. Ik had geen tijd meer om te remmen en botste met volle snelheid tegen die auto ( .. .) ".
In zijn ondertekende verklaring tegenover het expertisebureau CED Forensic heeft hij onder meer verklaard:
"(...) Ik reed circa 40 km/uur en zat normaal op de bromfiets. Ik had Z achterop zitten, maar lette naar mijn idee goed op de weg. ik keek voor mij toen ik de flauwe bocht in reed naar de Havenstraat toe. Er staan hier aan de rechterkant enkele bomen die mij het zicht op de Havenstraat gedeeltelijk ontnemen. Ik ben ter plaatse goed bekend en ben op de hoogte van de situatie. Ik minderde echter geen gas toen ik de bocht inreed. Plotseling zag ik vanuit het niets een auto de uitrit uitkomen. Ik meen mij te kunnen herinneren dat de auto al met de voorwielen op de rijbaan stond. Ik heb niet gezien dat de auto eerst had stilgestaan op de uitrit. Op het moment dat ik de auto zag ben ik op de treeplanken van de bromfiets gaan staan en heb vrijwel niet geremd. Wat er toen verder gebeurde weet ik niet precies. Ik kan me herinneren over de auto gevlogen te zijn (...) ".
2.7. Tegenover de politie heeft de getuige Z een verklaring over de aanrijding afgelegd. Daarin is, onder meer, opgenomen:
"(...) Ik zat als bijrijder achterop de bromfiets die is aangereden door de personenauto (...) Opeens zag ik dat er een personenauto voor ons de weg op reed (...) Waar die personenauto vandaan kwam weet ik niet precies, want ik lette niet echt op de weg. (...) ".
In zijn ondertekende verklaring tegenover het expertisebureau CED Forensic heeft hij onder meer verklaard:
"(...) We reden naar schatting 40 tot 50 km/uur op het moment dat ik ineens een klap voelde en hoorde. ( ... )".
2.8. De getuige A heeft onder meer tegenover de politie verklaard:
"(...) Hierna wilde ik oversteken op de Hilvertsweg, richting de Havenstraat, maar kon dat niet volbrengen omdat er over de Hilvertsweg, richting de Havenstraat. een brommer reed Ik zag dat die brommer met hoge snelheid reed, hoeveel die was kan ik u niet vertellen. Omdat ik nogal verrast werd door de brommer en de hoge snelheid waarmee hij reed, keek ik de brommer na. Ter hoogte van de kruising Hilvertsweg en de Havenstraat zag ik dat er een personenauto de Havenstraat op reed. Ik zag dat de brommer met dezelfde snelheid de bocht inging en tegen de personenauto reed. (. . .)"
In zijn handgeschreven verklaring voor het expertisebureau CED Forensic heeft hij onder meer verklaard:
"(...) Ik wilde oversteken maar zag van rechts een bromfiets met hoge snelheid (circa 60 km/uur) aan komen rijden. Op de bromfiets zaten twee jongens zonder helm die als een bezetene doorreden naar het centrum. (...) Plotseling zag ik dat een auto op de rijbaan stond. Het is mij niet bekend of de auto daar stilstond of net uit de uitrit kwam rijden. Ik zag alleen dat de brommer volop de auto inreed. De brommer heeft niet eens geremd. (...) ''.
2.9. Y heeft tegenover de politie onder meer verklaard:
"(. .. ) Omstreeks 16.40 uur wilde ik met mijn auto, vanaf het parkeerterrein via een uitrit, linksaf de Havenstraat oprijden richting de Bosdrift. Voordat ik de weg opreed heb ik goed naar links en rechts gekeken om mij ervan te verzekeren dat er geen verkeer aankwam. Ik weet zeker dat ik dat goed heb gedaan omdat de uitrit is gesitueerd op een zeer onoverzichtelijke plaats, het zicht naar links wordt daar belemmerd door een grote boom. De onoverzichtelijkheid werd nog eens erger door het feit dat er een bestelbusje achter voornoemde boom stond. Nadat ik overtuigd was van het feit dat er geen verkeer aankwam, ondanks de onoverzichtelijkheid, ben ik de weg opgereden. Ik reed op dat moment ongeveer 10 à 15 kilometer per uur. Op datzelfde moment zag ik dat er links een bromfiets naderde die mij op datzelfde moment raakte aan de linkerzijde van mijn voertuig. (. .. )".
2.10. X heeft bij het ongeval een enkelluxatiefractuur aan de linker enkel opgelopen. Hiervoor is hij onderzocht door de orthopedisch chirurg B, die op 17 februari 2003 en aanvullend op 30 juni 2006 heeft gerapporteerd.
3. Het geschil
3.1. X vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat Achmea volledig aansprakelijk is voor de door hem geleden schade als gevolg van het ongeval van 15 juni 2000, veroordeling tot betaling van die schade, nader op te maken bij staat, en betaling van een voorschot ten belope van € 22.463,32, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Aan zijn vordering legt hij kort gezegd ten grond slag dat Y art. 54 RVV heeft overtreden en dat hem geen verwijt van het ongeval valt te maken.
3.3. Achmea voert verweer. In de kern komt haar betoog erop neer dat X met een aanmerkelijk hogere dan de ter plaatse toegestane snelheid heeft gereden en dat het ongeval daardoor in belangrijke mate is ontstaan. Zij doet dan ook een uitdrukkelijk beroep op eigen schuld aan de zijde van X. Voorts heeft zij bezwaren tegen de door X gepresenteerde schade.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. het beroep op eigen schuld
4.1.1. Achmea heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend, maar heeft een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van X. Kern van dat beroep wordt gevormd door de stelling dat X in plaats van de toegestane 30 km/uur aanmerkelijk te hard heeft gereden.
Zij stelt die snelheid op 45 km/uur. Zij meent dat de eigen schuld aan de zijde van X ertoe leidt dat de vergoedingsplicht met 50% wordt verminderd, Ten aanzien van dit beroep overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.2. Uit de door X tegenover de politie en de tegenover CED Forensic afgegeven en ondertekende verklaringen blijkt dat hij zijn snelheid zelf heeft gesteld op liggend tussen de 40 tot 45 km/uur. Dit sluit ook aan bij de verklaring van Z, die spreekt van een geschatte snelheid van 40 à 50 km/uur. De verklaring van de getuige A acht de rechtbank onvoldoende specifiek om aan zijn inschatting van de snelheid gewicht toe te kennen. De rechtbank vat zijn verklaring op in die zin dat de getuige heeft willen uitdrukken dat X gezien de situatie ter plekke aanmerkelijk te snel reed. Niet is gebleken dat de door X bestuurde bromfiets was opgevoerd, zodat de inschatting dat X circa 60 km/uur zou hebben gereden niet realistisch is. De rechtbank zal op basis van het voorhanden zijnde bewijs de snelheid van X ten tijde van het ongeval stellen op 40 à 45 km/uur. Dat is te snel, omdat voor bromfietsen binnen de bebouwde kom een snelheidslimiet geldt van 30 km/uur (art. 20 RVV).
4.1.3. Tegenover de snelheidsoverschrijding door X staat het gegeven dat Y uit een uitrit kwam en op grond van art. 54 RVV verplicht was om aan al het overige verkeer voorrang te verlenen. Deze verplichting is zij niet nagekomen.
4.1.4. De rechtbank deelt niet de door Achmea voorgestane opvatting dat deze twee verkeersovertredingen van min of meer gelijk gewicht zouden zijn. Zij acht de overtreding van Y aanmerkelijk zwaarder dan die van X. Het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre, waar het vanuit een uitrit de weg oprijden onder valt, schept een aanzienlijk groter risico op een verkeersongeval dan een snelheidovertreding van een voorrangsgerechtigde, wiens snelheid weliswaar te hoog was, maar niet zodanig hoog, dat Y met een dergelijke snelheid geen rekening hoefde te houden. Hierbij komt dat Y wist dat zij een gevaarlijke situatie creëerde, ingegeven door de slechte zichtbaarheid van het verkeer dat voor haar van links kwam. Deze omstandigheid komt voor haar risico. In de causale bijdrage aan het ontstaan van het ongeval zal de rechtbank, alles afwegende, de overtreding van Y voor 75% laten wegen en de snelheidsovertreding van X voor 25%.
4.1.5. X heeft een beroep gedaan op de billijkheidscorrectie. De rechtbank overweegt daaromtrent dat bestuurders van een bromfiets een aanmerkelijk groter risico op verwondingen hebben dan bestuurders van een personenauto. X heeft als gevolg van de aanrijding (mogelijk blijvend) letsel opgelopen. Het aan Y te maken verwijt is daarnaast aanmerkelijk ernstiger dan het verwijt dat aan X kan worden gemaakt. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat het voertuig van Y tegen schade zoals die door X wordt geleden is verzekerd. Anderzijds wordt overwogen dat X heeft verklaard dat hij ter plaatse bekend was en - zo leidt de rechtbank daaruit af - wist dat het zicht vanuit de uitrit beperkt was. Hoewel de flauwe bocht naar rechts hem niet noodzaakte om langzamer te rijden, had van hem verwacht mogen worden dat hij op een uit de uitrit komend voertuig kon anticiperen. Door dit niet te doen, heeft hij zelf ook een risico genomen op het ontstaan van schade. Alles tegen elkaar afwegende komt de rechtbank op een schadevergoedingsplicht van Achmea van 80%. De rechtbank zal dit in het dictum van dit vonnis opnemen.
4.2. De schade
4.2.1. X heeft gevorderd dat de schade kan worden opgemaakt bij staat. De rechtbank zal die vordering afwijzen en X in de gelegenheid stellen de door hem geleden schade in deze procedure op te geven. Het ongeval heeft 13 jaar geleden plaatsgevonden en X heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat nog geen sprake is van een medische eindtoestand en de schade nog niet kan worden vastgesteld.
4.2.2. Bij deze stand van de procedure acht de rechtbank het toekennen van een voorschot op de schade, zoals door X gevorderd ook niet opportuun.
4.2.3. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor een conclusie aan de zijde van X waarin hij zijn schade kan specificeren en van een behoorlijke onderbouwing kan voorzien.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat Achmea voor 80% aansprakelijk is voor de gevolgen van het X overkomen ongeval op 15 juni 2000, en voor dat percentage gehouden is de schade van X te vergoeden,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 januari 2014 voor het nemen van een conclusie door X, waarna Achmea op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2013.
Met dank aan mr. H.A. Zandijk, Zandijk Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.