Rb Den Haag 101111
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 101111
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2015/rb-den-haag-101111
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton-Locatie G
w\Zaaknummer 1005710 \ CV EXPL 10-3292
C/NK
VONNIS in de zaak:
X,
wonende te G,
eisende partij bij dagvaarding,
gemachtigde mr. M.S. Vos,
tegen
Y,
wonende te B,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. C.F. van Delft.
Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het tussenvonnis d.d. 7 juli 2011;
- de aantekeningen van de comparitie van partijen d.d. 11 oktober 2011.
5 De verdere beoordeling
5.1 Dit vonnis is het vervolg op het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 7 juli 2011. De overwegingen in dit vonnis zullen worden doorgenummerd.
5.2 Op 11 oktober 2011 zijn partijen, vergezeld van hun raadslieden, verschenen voor een comparitie van partijen, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Voorafgaand aan deze zitting heeft X diverse bewijsstukken van de door hem gestelde schadeposten in het geding gebracht, te weten verzekeringsgegevens van Unigarant, een overzicht eigen risico zorgverzekering 2009 van Trias, een getuigenverklaring betreffende de schade aan de jas van X en verklaringen met betrekking tot de gezondheidssituatie van X.
materiële schade
5.3 Nu niet is gebleken dat één of meer van de in overweging 3.10 van het tussenvonnis genoemde schadeposten dan wel enige andere hierna vermelde schadepost door een verzekering is c.q. zijn gedekt of uitgekeerd, zullen deze, voor zover vaststaand, worden toegewezen.
5.4 Op grond van de door X overgelegde gegevens van Trias en productie 6 bij de dagvaarding, welke producties niet zijn betwist, acht de kantonrechter het gevorderde eigen risico van € 155,= en de stortingskosten ten bedrage van € 7,50 als vaststaande schade toewijsbaar.
5.5 X heeft geen bewijsstukken kunnen overleggen met betrekking tot de door hem genoemde schade aan 2 mobiele telefoons, welke door Y is betwist. Nu vaststaat dat X bij het ongeval te water is geraakt, acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat hij in elk geval schade aan één mobiele telefoon heeft ondervonden. De kantonrechter begroot deze schade naar redelijkheid en billijkheid op € 100,= en zal deze aldus toewijzen.
5.6 X heeft alleen één getuigenverklaring van XX met betrekking tot de betwiste schade aan zijn kleding kunnen overleggen. Deze verklaring is onvoldoende om de exacte schade te kunnen vast stellen. De kantonrechter acht aannemelijk dat met name de jas en de schoenen van X door het water zijn beschadigd. Deze schade wordt naar redelijkheid en billijkheid begroot op € 200,=.
5.7 De toewijsbare materiële schade komt op grond van het vorenstaande en op grond van overweging 3.10 van het tussenvonnis in totaal op € 1.667,50.
immateriële schade
5.8 Vast staat dat X tengevolge van het ongeval met zijn scooter te water is geraakt en dat hij daarna per ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd. Volgens de rapportage van de GGD-arts is X 1 dag in het ziekenhuis geweest. Er was sprake van enig geheugenverlies en klachten van hoofdpijn, duizeligheid, spierpijn in nek en linkerschouder. Verder had X een wond aan de binnen zijde van zijn lip en een schaafwond op het voorhoofd. Sinds 2 jaar is hij onder behandeling bij een neuroloog voor migraineklachten.
Blijkens de overgelegde rapportages van de neuroloog is sprake geweest van een hersenschudding en was er geen voorgeschiedenis van migraine. De werkgever van X heeft blijkens een overgelegde schriftelijke verklaring aangegeven dat X regelmatig en merkbaar last heeft van stevige hoofdpijn en dat hij dan vakantie-uren opneemt. Volgens een verklaring van de vrienden van X valt hij regelmatig flauw.
5.9 Y heeft niet de door X gestelde gevolgen van het ongeval betwist, maar heeft het verweer gevoerd dat X geen helm droeg en dat dus sprake is van eigen schuld.
Y heeft verwezen naar een onderzoek waaruit blijkt dat er 69% meer kans op hoofdletsel is wanneer er geen helm wordt gedragen. Y heeft zich daarom primair op het standpunt gesteld dat de immateriële schadevergoeding moet worden afgewezen, subsidiair beroept hij zich op een vermindering met 69%. Y heeft zich verder beroepen op de reflex werking van artikel 185 WVW en om matiging van de schadevergoeding verzocht. In dit verband heeft Y aangevoerd dat alle getuigen hebben gezien dat hij slingerde. X had dus niet moeten inhalen. Ook had hij een helm moeten dragen en zorgen dat hij verzekerd was.
5.10 De kantonrechter is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 408,=. In de hoogte van dit bedrag is rekening gehouden met het vaststaande feit dat X ten tijde van het ongeval geen helm droeg en dat hij aldus in aanzienlijke mate zelf schuld heeft aan de opgelopen hersenschudding en de langdurige posttraumatische migraineklachten. De kantonrechter is uitgegaan enerzijds van de toegekende schadevergoeding in zaak 533 uit Smartengeldgids 2009, te weten € 1.590,= (voor een whiplash met langdurige klachten) in dit geval te verminderen met een eigen schuld van 69% zodat resteert € 493,=, en anderzijds van de toegekende schadevergoeding in zaak 233, te weten € 323,= (voor te water raken en hersenschudding met enkele kneuzingen na een botsing van een motorrijder met een plotseling overstekende fietser, waarna 1 dag ziekenhuis en zonder langdurige klachten). De immateriële schade van X is vervolgens naar redelijkheid en billijkheid begroot op het gemiddelde van € 493,= en 323,=.
5.11 Het beroep van Y op artikel 185 WVW wordt verworpen, omdat deze regeling dient ter bescherming van de niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer aan wie schade is toegebracht door de gemotoriseerde verkeersdeelnemer. In dit geval is het Y die als fietser schade heeft toegebracht aan de scooterrijder X. Op deze situatie is bovengenoemd artikel niet van toepassing.
5.12 Op grond van het vorenstaande en de overwegingen in het tussenvonnis, is de kantonrechter van oordeel dat de totale toewijsbare schadevergoeding € 2.075,50 bedraagt.
5.13 Nu partijen over en weer op enig punt in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6 De beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt Y tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan X te betalen de som van € 2.075,50, met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 oktober 2010 tot de dag der algehele voldoening;
2. compenseert de proceskosten tussen partijen, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M. Nijenhuis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2011.
Met dank aan mw. mr. M.J. Snijder, Munneke Lourens Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.