Rb Midden-NL 210115
- Meer over dit onderwerp:
Rb Midden-NL 210115
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2015/rb-midden-nl-210115
beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/371859 / HA RK 14-140
Beschikking van 21 januari 2015
in de zaak van
X,
wonende te Y,
verzoekster,
advocaat mr. EJ. Dennekamp,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verweerster,
advocaat mr. F. van Kersbergen.
Partijen zulle hierna X en Aegon worden genoemd.
1. Verloop van de procedure
1.1. X heeft op 27 juni 2014 een verzoekschrift ex artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ter griffie van deze rechtbank ingediend. Daarbij is verzocht omtrent de in het verzoekschrift omschreven feiten en omstandigheden een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen.
1.2. Partijen zijn door de griffier van deze rechtbank (nadat de zittingsdatum eenmaal is verzet) opgeroepen tegen de terechtzitting van 4 december 2014.
1.3. Op 28 november 2014 heeft Aegon een verweerschrift ingediend.
1.4. Ter zitting zijn verschenen:
- X, in persoon;
- mr. Dennekamp, advocaat voornoemd;
- mr. Van Kersbergen, advocaat voornoemd.
1.5. Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.
2. Verzoek
X legt aan het verzoek - samengevat - het volgende ten grondslag.
2.1. Op 28 maart 2012 is X voor haar werk als zelfstandig psychologe uitgevallen wegens ziekte. X is sinds 16 juni 2009 voor arbeidsongeschiktheid verzekerd bij Aegon. Na ommekomst van de wachttijd in verband met het eigen risico, ontving zij per 28 juni 2012 een uitkering op basis van volledige arbeidsongeschiktheid.
2.2. Op 24 oktober 2012 heeft dr. Venderbos een psychiatrische rapportage uitgebracht. Nadien heeft de medisch adviseur van Aegon een belastbaarheidspatroon opgesteld, waarna aansluitend op 10 januari 2013 door arbeidsdeskundige Van Groenestein is gerapporteerd. In laatstgenoemde rapportage werd onder meer geconcludeerd dat er sprake is van minder dan 25% arbeidsongeschiktheid, waarna per 1 februari 2013 de uitkering is beëindigd door Aegon.
2.3. X meent dat haar beperkingen ook na 1 februari 2013 nog van dien aard zijn dat zij daardoor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is. Daarnaast stelt X dat Aegon een fout heeft gemaakt in de vraagstelling aan dr. Venderbos. Hij is volgens X niet gevraagd om de beperkingen vast te stellen ten gevolge van psychische aandoeningen, terwijl blijkens haar polis wel dekking bestaat voor arbeidsongeschiktheid als gevolg van 'medisch objectiveerbare stoornissen of psychische aandoeningen'.
2.4. X stelt zich op het standpunt dat voor een goede en zorgvuldige beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid middels een psychiatrische expertise nader geanalyseerd dient te worden in hoeverre er bij haar sprake is van beperkingen vanwege zowel medisch objectiveerbare stoornissen als psychische aandoeningen.
2.5. Nu Aegon heeft aangegeven het niet nodig te achten dat er een nieuwe psychiatrische expertise zal plaatsvinden, ziet X zich genoodzaakt zich tot de rechtbank te wenden met het verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek te laten plaatsvinden, conform de door X geformuleerde vraagstelling.
2.6. X verzoekt de rechtbank om prof. dr. H.J.C. van Marle of dr. H. Sno, beiden psychiater, tot onafhankelijk deskundige te benoemen en Aegon te veroordelen in het voorschot betreffende de kosten van het voorlopig deskundigen onderzoek.
3. Verweer
3.1. Aegon voert verweer tegen onderhavig verzoek. Aegon stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen en voert daartoe het volgende aan.
Dr. Venderbos heeft reeds eventuele psychische aandoeningen onderzocht. Dat is direct uit het rapport af te leiden, maar dat wordt door X niet overgelegd. Onderhavig verzoek berust volledig op de stelling dat dr. Venderbos geen psychische aandoeningen zou hebben onderzocht. In die zin is onderhavig verzoek volgens Aegon dan ook onvoldoende onderbouwd. Verder valt uit het advies van de medisch adviseur van Aegon volgens Aegon af te leiden dat dr. Venderbos een psychische aandoening, namelijk een aanpassingsstoornis, heeft gediagnosticeerd, wat X ook heeft bevestigd en daarmee erkent X volgens Aegon dat dr. Venderbos wel degelijk onderzoek heeft gedaan naar psychische aandoeningen. Gelet daarop heeft X dan geen belang bij onderhavig verzoek.
Kennelijk is X het niet eens met de uitkomst van het onderzoek, maar dat rechtvaardigt volgens Aegon niet om via deze weg een deugdelijk uitgevoerde rapportage opzij te laten zetten en een nieuwe te verlangen.
3.2. Subsidiair, in het geval onderhavig verzoek wordt toegewezen, kan Aegon niet instemmen met de voorgestelde deskundigen, maar wel met de vraagstelling.
3.3. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht en heeft Aegon de rechtbank verzocht om de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek overeenkomstig de artikel 195 Rv voor rekening van X te laten komen.
4. Beoordeling van het verzoek
4.1. Bij de beoordeling van het geschil stelt de rechtbank het volgende voorop. De doelstelling van een voorlopig deskundigenbericht is (onder meer) om een partij de mogelijkheid te verschaffen om aan de hand van een voorlopig deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van een geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten.
4.2. Voorts geldt dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht in beginsel moet worden toegewezen. Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd is met een goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of het verzoek afstuit op een ander door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
4.3. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de stellingen van partijen volgt dat zij het niet eens zijn over de vraag of dr. Venderbos onderzoek heeft gedaan naar psychische aandoeningen - als bedoeld in artikel 2.1 van de van toepassing zijnde polisvoorwaarden - bij X, welke ook onder de dekking van de arbeidsongeschiktheidsverzekering van X vallen. X is niet betrokken geweest bij de keuze van de persoon van de deskundige en ook niet bij de aan deze voor te leggen vraagstelling. Voorts constateert de rechtbank dat de onder 2.2. genoemde rapportage niet is overgelegd. X heeft er dan ook in beginsel recht op om zelf onderzoek te laten doen, waarbij zij wel betrokken is. Dit zou onder omstandigheden anders kunnen zijn, maar daarvan is niet gebleken. Voorts rechtvaardigen de door Aegon aangevoerde argumenten naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat sprake is van één of meer van de onder 4.2. genoemde afwijzingsgronden. Het verzoek zal dan ook als na te melden worden toegewezen.
4.4. De hierna te benoemen deskundige wordt verzocht een gemotiveerd antwoord te geven op de navolgende vragen:
VRAAGSTELLING EXPERTISE
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van de ziekte, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de loonvormende arbeid?
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van de ziekte van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij psychiatrisch en eventueel hulponderzoek?
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaru it trekt?
Diagnose
f.1. Wat is thans de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overwegingen geven?
f.2. In het geval u afwijkt van eerder op uw vakgebied gestelde diagnoses: wat is uw motivering daarvoor?
g.l. Gold deze diagnose ook op 10 oktober 2012?
g.2. Wat is uw motivering indien uw diagnose op beide data eensluidend is, of wanneer dat juist niet het geval is?
Beperkingen
h.1. Welke beperkingen als gevolg van medisch objectiveerbare stoornissen of psychische aandoeningen heeft onderzochte op uw vakgebied in haar huidige toestand?
Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze of in de vorm van een Functionele Mogelijkheden Lijst weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
h.2. Welke beperkingen als gevolg van medisch objectiveerbare stoornissen of psychische aandoeningen had onderzochte op uw vakgebied op 10 oktober 2012? Wilt u ook deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op serni-kwantitatieve wijze of in de vorm van een Functionele Mogelijkheden Lijst weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie
i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de ziekte mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde ziekte?
j. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
l. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1.h.2.)?
Andere deskundigheid
m. Acht u een onderzoek door een andere deskundige gewenst? Zo ja, om welke nog ter beantwoording staande vragen gaat het volgens u? Op welk terrein en specialisme liggen deze vragen?
Overig
n. Zijn er nog andere relevante, binnen uw vakgebied en het kader van de aan u verstrekte opdracht liggende punten die u naar voren wilt brengen?
4.5. Beide partijen dienen de deskundige te voorzien van de processtukken. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundige inzage zullen geven in alle bescheiden die hij voor de uitvoering van zijn opdracht van belang acht. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij.
4.6. De rechtbank overweegt ambtshalve dat aangezien het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek betreft waarvoor geen contractuele relatie bestaat, aan X het inzage- en blokkeringsrecht toekomt als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat X als eerste het conceptrapport van de deskundige dient te ontvangen en vervolgens, indien zij bij dat rapport haar blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, als eerste het definitieve rapport van de deskundige.
De deskundige zal daarom dienen te handelen als hierna is weergegeven. De rechtbank wijst er overigens op dat, indien X van haar blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht.
4.7. De kosten van het deskundigenonderzoek komen voorshands ten laste van 's Rijks kas en worden voorlopig in debet gesteld nu aan X een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand.
De rechtbank zal de zaak aanhouden teneinde een beslissing te geven als bedoeld in artikel 205 lid 2 Rv. Partijen zijn tot uiterlijk zes weken na inlevering van het deskundigenbericht ter griffie in de gelegenheid mede te delen of tussen partijen een geding aanhangig is over de vordering waarop het bericht (of verhoor) van de deskundige betrekking heeft. In dat geval zal de rechtbank gezien het bepaalde in artikel 205 lid 3 Rv geen beslissing over de voorlopig in debet gestelde kosten geven.
4.8. Nu de advocaat van Aegon van de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking zal ontvangen, is X niet gehouden Aegon op de voet van artikel 206 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden.
5. Beslissing
De rechtbank:
deskundigenonderzoek
5.1. Beveelt dat een onderzoek door de deskundige zal worden verricht naar de in nummer 4.5. van deze beschikking geformuleerde vragen;
5.2. Benoemt tot deskundige:
Prof. dr. G.F. Koerselman
Hoogstraat 19
1381 VS Weesp
kosten
5.3. Bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot terzake van de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten op te geven aan de civiele griffie, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. J. Sap schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt wordt het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt zal de begroting worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;
5.4. Verstaat dat X geen voorschot wordt opgelegd, nu aan deze partij een toevoeging is verleend.
5.4.1. Houdt de zaak aan tot zes weken na inlevering ter griffie van het deskundigenbericht, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen schriftelijk mede te delen of tussen partijen een geding aanhangig is over de vordering waarop het bericht (of verhoor) van de deskundige betrekking heeft.
5.4.2. Bepaalt dat binnen vier weken na afloop van de hiervoor genoemde termijn een beslissing zal worden gegeven als bedoeld in artikel 205 lid 2 Rv;
werkwijze van de deskundige
5.5. Draagt de deskundige op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht op te stellen en clat hij dit bericht, behoudens indien X haar blokkeringsrecht uitoefent, binnen drie maanden na de datum van deze beschikking zal inleveren ter griffie van deze rechtbank;
5.6. Bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft te beginnen voordat hij van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd;
5.7. Draagt de deskundige op om de Leidraad voor deskundigen in Civiele zaken te raadplegen op www.rechtspraak.nl;
5.8. Schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
5.9. Bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan X zal toezenden en dat hij schriftelijk aan Aegon zal laten weten dat hij het concept-rapport aan X heeft gezonden;
5.10. Bepaalt dat de deskundige, indien X haar blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan Aegon zal toezenden;
5.11. Bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, alsmede zijn reactie daarop;
5.12. Bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan X zal toezenden en dat hij schriftelijk aan Aegon zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan X heeft gezonden;
5.13. Bepaalt dat de deskundige, indien X haar blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn defmitieve rapport vervolgens aan de rechtbank zal toezenden, met afschrift aan Aegon;
5.14. Bepaalt dat de deskundige, indien X haar blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan Aegon;
5.15. Bepaalt dat de deskundige bij zijn rapport een gespecificeerde einddeclaratie zal voegen;
overige beslissingen
5.16. Draagt aan de griffier op een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de deskundige en bepaalt dat de overige processtukken door partijen binnen één week na de datum van deze beschikking zelf aan de deskundige worden toegezonden;
5.17. Wijst af het meer of anders verzochte;
5.18. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2015.