Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 010515

Rb Rotterdam 010515

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2015/rb-rotterdam-010515

beschikking 

RECHTBANK ROTTERDAM 

zaaknummer: 3844589 VZ VERZ 15-2710 

uitspraak: 1 mei 2015 

beschikking op grond van artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, 

in de zaak van 

X, 
wonende te A, 
verzoeker, 
gemachtigde: mr. H.H.D. van Velde, 

tegen 

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 
Wiko Isolatietechniek B.V., 
gevestigd te Rotterdam, 

en 

de naamloze vennootschap 
Reaal Schadeverzekeringen N.V., 
gevestigd te Zoetermeer, 
verweerders, 
gemachtigde: mr. P.C. Knijp. 

Partijen worden aangeduid als "X", "Wiko" en "Reaal", tenzij anders wordt vermeld. 

1. Het verloop van de procedure 

De kantonrechter heeft kennis genomen van het verzoekschrift met bijlagen (ontvangen op 9 februari 2015). Door Wiko en Reaal is een gezamenlijk verweerschrift met bijlagen ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2015 in aanwezigheid van X, zijn advocaat, de heer W namens Reaal en mr. P.C. Knijp namens Reaal en Wiko. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden. 

De uitspraak is nader bepaald op heden. 

2. De vaststaande feiten 

2.1. Op 10 augustus 2012 is X een arbeidsongeval overkomen terwijl hij laswerkzaamheden verrichtte in een schip. 

2.2. X was ten tijde van het ongeval als lasser in loondienst bij payrollbedrijf Paytra. Wiko heeft X ingeleend en tewerkgesteld op het terrein van IHC Merwede te Kinderdijk. Reaal is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Wiko tegen wie X een rechtstreekse actie heeft ingesteld. 

2.3. De Arbeidsinspectie heeft een ongevalsrapport opgesteld op 13 november 2012. De volgende passages geven de feiten en omstandigheden van het arbeidsongeval weer: 

"ten tijde van het ongeval moest de heer X stalen "pootjes" vastzetten in sectie 1261 (onderzijde hoofddek/machinekamer van schip), zodat vervolgens isolatiemateriaal aangebracht kan worden. Deze werkzaamheden werden op ongeveer 120 cm vanaf de vloer in de sectie uitgevoerd. Hij gebruikte een gewone laskap tijdens het elektrodelassen. Hij had geen adembescherming (FFP2). Op een gegeven moment is hij opgevangen bij de keet, waar hij klaagde over zware hoofdpijn. Hij wist zelf niet wat er gebeurd was. Op zijn kin had hij een klein wondje en er kwam bloed uit zijn oor. (...). " 

"Vervolgens ben ik (...), naar de ongevalslocatie gelopen. Voordat we de sectie betraden liepen we naar de plek van een van de bloeddruppels, het brugdeel dat voor de sectie lag. De druppel is daar waarschijnlijk gevallen toen het slachtoffer de sectie wilde verlaten richting de keet. We kropen onder de sectie door. Dat was een ruimte van ongeveer 120 cm hoog. Toen we ter hoogte van een opening in de sectie aankwamen werd ik gewezen op een tweede druppel bloed op de grond. Ik heb de opening opgemeten, dat was ongeveer 187 cm lang en 90 cm breed. De hoogte van de onderzijde van de opening tot de grond was ongeveer 121 cm. Langs de zijden was een opstaande rand, de hoogte was daarvan bij de 187 cm zijde: 163 cm vanaf de grond gemeten en bij de zijde van 90 cm 137 cm vanaf de grond gemeten. Als het slachtoffer daar gevallen zou zijn, dan was de diepte 163 of 137 cm geweest. 
In een sectiedeel ernaast waren 2 cirkelvormige openingen, degene die het meest dichtbij was had een doorsnede van ongeveer 92 cm. De ander was iets kleiner. Het viel me op dat de openingen niet waren dicht gelegd. We liepen om de sectie heen naar de andere kant en klommen via een daar opgestelde ladder op de sectie. We gingen naar het deel waar het slachtoffer zijn werkzaamheden ten tijde van het ongeval had verricht. Ik zag een aantal lasplaatjes en in het gebied tussen de 2 cirkelvormige openingen zag ik dat ook een las was gemaakt. Ik zag verder een pijpdeel met een omgeslagen hijsband schuin boven het gat van 187 bij 90 cm liggen. Ik werd er door mevrouw (...) op gewezen dat de laskap van het slachtoffer was gevonden in een vak, tussen het vak waar de plaatjes waren gelast en waar zich de ronde openingen bevonden. Deze was inmiddels weggehaald. Ik had gevraagd waarom de openingen niet waren afgeschermd tegen valgevaar. De heer (...) vertelde mij dat het bij deze hoogte niet gebruikelijk was op de openingen dicht te leggen. In dit geval dienen de openingen te worden dichtgelegd of anderszins te worden beveiligd en is artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing. Ik heb hiervoor een maatregelenbrief gestuurd. Mevrouw (...) heeft mij op 20 augustus 2012 schriftelijk bevestigd dat de voorzieningen door IHC zijn getroffen. (...) 
Het was mij niet duidelijk waar het slachtoffer zich op het laatste moment had bevonden ten tijde van het ongeval. Door de aanwezigheid van de druppels bloed op de grond is het aannemelijk dat het slachtoffer via de opening (187 bij 90) en de rode brug de sectie heeft verlaten. Op enigerlei wijze moet hij zich ergens aan gestoten hebben of is hij geraakt omdat hij een snee in zijn kin en een schedelbasisfractuur had opgelopen. 

Het rapport besluit met: 

"Tijdens mijn onderzoek heb ik geen verband kunnen vaststellen tussen een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en de oorzaak van het (...) arbeidsongeval (...). " 

2.4. X kan zich niets herinneren van de toedracht van het ongeval. Als gevolg van het ongeval heeft hij blijvende gezondheidsklachten. 

2.5. Wiko en Reaal hebben elke aansprakelijkheid van de hand gewezen. 

3. Het verzoek 

X verzoekt de kantonrechter in dit deelgeschil te beslissen dat:

'1. gerekwestreerden aansprakelijk zijn voor de door X geleden en nog te lijden materiele en immateriële schade als gevolg van het ongeval op 10 augustus 2012 en dat gerekwestreerden gehouden zijn deze schade volledig te vergoeden, inclusief veroordeling van verzoeker zoals verzocht voor de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 9.359,97; 
2. gerekwestreerden terzake deze schade een voorschot aan X dient te voldoen ten bedrage van € 50.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum ongeval tot aan de datum van algehele voldoening; 
3. gerekwestreerden worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze kosten te begroten op € 4.962,38 voor het opstellen van het verzoekschrift, neerkomend op een bedrag ad € 5.982,10 inclusief hoorzitting en afrondende werkzaamheden, in totaal op € 6.797,78. Indien een verweerschrift wordt ingediend, uitvoerbaar bij voorraad en vermeerderd met het verschuldigde griffierecht; 
4. (. . .)" 

4. Het verweer 

In het verweerschrift wordt de kantonrechter verzocht om X niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzochte af te wijzen. 

5. De beoordeling van het verzoek 

5.1. X zowel als Wiko en Reaal voeren de nodige argumenten aan om hun standpunten te onderbouwen. Hierop zal de kantonrechter hierna ingaan, voorzover bespreking van deze argumenten relevant is voor de beoordeling van dit deelgeschil. 

5.2. De bedoeling van een procedure als de onderhavige is dat een deelgeschil wordt beslecht zodat uiteindelijk partijen een vaststellingsovereenkomst sluiten. In deze zaak is het de kantonrechter gebleken dat Wiko en Reaal categorisch aansprakelijkheid hebben afgewezen. Dit betekent dat de kantonrechter moet beoordelen of deze procedure zich ertoe leent om een oordeel over de aansprakelijkheid te geven. Indien nader feitenonderzoek noodzakelijk is dan ligt het voor de hand om het verzoek af te wijzen. Wiko en Reaal stellen dat dit noodzakelijk is, maar X stelt dat dit niet het geval is. 

5.3. De beoordeling van de aansprakelijkheid dient te geschieden aan de hand van de eisen van artikel 7:658 BW en de daarop gebaseerde jurisprudentie. Als inlenende werkgever is Wiko, gelet op lid 4 van dit artikel, aansprakelijk als voldaan is aan deze vereisten. 
Duidelijk is dat het ongeval aan X is overkomen tijdens werktijd en op de werkplek. Wiko en Reaal beroepen zich niet op opzet of bewuste roekeloosheid van X, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat daarvan geen sprake is. 

5.4. Wiko en Reaal voeren het verweer dat Wiko heeft voldaan aan haar zorgplichten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om te voorkomen dat X in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Zij wijzen er op dat de Arbeidsinspectie geen overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet heeft kunnen vaststellen, hetgeen al betekent dat er een veilige werkplek is. Van belang is dat X veiligheidsschoenen, overall en handschoenen aan had en de beschikking had over een lasbril en een veiligheidshelm die hij ten tijde van het ongeval bij zich had. Voorafgaande aan zijn dienstverband heeft Wiko aan X zowel schriftelijk als mondeling veiligheidsinstructies verstrekt. De voorman hield toezicht op een veilige uitvoering van de werkzaamheden. Daarnaast wijzen Wiko en Reaal erop dat de werkomgeving van X op het moment van het ongeval een omgeving was "die wordt gekenmerkt door veel hoogteverschillen, randen, bordessen, leidingen etc." Een ongeluk zit dus in een klein hoekje en op de werkgever rust niet een zodanige zorgplicht dat ook valpaltijen als gevolg van onoplettendheid kunnen leiden tot aansprakelijkheid. 

5.5. X stelt als reactie op deze verweren dat niet doorslaggevend is of Wiko heeft voldaan aan haar algemene zorgplichten, hetgeen overigens wordt betwist en waarvan Wiko en Reaal de bewijslast hebben, maar dat juist moet worden gekeken of haar voorzorgsmaatregelen redelijkerwijs toereikend konden zijn om dit bedrijfsongeval te voorkomen. Gelet op de aard van het bedrijfsongeval, waarvan niemand getuige is geweest, en het ernstige letsel is volgens X duidelijk dat de onveilige werkplek de oorzaak van het ongeval is. Bovendien, zo vervolgt X, is wel duidelijk dat Wiko tekort is geschoten door de openingen in de werkomgeving niet af te dekken, hetgeen de Arbeidsinspectie ertoe bracht om een zogenaamde maatregelenbrief te verzenden met de opdracht deze openingen zo snel mogelijk af te dekken. 

5.6. De kantonrechter stelt voorop dat, in een geval als het onderhavige waarin de oorzaak van het bedrijfsongeval niet vaststaat en ook nooit kan komen vast te staan bij gebreke van getuigen en andere bewijsmiddelen, Wiko en Reaal aansprakelijk zijn, tenzij zij aantonen dat Wiko aan haar zorgplichten zodanig heeft voldaan dat een ongeval redelijkerwijs voorkomen had kunnen worden of dat naleving van die zorgverplichtingen het ongeval sowieso niet zouden hebben kunnen voorkomen (HR 10 december 1999, ECLI:NL:HR: 1999:AA3837, Fransen/Pasteurziekenhuis). 

5.7. De kantonrechter overweegt dat de werkplek, volgens Wiko en Reaal zelf, wordt "gekenmerkt door veel hoogteverschillen, randen, bordessen, leidingen etc.". Desalniettemin werkte X daar geheel alleen en dus zonder toezicht van een leidinggevende of een collega die een ongeval kan voorkomen, voor gevaar kan waarschuwen of een ongeval kan opmerken. Verder is van belang dat de gaten niet zijn afgedekt hetgeen volgens de Arbeidsinspectie een schending is van artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Tot slot acht de kantonrechter de aard van het ongeval (schedelbasisfractuur met blijvende gevolgen) van belang dat erop duidt dat X niet zomaar is gestruikeld, maar een ernstige val of botsing moet hebben meegemaakt. 

5.7. Er is dus geen sprake van dat door Wiko voldoende maatregelen zijn genomen om het bedrijfsongeval te voorkomen. Evenmin heeft Wiko aannemelijk gemaakt dat als die maatregelen wel zouden zijn genomen het ongeval toch zou hebben plaatsgevonden. Het bewijs dat door Wiko en Reaal wordt aangeboden ziet enkel op de zorgplichten in het algemeen die zij is nagekomen maar niet op haar zorgplichten in de specifieke situatie waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. Een en ander betekent dat de kantonrechter niet hoeft in te gaan op dit bewijsaanbod en dat in deze deelgeschilprocedure een oordeel over de aansprakelijkheid kan worden gegeven.

5.8. Wiko voert nog aan dat niet zij, maar IHC (de werf waar het ongeval heeft plaatsgevonden), het toezicht op de werkplek had en beslissingsbevoegd was over de inrichting daarvan. Dit verweer gaat niet op, gelet op artikel 7:658 lid 4 BW dat Wiko hier juist wel voor aansprakelijk acht. Dit neemt niet weg dat ook IHC mogelijk jegens X of Wiko en Reaal aansprakelijk is, maar daar kan in deze procedure niet over worden geoordeeld. 

5.9. Een en ander betekent dat de kantonrechter in dit deelgeschil oordeelt dat Wiko en Reaal aansprakelijk zijn voor de door X als gevolg van het bedrijfsongeval ondervonden schade en dat Wiko en Reaal gehouden zijn deze schade volledig te vergoeden. Wat betreft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 9.359,97 refereren Wiko en Reaal zich aan het oordeel van de kantonrechter. Gelet op de aard van de vordering en de omvang van de werkzaamheden zoals die uit de stukken blijkt wijst de kantonrechter dit bedrag toe. Hetzelfde geldt voor het bedrag van € 6.797,78 terzake waarvan Wiko en Reaal zich eveneens aan het oordeel van de kantonrechter refereren. De verzoeken sub 1 en 3 zijn dus toewijsbaar.

5.10. Gelet op de ernst van het ongeval, de uit de stukken blijkende blijvende beperkingen van X als gevolg hiervan, het tijdsverloop sinds het ongeval en het feit dat X werkloos is, zal de kantonrechter een voorschot op de uiteindelijke schadevergoeding toewijzen van € 30.000,00. Dit is een voorschot onder algemene titel dus inclusief de schadepost rente over de uiteindelijk vast te stellen totale schadevergoeding. Het verzoek sub 2 wordt dus gedeeltelijk toegewezen.

6. De beslissing

De kantonrechter,

rechtdoende in het deelgeschil op grond van artikel 1019w e.v. Rv:

bepaalt dat Wiko en Reaal aansprakelijk zijn voor de door X geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het bedrijfsongeval op 10 augustus 2012 en dat Wiko en Reaal gehouden zijn deze schade volledig te vergoeden en veroordeelt Wiko en Reaal tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 9.359,97,

veroordeelt Wiko en Reaal tot betaling van een bedrag van in totaal € 30.000,00 aan X bij wijze van voorschot onder algemene titel,

veroordeelt Wiko en Reaal om aan X te betalen € 6.797,78 (honorarium) en € 78,00 (griffierecht),

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Met dank aan mrs. H.H.D. van Velde en C.C.J. de Koning, Slot Letselschade, voor het inzenden van deze uitspraak.