Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 241116

Rb Noord-Holland 241116

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-noord-holland-241116

beschikking 

RECHTBANK NOORD-HOLLAND 

Afdeling privaatrecht, sectie handel en insolventie, locatie Alkmaar 
AJB/MAB 

zaaknummer / rekestnummer: C/15/243608 / HA RK 16/85 

Beschikking van 24 november 2016 

in de zaak van 

X, 
wonende te B, gemeente B, 
verzoeker, 
advocaat mr. E.F. Klungers te Alkmaar, 

tegen 
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 
Deen Holding Hoorn B.V., 
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Hoorn, 
2 de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen NV, handelend onder de naam Avero Achmea, 
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn, 
verweerders, 
advocaat mr. H.M. Kruitwagen te Arnhem. 

Verzoeker zal hierna X worden genoemd. Verweerders tezamen zullen hierna Achmea c.s. worden genoemd. 

1. De procedure 
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: 
- het verzoekschrift deelgeschil betreffende letsel- en overlijdensschade ex artikel 1019w Rv; 
- het verweerschrift ex artikel 1019w Rv van de zijde van Achmea c.s.; 
- de brief van 5 oktober 2016 met producties 28-37 van de zijde van X; 
- de mondelinge behandeling van 6 oktober 2016 waarop verschenen zijn X, vergezeld van mr. Klungers voornoemd, en voor Achmea c.s. mr. M.C.R. van Lent, waarnemend voor mr. Kruitwagen voornoemd. 
- de bij die gelegenheid overgelegde en voorgelezen aantekeningen / pleitnota's van beide zijden; 
- de bij die gelegenheid door mr. Klungers overgelegde declaratiespecificatie (één bladzijde). 

1.2. Ten slotte is beschikking bepaald. De inhoud van voormelde stukken geldt als hier ingelast. 

2. De feiten 

2.1. Op 16 februari 2013 is X tegen een kunststof blok aan gefietst dat bij Deen achter het pand op de openbare weg stond. Dit blok werd door Deen gebruikt bij het laden en lossen van vrachtwagens. 

2.2. X heeft ten gevolge van het ongeval letsel aan zijn linkerknie opgelopen. 

2.3. X heeft Deen aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. 

2.4. Van de zijde van Deen is aansprakelijkheid erkend. 

2.5. Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Deen. 

2.6. Advocaat mr. Klungers onderhandelt namens X met Achrnea c.s. over de hoogte van de schadevergoeding. Mr. Klungers heeft de behandeling overgenomen van DAS Rechtsbijstand. 

3. Het deelgeschil 

3.1. X heeft verzocht dat de rechtbank Achmea c.s. veroordeelt tot betaling aan hem van een bedrag van € 5.404,91, vermeerderd met de wettelijke rente, in die zin dat als de één betaalt de ander zal zijn gekweten, alsmede Achmea c.s. veroordeelt tot betaling van de kosten van deze verzoekschriftprocedure zoals door de rechtbank is begroot, vermeerderd met de door X betaalde griffierechten. 

3.2. Achmea c.s. heeft verweer gevoerd. 

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4. De beoordeling 

4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat Achmea c.s. als aansprakelijkheidsverzekeraar van Deen gehouden is de letselschade die X lijdt als gevolg van het ongeval van 16 februari 2013 te vergoeden, nu Achmea c.s. namens Deen de aansprakelijkheid voor de gevolgen van dit ongeval heeft erkend. Voorts staat niet ter discussie dat tot de te vergoeden schade buitengerechtelijke kosten behoren, voor zover deze de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 BW kunnen doorstaan, en evenmin staat ter discussie dat de advocaat van X bij hem een bedrag van € 16.670,20 ter zake van buitengerechtelijke kosten heeft gedeclareerd, voor welk bedrag X bij Achmea c.s. vergoeding heeft gezocht. 

4.2. Volgens X heeft Achmea c.s. tot nu toe slechts € 11.264,30 van de gedeclareerde € 16.670,20 vergoed en weigert Achmea c.s. zonder goede reden het resterende bedrag van € 5.405,91 te vergoeden. Door het uitblijven van deze vergoeding wordt het X onmogelijk gemaakt zich verder te laten bijstaan door een advocaat in de lopende onderhandelingen met Achmea c.s. over de omvang van de schadevergoeding, aldus X. Hij heeft daar zelf immers niet de middelen voor. In het verlengde daarvan zal het, zo stelt X, onmogelijk worden om tot een vaststellingsovereenkomst te komen. X verzoekt daarom dat Achmea c.s. wordt veroordeeld om het bedrag van € 5.405,91 te betalen. 

4.3. Volgens Achmea c.s. is inmiddels een bedrag van € 13.264,30 betaald, en niet van € 11.264,30, en staat daarom nog slechts € 3.405,91 open. Volgens Achmea c.s. voldoet het bedrag van € 3.405,91 ter zake van buitengerechtelijke kosten niet aan de dubbele redelijkheidstoets en is zij daarom niet gehouden dit bedrag te vergoeden. Achmea c.s. heeft ter zitting verklaard het op zichzelf wél redelijk te vinden dat X de bijstand van een advocaat heeft gezocht en niet ter discussie te willen stellen of mr. Klungers de bij Achmea c.s. gedeclareerde uren daadwerkelijk heeft gemaakt (de rechtbank zal de stellingen van die strekking in de processtukken daarom verder buiten beschouwing laten en ervan uitgaan dat mr. Klungers de door hem gedeclareerde tijd daadwerkelijk heeft besteed aan de werkzaamheden), maar acht het aantal geschreven uren en gehanteerde tarief voor een aantal werkzaamheden, gelet op de overzichtelijkheid van het dossier, te hoog. Voorts stelt Achmea c.s. zich op het standpunt dat een aantal van de door mr. Klungers gedeclareerde werkzaamheden buiten het bereik van buitengerechtelijke kosten valt. Achmea is het met X eens dat de discussie over de buitengerechtelijke kosten de schadeafwikkeling belemmert. 

4.4. X heeft vervolgens erkend dat Achmea c.s. - omstreeks het moment van indiening van het verzoekschrift - een bedrag van € 2.000,00 heeft betaald, zodat inderdaad nog (slechts) een bedrag van € 3.405,91 resteert. Aanvankelijk heeft X zijn verzoek tot veroordeling van Achmea c.s. hierna verder vermeerderd naar € 5.636,91 vanwege aanvullende declaraties nadat het verzoekschrift deelgeschil werd ingediend, maar X heeft dit vermeerderde verzoek later, na bezwaar van de zijde van Achmea c.s., weer ingetrokken. Partijen hebben in dat kader bevestigd dat het hen er niet om gaat dat een beschikking volgt met betrekking tot het exact op dit moment openstaande bedrag aan buitengerechtelijke kosten, maar dat zij een beslissing wensen die duidelijkheid geeft over de in acht te nemen uitgangspunten bij de beoordeling van de redelijkheid van de buitengerechtelijke kosten. De rechtbank zal bij de beoordeling van het verzoek van X daarom verder uitgaan van het verzoek om betaling van het resterende bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 3.405,91. 

4.5. De rechtbank dient allereerst te beoordelen of de door mr. Klungers geschreven uren en het door hem gehanteerde tarief, gelet op de door Achmea c.s. gestelde overzichtelijkheid van het dossier, te hoog zijn of niet. 

4.6. Ter onderbouwing van haar stelling dat mr. Klungers teveel tijd uittrekt voor bepaalde werkzaamheden heeft Achmea c.s. het volgende gesteld. Een tijdsbesteding van 60 minuten voor een telefoontje met een behandelaar van de zijde van Achrnea C.S., bestaande uit 40 minuten voor een poging om de behandelaar telefonisch te bereiken, 10 minuten om een voicemail in te spreken en 10 minuten voor het latere daadwerkelijke gesprek (zoals blijkt uit de declaratie van 14 november 2014), is teveel. Er wordt ook teveel tijd uitgetrokken voor contactmomenten met X, waarbij telkens 5 minuten voor inkomende en uitgaande e-mails wordt berekend. Een tijdseenheid van twee uur en veertig minuten voor het lezen van het dossier bij overname van DAS Rechtsbijstand, zoals blijkt uit de declaratie van 10 april 2014, is teveel. Het dossier kan toen nog niet omvangrijk zijn geweest omdat de overdracht van het dossier van DAS Rechtsbijstand aan mr. Klungers al binnen één jaar na aansprakelijkstelling heeft plaatsgevonden. Eén uur en vijf minuten voor de ontvangst, het lezen en reageren op een brief, zoal blijkt uit de declaratie van 11 juli 2014, is teveel. Telkens vijf minuten schrijven voor de ontvangst van een brief of e-mail is teveel, en bovendien is het daarvoor aangehouden uurtarief te hoog. Die werkzaamheden kunnen ook worden uitgevoerd door een - goedkopere - administratieve kracht. Omdat over het tarief van mr. Klungers ook nog eens kantoorkosten worden berekend, wordt bovendien dubbel gedeclareerd. Achmea c.s geeft er de voorkeur aan dat mr. Klungers de totale door hem bestede tijd per brief noteert, en niet apart de ontvangsttijd en bestudeertijd. 

4.7. Mr. Klungers heeft hiertegen aangevoerd dat het niet alleen gaat om het lezen van een brief maar ook om het interpreteren van de inhoud ervan en het beoordelen op de wenselijkheid van eventuele vervolgacties, waarbij de lengte van de ontvangende brief niet altijd iets zegt over de lengte van de reactie daarop, in die zin dat de ontvangst van een brief van drie regels kan nopen tot een reactie van anderhalve bladzijde. Daarnaast voert mr. Klungers aan dat hij alle werkzaamheden (ontvangst en kort lezen, bestuderen) apart noteert, juist om Achmea c.s. goed inzicht te geven in zijn werkzaamheden. Mr. Klungers voert voorts aan dat de veertig minuten voor het proberen te bereiken van de behandelaar van Achmea c.s. is veroorzaakt doordat hij in het telefoonmenu van Achmea c.s. terecht is gekomen. 

4.8. De rechtbank oordeelt als volgt. Achmea c.s. heeft, hoewel de rechtbank haar daar ter zitting meerdere keren om heeft gevraagd, geen cijfermatig inzicht gegeven in de vraag welke tijdseenheden zij dan wel redelijk vindt voor de door haar besproken werkzaamheden. De advocaat van Achmea c.s. heeft slechts gezegd dat zij deze werkzaamheden zelf sneller afhandelt dan mr. Klungers. Dit standpunt biedt de rechtbank echter geen behoorlijke maatstaf om te kunnen beoordelen of mr. Klungers onredelijk lang over zijn werk doet. De rechtbank heeft zelf geen aanleiding om te twijfelen aan de redelijkheid van de door mr. Klungers uitgetrokken tijd voor de genoemde werkzaamheden. De rechtbank acht het niet meer dan vanzelfsprekend - en overigens efficiënt - dat een jurist een net ingekomen brief of e-mail zelf even doorleest om de inhoud ervan snel te boordelen op belangrijkheid, de eventuele noodzaak tot vervolgacties en als die noodzaak blijkt, op de vraag op welke termijn dat moet. De rechtbank acht een tijdseenheid van vijf minuten daarvoor niet meer dan redelijk. Het standpunt van Achmea c.s. dat dit kan worden gedelegeerd aan een (goedkopere) administratieve kracht getuigt van weinig realiteitszin. Het voorgaande betekent dat niet alleen het standpunt dat het tarief dat voor de inkomende brieven en e-mails wordt gehanteerd te hoog is faalt, maar ook het standpunt dat mr. Klungers werkzaamheden dubbel heeft gedeclareerd. Voorts acht de rechtbank een tijdseenheid van 65 minuten voor het lezen, interpreteren en beoordelen van en reageren op een juridische brief, anders dan Achmea c.s., niet buitensporig veel. Datzelfde geldt voor het besteden van twee uur en veertig minuten aan het lezen en beoordelen van een weliswaar één jaar oud maar voor de advocaat nieuw dossier. De rechtbank acht het standpunt van Achmea c.s. dat mr. Klungers de tijd die hij heeft besteed in het telefoonmenu van Achmea c.s. niet mag declareren, misplaatst. Achmea c.s. heeft dit telefoonmenu zelf in het leven geroepen en haar bellers moeten daar, of ze dat nou willen of niet, gebruik van maken. Gesteld noch gebleken is dat Achmea c.s. voorzieningen voor mr. Klungers heeft getroffen waardoor hij dit telefoonmenu had kunnen omzeilen. De rechtbank acht de suggestie van de advocaat van Achmea c.s. dat mr. Klungers gedurende de wachttijd in dat telefoonmenu een andere brief had kunnen schrijven niet getuigen van een goed inzicht in de denk- en werkwijze van een jurist en de concentratie waarmee hij zijn werk moet doen. Al het voorgaande leidt ertoe dat het verweer van Achmea c.s. dat mr. Klungers onredelijk veel tijd heeft uitgetrokken voor zijn werkzaamheden, wordt verworpen. 

4.9. Achmea c.s. heeft voorts aangevoerd dat een deel van de gedeclareerde werkzaamheden ziet op contacten met de ongevallen verzekeraar NH1816, in het verlengde waarvan deze niet voor rekening van Achmea c.s. moeten komen. Achmea c.s. verwijst in dit verband naar de verwijzingen "nh" en "nh1816" op de declaraties van 7 september 2015, 13 juli 2015 en 13 juni 2014 (bijlage 1 bij verzoekschrift). 

4.10. X erkent dat de contacten met NH1816 niet voor rekening komen van Achmea c.s. en voert aan daarom reeds een tijdeenheid van twintig minuten in mindering te hebben gebracht op de rekening. 

4.11. Hoewel Achmea c.s. in het verweerschrift nog heeft aangevoerd dat er geen tijdseenheden besteed aan NH1816 in mindering zijn gebracht op de buitengerechtelijke kosten, is zij er ter zitting ook van uitgegaan dat twintig minuten reeds in mindering waren gebracht. De rechtbank zal dat daarom als uitgangspunt nemen. 

4.12. Uit de door mr. Klungers overgelegde declaratiespecificaties (bijlage I bij verzoekschrift) blijkt dat er in totaal zestig minuten tegen tarief € 240,- zijn besteed aan NH1816: 2 juli 2015 (datum meest linkse kolom) 5 minuten, 22 juni 2015 5 minuten, 22juni 2015 10 minuten, 14 april 2015 10 minuten, 19 mei 2014 10minuten, 18 maart 2014 10 minuten en nogmaals 18 maart 2014 10 minuten. 

4.13. Uit één en ander blijkt dat er thans nog veertig minuten tegen tarief € 240,- en 21% kantoorkosten in mindering moet worden gebracht. Dat is een bedrag van 40/60 x 240 x 1,21 = € 193,60. 

4.14. De verweren van Achmea c.s. dat de tijd die mr. Klungers heeft besteed aan het verkrijgen van de buitengerechtelijke kosten en aan het daarom dreigen met een deelgeschil niet voor rekening van Achmea c.s. komen, falen nu de buitengerechtelijke kosten worden toegewezen. 

4.15. Het verweer van Achmea c.s. dat niet kan worden vastgesteld dat de buitengerechtelijke kosten redelijk zijn omdat de hoogte van de uiteindelijke schadevergoeding nog niet vast staat, wordt verworpen. Niet in geschil is dat mr. Klungers de gedeclareerde werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht en deze werkzaamheden zijn als zodanig als in redelijkheid verricht aan te merken. Gelet op de aard van de schade en de discussiepunten die tussen partijen spelen, ziet de rechtbank in de onduidelijkheid over de omvang van de schade geen grond voor het oordeel dat de omvang van de gemaakte kosten onredelijk is te achten. 

4.16. Uit al het voorgaande volgt dat het verzochte zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.405,91 - € 193,60 = € 3.212,31. Het meer verzochte zal worden afgewezen. 

4.17. De verzochte wettelijke rente over het door Achmea c.s. te betalen bedrag zal als niet betwist worden toegewezen. De rechtbank zal hiervoor als uitgangspunt nemen de dag dat de rechtbank het verzoekschrift heeft ontvangen, zijnde 26 mei 2016, nu X zelf geen aanvangsdatum in het petitum heeft genoemd. 

4.18. De door X verzochte hoofdelijke veroordeling van Achmea en Deen zal worden toegewezen nu zij zich hier niet tegen hebben verzet. 

kosten deelgeschil 

4.19. Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Nu de zaak inhoudelijk is behandeld en X in het gelijk is gesteld, is, anders dan het Achmea c.s. betoogt, van een overbodig deelgeschil geen sprake. De rechtbank zal daarom overgaan tot begroting van de kosten van deze procedure. 

4.20. Mr. Klungers voert aan € 4.110,00 aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van 15 uur en 10 minuten à € 240,- per uur exclusief kantoorkosten en het betaalde griffierecht van € 288,00. Achmea c.s. heeft zich niet verzet tegen dit bedrag. 

4.21. De rechtbank overweegt dat bij de begroting van de kosten aan de zijde van X de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd dient te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. De rechtbank acht het aantal uren en uurtarief voldoende gespecificeerd en alleszins redelijk en zal deze daarom overnemen. Gezien het voorgaande begroot de rechtbank de kosten op het bedrag van € 4.110,00. 

4.22. Nu Achmea c.s. namens Deen de aansprakelijkheid heeft erkend, zal de rechtbank Achmea c.s. veroordelen tot betaling van dit bedrag aan X. 

4.23. Het verweer van Achrnea c.s. dat X, in geval zijn verzoek wordt toegewezen, bewijzen moet laten zien van betaling van de declaraties van mr. Klungers wordt verworpen. Dat Achrnea c.s. is gehouden deze kosten te vergoeden staat los van de vraag of en wanneer X zijn rekening aan mr. Klungers betaalt. Aan de orde is slechts of X het bedrag verschuldigd is aan mr. Klungers. Dat staat niet ter discussie. 

5. De beslissing 

De rechtbank 

5.1. veroordeelt Achmea en Deen tot betaling aan X van een bedrag van€ 3.212,31, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2016, in die zin dat als de één betaalt de ander zal zijn gekweten. 

5.2. veroordeelt Achrnea c.s. tot betaling aan X van de kosten van deze procedure, tot op heden begroot op het bedrag van € 4.110,00. 

5.3. wijst af het meer of anders verzochte. 

Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2016. 

Met dank aan mr. E.F. Klungers, Boddaert Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.