Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Overijssel 260716

Rb Overijssel 260716

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-overijssel-260716

Vonnis 

RECHTBANK OVERIJSSEL 

Team kanton en handelsrecht 
Zittingsplaats F 

Zaaknummer: 4703038 CV EXPL 15-11563 

Vonnis van 26 juli 2016 

in de zaak van 

X, 
wonende te V, 
eisende partij, hierna te noemen X, 
gemachtigde: mr. K. Aantjes, advocaat te Rijswijk, 

tegen 

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y, 
gevestigd en kantoorhoudende te F, 
gedaagde partij, hierna te noemen Y. 
gemachtigde: mr. A.A.M. Zeeman, advocaat te Voorburg. 

1. 
De procedure 

1.1. 
Het verloop van de procedure blijkt uit: 
- het tussenvonnis van 1 maart 2016; 
- de nader ingezonden producties 4 tot en met 9 aan de zijde van Van X; 
- de nader ingezonden producties 8 en 9 aan de zijde van Y; 
- de door de griffier gemaakte aantekeningen van het verhandelde tijdens de comparitie van partijen; 
- de akte overlegging producties aan de zijde van Y, nader aangevuld middels het schrijven van 13 mei 2016; 
- de akte overlegging productie, alsmede akte uitlating producties aan de zijde van X; 
- de akte uitlating productie aan de zijde van Y. 

1.2. 
Ten slotte is vonnis bepaald. 

2. 
De feiten 

In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, het navolgende vast: 

2.1. 
X, geboren op xx-xx-xxxx is al jarenlang werkzaam als zelfstandig metselaarl/lijmer. X voert zijn werkzaamheden uit in Lijmbedrijf X en Zoon B.V., waarvan hij middels X Beheer B.V. samen met zijn zoon W. (hierna: X jr.) bestuurder is. 

2.2. 
Y is hoofdaannemer van het project verzorgingshuis Z, waarbij in opdracht van de woningstichting Arkemheem het oude verzorgingshuis werd gesloopt en opnieuw is gebouwd. Y heeft een deel van de werkzaamheden uitbesteed aan onderaannemers die op hun beurt ook weer onderaannemers hebben ingeschakeld. Voor de lijmwerkzaamheden had Y B ingeschakeld die op haar beurt de lijmwerkzaamheden heeft uitbesteed aan C. C heeft X en Zoon B.V. opdracht gegeven de lijmwerkzaamheden uit te voeren. 

2.3. 
Y heeft bij D een hijskraan gehuurd. Deze hijskraan werd bestuurd door de heer E (hierna: E), eigenaar van de eenmanszaak E, een eveneens door Y ingeschakelde onderaannemer. E verrichtte hijswerkzaamheden voor alle op het bouwproject aanwezige 
(onder)aannemers. 

2.4. 
Op woensdag 29 januari 2014 was X werkzaam op de bouwlocatie Z. Omstreeks 15.00 uur was X bezig met het opperen van pallets met daarop kalkzandsteenelementen. Een aantal pallets moest vervoerd worden van de opslagplaats naar de plek waar de elementen gelijmd moesten worden. X liep mee met de vrachten van de opslagplaats alwaar hij de lasten aan de kraan pikte, naar de plek waar ze gelost werden en door hem van de kraan werden losgekoppeld. Nadat een aantal pallets op deze wijze zonder problemen was vervoerd, heeft X bij een volgende transport tijdens het laten zakken een pallet met lijmblokken op dan wel tegen zijn hoofd gekregen. X heeft vervolgens korte tijd zijn werkzaamheden gestaakt. Hierna heeft hij zijn werk weer opgepakt en de volgende dag afgerond. 

2.5.
In het namens Y opgemaakte ongevalsrapport, dat niet is voorzien van een datum en een handtekening, is onder meer het volgende vermeld: 
( ... ) 
Beschrijving ongeval door (hoofd- )uitvoerder: 
( ... ) 
Tijdens hijsen van lijmblokken heeft de lijmer een pallet met blokken op z'n hoofd gekregen omdat de kraanmachinist de positie van de lijmer niet goed heeft ingeschat. 
( ... ) 
Toedracht volgens getroffene: 
Machinist heeft niet goed inqeschat waar getroffene liep. liet pallet met blokken op het hoofd van getroffene zakken. getroffene ca. 15 min uitgeschakeld (black-out) 
( ... ). 

2.6. 
X heeft op 4 februari 2014 tegenover de arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW onder meer het volgende verklaard: 
( ... ) ik was voor het moment dat ik geraakt werd door die pallet aan het opperen van pallets met daarop klakzandsteenelementen. 
Er moesten een aantal pallets van de opslagplaats van die pallets naar de begane grond waar we de elementen moesten lijmen. 
Ik liep met de vrachten mee van de opslagplaats waar ik de lasten aanpikte naar de plaats op de begane grond waar ik ze loshaalde van de kraan. 
Ik liep mee van de opslagplaats naar de begane grond. Op die begane grond voelde ik ineens een klap op mijn helm door de pallet die in de kraan hing. Dat zag ik meteen daarna. Ik heb een paar minuten tegen een stapel kalkzandsteenelementen gezeten. ( ... ). 
De kraan machinist is nog naar me toe gekomen om te vragen hoe het met me was en om zijn excuses aan te bieden. 
Ik ben niet opgenomen geweest in het ziekenhuis. 
Ik ben vrijdag 31 januari 2014 ook naar de huisarts geweest die mij doorstuurde naar het ziekenhuis. 
( ... ) 

2.7.. 
E heeft op 4 februari 2014 tegenover de arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW, nader aangevuld op 12 februari 2015, onder meer het volgende verklaard: 
( ... ) 
Op het moment dat ik een pallet wilde neerzetten kwam de man die mij hielp met opperen plotseling op mij toe. Ik schrok en stopte met zakken van de lading. Op dat moment raakte de onderkant van de pallet de helm van opperman. Als ik plotseling stop met zakken deint de giek iets mee waardoor de opperman geraakt werd. De pallet was circa 200 cm boven de grond toen het gebeurde. 
Ik had overal goed zicht. Ik zat in de cabine in de mast van de kraan. Toen ik ging zakken zag ik hem en ik zag de begane grond waar de pallet neergezet moest worden. Ik had vrij uitzicht. Ik reageerde met de handeling daling stoppen, omdat ik zag dat ie naar me toe kwam. Toen de opperman werd geraakt, heeft hij even, een paar minuten, voorover gebogen uit staan puffen. Hij is daarna weer doorgegaan en de volgende dag, donderdag ook nog. 
( ... ) 

(... ) 
Toen ik hem, na het aanpikken, naar de afpiklocatie zag lopen, begreep ik dat hij de klus alleen zou klaren. ( ... ) Dit gebeurt wel vaker, de klus is dan voor de onderaannemer eerder gedaan. Dat bespreken ze vaak onderling, de uitvoering is hierbij meestal niet betrokken. 
Ik ben niet vooraf op de hoogte gesteld dat er slechts met 1 persoon zou worden af- en aangepikt. Bij de eerste hijs werd dit mij duidelijk doordat de heer X zich van de aanpik locatie naar de afpik locatie verplaatste. Als kraanmachinist volg ik verder de instructies van de medewerkers op de grond. 

We hadden inmiddels zo'n 10 tot 12 keer zonder problemen gehesen. Ik was, net zoals de keren daarvoor met zakken begonnen. Echter, de heer X begon, zonder naar mij te kijken, te lopen tijdens het laten zakken en ik kon de kraan niet tijdig stoppen zodat de lading de heer X heeft geraakt. ( ... ). 

2.8. 
X jr. heeft een verklaring op schrift gesteld, gedateerd 19 september 2014. In deze verklaring staat onder meer het volgende vermeld: 

(... ) En terwijl ik opzoek ben naar die: schraper ( ... ) zie ik dat de kraanmachinist met een volle pallet met blokken (passtukken) tijdens het uitkatten en zakken van die pallet, mijn vader vol achter op het hoofd raakt. Mijn vader maakte op dat moment geen onverwachte beweging, en liep op het moment van de klap in een rechte lijn, (zonder onverwachte bewegingen te maken) bij de kraan weg, naar de plaats waar de pallet moest komen te staan. (zoals gebruikelijk bij het opperen van blokken) Ook heeft hij niet d.rn.v, hand of armgebaren of wat voor gebaar dan ook, aangegeven dat de machinist de last mocht laten zakken. De machinist zat in de cabine in de mast van de kraan en had volgens mij goed overzicht, maar maakte mijns inziens een verkeerde inschatting van de snelheid en de hoogte van de pallet met blokken (passtukken), Mijn vader valt op de grond en ik vraag hem of het nog gaat, en zegt "het gaat wel" 

Ik heb dit goed waar kunnen nemen omdat dit alles ongeveer 10 m bij mij vandaan gebeurde en er geen obstakels op de vloer stonden die mijn gezicht belemmerden. Omdat het verder mee lijkt te vallen en mijn vader een helm droeg, besteed ik er geen aandacht meer aan en ga door met mijn werkzaamheden ( ... ) 

De reden dat ik nu pas met mijn verklaring kom is de volgende. 

Mijn vader en ik hadden in die tijd een beetje een vertroebelde relatie, en we bespraken alleen nog de noodzakelijke dingen met elkaar, en omdat het mij in beginsel leek mee te vallen met de schade, besloot ik mij er niet mee te bemoeien en om mij stil te houden. 
Trouwens er is mij ook door niemand gevraagd of ik het gezien had look mijn vader niet, omdat die er blijkbaar vanuit ging dat ik het niet gezien had. Toen ik vorige week aan mijn vader vroeg hoe het er mee stond en hoe het verder ging, zei hij dat er de meest grote onzin verhalen de wereld in kwamen. (zo zou ik o.a. verteld hebben dat mijn vader oud en versleten was) besloot ik hem te vertellen wat ik gezien had ( ... ). 

2.9. 
Voorafgaand aan het verrichten van werkzaamheden heeft X in december 2013 de introductiefilm'werk veilig, werk samen' gezien en heeft hij de bouwplaatsregels/projectintroductiefolder betreffende het project Z ontvangen. 

2.10. Van X heeft Y aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het op 29 januari 2014 overkomen ongeval. Y c.q. haar aansprakelijkheidsverzekeraar Zurich Insurance plc wijzen aansprakelijkheid af. 

3. 
Het geschil 

3. 1. 
De vordering 

X vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Y jegens X aansprakelijk is voor het aan X op 29 januari 2014 overkomen ongeval en de gevolgen daarvan, en Y veroordeelt om aan X te vergoeden alle schade ten gevolge van dat ongeval geleden of nog te lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van Y in de kosten van de procedure. 

X legt hieraan, kort samengevat, ten grondslag dat Y jegens X aansprakelijk is op grond van artikel 7:685 lid 4 BW en/of artikel 6:170 c.q. 6:171 BW. Hetgeen X in verband hiermee heeft aangevoerd, zal in het onderstaande nader worden weergegeven en beoordeeld. 

3.2.
Het verweer 

X concludeert tot afwijzing van de vorderingen van X , met veroordeling van X inde kosten van het geding. Y betwist in dit kader in de eerste plaats de door X gegeven weergave van het gebeurde waartoe zij verwijst naar de door E afgelegde verklaring. Voorts stelt Y dat X geen beroep kan doen op de bescherming van artikel 7:658 lid 4 BW omdat de door X verrichte werkzaamheden geen werkzaamheden betreffen die feitelijk in de uitoefening van het beroep of bedrijf door 'eigen werknemers' van Y plegen te worden uitgevoerd. Y had tevens geen zeggenschap over de uitvoering van de werkzaamheden. Voor het geval geoordeeld wordt dat X zich wel op de bescherming van artikel 7:6581id 4 BW kan beroepen, stelt Y dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht. 

Een beroep op artikel 6:171l BW komt X naar de mening van Y niet toe nu E niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens X . Bovendien verrichtte E de werkzaamheden niet 'ter uitoefening van het bedrijf van Y ': E werd slechts door Y ter beschikking gesteld aan de onderaannemers. Op het moment dat een onderaannemer gebruik maakt van de diensten van E , was Y daar niet bij betrokken. Voor het geval E wel een fout zou hebben gemaakt en X een beroep kan doen op artikel 6: 171 BW, doet Y een beroep op eigen schuld van X. 

Nu E niet in loondienst was bij Y, mist artikel 6:170 BW toepassing. 

4. 
De beoordeling 

4.1. 
Bij de beoordeling van de vraag of Y jegens X aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade voortvloeiend uit het ongeval dat hem op 29 januari 2014 is overkomen, stelt de kantonrechter het volgende voorop. 

4.2. 
Ingevolge artikel 7:658 lid 4 BW is hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, overeenkomstig de leden 1 tot en met 3, (mede) aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. In zijn arrest van 23 maart 2012 (Davelaar/Allspan, JAR 2012/110) heeft de Hoge Raad op basis van een aantal passages uit de parlementaire geschiedenis van artikel 7:658, lid 4 BW onder meer het volgende overwogen: 
"Uit deze passages, in het bijzonder uit de bewoordingen "op gelijke voet", kan als bedoeling van de wetgever worden afgeleid dat de bepaling ertoe strekt bescherming te bieden aan personen die zich, wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen, in een met een werknemer vergelijkbare positie bevinden. Dit brengt mee dat artikel 7:658 lid 4 BW zich voor toepassing leent indien de persoon die buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht, voor de zorg voor zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij die werkzaamheden verricht. Of dit het geval is, zal aan de hand van de omstandigheden van het geval bepaald moeten worden, waarbij onder meer van belang zijn de feitelijke verhouding tussen betrokkenen en de aard van de verrichte werkzaamheden, alsmede de mate waarin de "werkgever", al dan niet door middel van huJppersonen, invloed heeft op de werkomstandigheden van degene die de werkzaamheden verricht en op de daarmee verband houdende veiliqheldsrislco's. 

3.6.3 Voor toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW is tevensvereist dat de werkzaamheden hebben plaatsgevonden "in de uitoefening van het beroep of bedrijf" van degene in wiens opdracht de arbeid is verricht. Door de minister is in dit verband opgemerkt dat het moet 
gaan om "werkzaamheden die de derde in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten" (kamerstukken II,1998-1999, 26 257, nr. 7, p. 15). In de wetsgeschiedenis zijn verder geen criteria geformuleerd aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of sprake is geweest van werkzaamheden "in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf" als bedoeld in artikel 7:658 lid 4. 

Aangenomen moet worden dat de reikwijdte van de bepaling niet beperkt is tot werkzaamheden die tot het wezen van de beroeps- of bedrijsuitoefening van de desbetreffende opdrachtgever kunnen worden gerekend of normaal gesproken in het verlengde daarvan liggen. 

Mede gelet op het beschermingskarakter van artikel 7:658 lid 4 BW kunnen daaronder ook andere werkzaamheden vallen, waarbij bepalend is of de verrichte werkzaamheden, gelet op de wijze waarop de desbetreffende opdrachtgever aan zijn beroep of bedrijf invulling pleegt te geven, feitelijk tot zijn beroeps- of bedrijfsuitoefening behoren. Dit zal aan de hand van de omstandigheden van het geval beoordeeld moeten worden." 

4.3. 
Voor de vraag of aan de voorwaarden voor toepasselijkheid van artikel 7:658 lid 4 BW is voldaan, is dan ook van belang of de medewerker voor de zorg voor zijn veiligheid mede afhankelijk is van de hoofdaannemer en dat de werkzaamheden hebben plaatsgevonden in de uitoefening van het bedrijf van de hoofdaannemer. X stelt dat aan beide criteria is voldaan, terwijl Y betoogt dat de werkzaamheden niet tot haar feitelijke bedrijfsuitoefening behoorden en dat zij geen invloed had op de uitoefening van de hijswerkzaamheden nu X E heeft aangestuurd tijdens de betreffende hijswerkzaamheden. 

4.4. 
Vaststaat dat Y een landelijk opererend bouwbedrijf is dat bij grotere bouwprojecten als hoofdaannemer/uitvoerder optreedt. Dit blijkt niet alleen uit de omschrijving van de Y ' activiteiten in het handelsregister, maar ook uit het gegeven dat, zo is tijdens de comparitie toegelicht, van het totalepersoneelsbestand van Y van ongeveer 220 mensen, slechts ongeveer 90 timmerlieden en metselaars in dienst zijn van Y . Het merendeel van het personeel van Y houdt zich dan ook bezig met de organisatie en coördinatie van door Y aangenomen bouwprojecten. Ook bij dit project in Z is zulks aan de orde en heeft Y de feitelijke bouwwerkzaamheden grotendeels in onderaanneming aan diverse onderaannemers uitbesteed. 

4.5. 
In het kader van de organisatie en coördinatie van het onderhavige bouwproject rust tijdens de uitvoeringsfase van het project de coördinatie op het gebied van onder meer de veiligheid op Y, zo staat vermeld op pagina 2 van het overgelegde VGM-plan. De omstandigheid dat E ingevolge het bepaalde in de op de tussen E en Y gesloten overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden gehouden is de schade te vergoeden aan Y die het gevolg is van een aan E toerekenbare tekortkoming, maakt zulks niet anders. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de onderaannemer B ingevolge de met Y gesloten overeenkomst gehouden was een eigen VGM-plan op te stellen. Y is (en blijft) als hoofdaannemer/uitvoerder verantwoordelijk voor onder meer de veiligheid gedurende 'de totale tijdsduur van het bouwwerk en alle bouwactiviteiten'. Op pagina 3 van het VGM-plan staat één en ander nader verwoord en staat in dit verband onder meer vermeld dat de VGM-coördinator (van Y : toevoeging kantonrechter) het mandaat heeft om 'coördinerend op te treden, zodat de maatregelen die werkgevers en zelfstandigen nemen. ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers. op doeltreffende wijze worden toegepast', 'de samenwerking met het oog op de bescherming van de werknemers te organiseren tussen gelijktijdig of achtereenvolgend aanwezige werkgevers en zelfstandigen op de bouwplaats' en 'aanwijzingen te geven indien werkgevers of zelfstandigen naar zijn oordeel niet, in onvoldoende mate of op onjuiste wijze toepassing geven aan hun verplichtingen zoals bedoeld in de eerste twee punten'. Ook heeft door Y een Risico-Inventarisatie & Evaluatie Uitvoeringsfase plaatsgevonden en heeft Y werkplekinspecties gehouden. 

4.6. Nog afgezien van de vraag in hoeverre de door X verrichte lijmwerkzaamheden verwant zijn aan de door de werknemers van Y verrichte metsel werkzaamheden. heeft het ongeval dat X is overkomen niet plaatsgevonden tijdens het verrichten van lijmwerkzaamheden maar tijdens het verplaatsen van de pallets met bouwmaterialen middels een hijskraan. De stelling van Y dat zij geen expertise heeft op het gebied van lijmwerkzaamheden is dan ook niet van belang. 

4.7. 
Naar het oordeel van de kantonrechter behoort het juist tot de taak van Y als hoofdaannemer/uitvoerder om de verschillende werkzaamheden die worden uitgevoerd door verschillende onderaannemers, te coördineren en ervoor te zorgen dat deze werkzaamheden veilig worden uitgevoerd. Verwezen wordt naar hetgeen hierover is overwogen in rechtsoverweging 4.5. Hierbij is het van belang dat Y met E heeft gecontracteerd om alle ten behoeve van het bouwproject te verrichten hijswerkzaamheden te verrichten, derhalve ook de hijswerkzaamheden ten behoeve van de bij Y in dienst lijnde werknemers. Ook heeft Y van een derde de kraan gehuurd waarmee E de door hem uitgevoerde werkzaamheden heeft verricht. X heeft hier geen enkele zeggenschap over gehad en is dus voor de deugdelijkheid 
van de gebruikte kraan en het vakmanschap van de ingehuurde kraanmachinist, afhankelijk van de expertise van Y. Dat geldt ook voor de wijze waarop de kraanmachinist ingeschakeld kan worden voor hijswerkzaamheden ten behoeve van het transport van het 
bouwmateriaal op de bouwplaats. Het is ter beoordeling van Y of zij hiervoor vaste aanpikkelaars wil aanstellen of dat zij dat overlaat aan de uitvoering 'in het veld' waarbij ook op ad hoc-basis de communicatie met de kraanmachinist dient te worden afgestemd. 
Illustratief is in dit verband hetgeen als mogelijke maatregelen wordt vermeld in het door Y naar aanleiding van het onderhavige ongeval opgestelde onderzoek ongevalsrapport 20130129, overgelegd als productie 11 (hierna: onderzoek ongevalsrapport). 

4.8. 
De conclusie van het bovenstaande is dan ook dat de door X tijdens het ongeval uitgevoerde werkzaamheden vallen onder het bedrijf van Y als hoofdaannemer/uitvoerder van het project Z en dat X voor zijn veiligheid mede afhankelijk was van Y. Daarmee is voldaan aan de twee criteria voor toepasselijkheid van artikel 7:658 lid 4 BW. 

4.9. 
Partijen verschillen voorts van mening over de wijze waarop het onderhavige ongeval heeft plaatsgevonden. X stelt zich op het standpunt dat E niet goed heeft opgelet op zijn aanwezigheid en de pallet heeft laten zakken totdat de pallet in aanraking kwam met zijn hoofd. Y daarentegen stelt dat X vanuit stilstand, met hoge snelheid, zonder op te kijken en onverwachts naar de locatie liep waar de pallet moest worden geplaatst. 

4.10. 
Conform de hoofdregel van artikel 150 Rv. dient de werknemer, wil sprake zijn van aansprakelijkheid in de zin van artikel 7:658 BW, te stellen en zonodig te bewijzen dat hij schade heeftgeleden tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. Dit betekent niet dat de 
werknemer ook dient te bewijzen hoe het ongeval zich heeft voltrokken of wat de oorzaak daarvan is. Wel heeft de werknemer op grond van de hoofdregel de bewijslast van de omstandigheden op het werk (BR 20 mei 2005, JAR 2005, 155). Heeft de werknemer 
gemotiveerd gesteld of zonodig bewezen dat hij schade heeft opgelopen in de uitvoering van de werkzaamheden dan is de werkgever voor de schade aansprakelijk, tenzij de werkgever 
bewijst dat hij aan de zorgplicht heeft voldaan, dan wel de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan opzet of bewuste roekeloosheid. De bewijslast voor opzet of bewuste roekeloosheid alsmede voor het voldoen aan de zorgplicht ligt bij de werkgever. 

4.11. 
Hoewel Y het causale verband tussen de gestelde medische beperkingen en het ongeval betwist en daarmee de omvang van de schade, betwist Y niet dat X een ongeval is overkomen op de werkplek. Ook wordt door Y niet (gemotiveerd) betwist dat X daardoor (op zijn minst enige) schade heeft geleden. Verwezen wordt naar hetgeen vermeld staat het onderzoek ongevalsrapport. 

4.12. 
Het voorgaande betekent dat X heeft voldaan aan de ingevolge artikel 7:658 BW op hem rustende bewijslast en dat het vervolgens aan Y is om te stellen en zondig te bewijzen dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van X , dan wel dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. 

4.13. 
Voor zover Y met haar stelling dat het ongeval is veroorzaakt doordat X uit het niets onder de zakkende palet ging lopen, terwijl hij wist dat de pallet daar geplaatst zou worden, bedoeld heeft te stellen dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, volgt de kantonrechter Y niet. Opzet of bewuste roekeloosheid, zijnde de situatie waarin de getroffene zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging, het roekeloze karakter van die gedraging bewust was, blijkt hier geenszins uit. 

4.14. 
Y is van mening dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij stelt in dit verband dat aan X voor aanvang van zijn werkzaamheden de film 'Werk veilig, werk samen' is getoond en veiligheidsinstructies in de vorm van bouwplaatsregels zijn gegeven. Tevens heeft zij X kennis laten nemen van het veiligheids- en gezondheidsplan en de bijbehorende RI&E en zijn er tijdens het project regelmatig controles uitgevoerd door Aboma waarna er tooIboxmeetings plaats hebben gevonden. Ook Y zelf heeft regelmatig werkplekinspecties verricht. 

4.15.
De kantonrechter overweegt dat in de door Y overgelegde stukken betreffende de voldoening aan de zorgplicht met name algemene veiligheidsinstructies gegeven worden. In ieder geval blijkt hier niet uit dat Y voldaan heeft aan de op de aard van het concrete geval toegespitste zorgverplichting. Een en ander komt de kantonrechter ook niet onlogisch voor aangezien Y zich op het standpunt heeft gesteld dat zij de door haar gehuurde kraan en ingehuurde kraanmachinist slechts aan de onderaannemers ter beschikking stelde, waarbij slechts de coördinatie en planning in handen was van Y en Y er geen bemoeienis mee had indien een onderaannemer gebruik maakte van diensten van E en de door Y ter beschikking gestelde kraan. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.7. reeds is overwogen, volgt de 
kantonrechter deze redenering van Y niet.

4.16. 
Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot conclusie de vordering van X om voor recht te verklaren dat Y jegens X aansprakelijk is voor het aan X op 29 januari 2014 overkomen ongeval, kan worden toegewezen. 
Nu aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658, lid 4 toewijsbaar is, kan onbeantwoord blijven in hoeverre ook artikel 6: 171 BW tot aansprakelijkheid zou kunnen leiden.

4.17.
Y zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5. 
De beslissing

De kantonrechter

5.1. 
verklaart voor recht dat Y jegens X aansprakelijk is voor het aan op 29 januari 2014 overkomen ongeval en de gevolgen daarvan;

5.2. 
veroordeelt Y om aan X te vergoeden alle schade, ten gevolge van dat ongeval geleden of nog te lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens wet;

5.3. 
veroordeelt Y in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van X begroot op € 173,19 aan verschotten en € 625,00 aan salaris gemachtigde;

5.4. 
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van het onder 5.3. bepaalde;

5.5. 
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2016.


Met dank aan mr. K. Aantjes, Aantjes Zevenberg Advocaten , voor het inzenden van deze uitspraak.