Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 080317

Rb Amsterdam 080317

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-amsterdam-080317

Vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

Vonnis in kort geding van 8 maart 2017

in de zaak van
X,
wonende te X,
eiser bij dagvaarding van 3 februari 2017,
advocaat mr. J,G. Keizer te Amersfoort.

tegen

de naamloze vennootschap
DAS NEDERLANDSE RECHTBIJSTAND
VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M. Eijkelenboom te Rotterdam.

Partijen zullen hierna X en DAS worden genoemd.

1. De procedure
Ter terechtzitting van 22 februari 2017 heeft X gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. DAS heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Partijen hebben
producties in het geding gebracht en DAS een pleitnota. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

Ter zitting waren aanwezig:

van de zijde van X: mr. Keizer met X;
van de zijde van DAS: mr. Eijkelenboom met J. Filarski.en R. Oostwouder.

2. De feiten

2.1. X heeft een particuliere rechrsbijstandsverzekering (hierna: de rechtsbijstandsverzekering) (in natura) afgesloten bij DAS uit hoofde waarvan medewerkers van DAS rechtsbijstand verlenen aan X bij een (juridisch) geschil. Op de rechtsbijstandsverzekering zijn de Bijzondere Voorwaarden Rechtsbijstand.Particulieren van toepassing verklaard, waarin - voor zover van belang - het navolgende is opgenomen:

" Artikel 1
(...)
1. Gebeurtenis
In afwijking van de omschrijving in de Algemene Begripsomschrijvingen verstaan wij onder gebeurtenis het voorval dat, of de feitelijke omwikkeling die redelijkerwijs moet worden beschouwd als de oorzaak van het geschil. In geval van het verhaal van schade is het schadeveroorzakende voorval de gebeurtenis, (...)

Artikel 3
1. Als de verzekerde als particulier ten gevolge van een gebeurtenis betrokken raakt in een geschil, waardoor hij in een eigen behoefte aan rechtsbijstand moet voorzien, kan hij aanspraak maken op het verlenen van rechtsbijstand.

2.2. X is op 22 juni 2011 het slachtoffer geworden van een verkeersongeval waarbij hij letsel heeft opgelopen.

2.3. Het ongeval op 22 juni 2011 is veroorzaakt door een bij Allianz Benelux NV (voorheen: London Verzekeringen) verzekerde (waar hierna van Allianz wordt gesproken, wordt haar rechtsvoorganger mededaaronder begrepen). X heeft de verzekerde van Allianz aansprakelijk gesteld en Allianz heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

2.4. Vervolgens heeft X in november 2011 het geschil bij DAS aangemeld en een beroep gedaan op dekking onder de rechtsbijstandsverzekering ter zake van de afwikkeling van het ongeval. Bij brief van 6 december 2011 heeft DAS het beroep op verzekeringsdekking gehonoreerd en aan X rechtsbijstand verleend.

2.5. Bij brief van 21 februari 2012 heeft X bij monde van zijn toenmaligea dvocaat, mr.A.H. Middelhoop. aan DAS meegedeeld dat zijn belangen bij de afwikkeling van het ongeval vanaf heden worden behartigd door SAP Letselschade Advocaten. In deze brief is onder meer opgenomen:

(...) Voor het geval het overhoopt tot een procedure mocht komen, ziet u graag dat onze maatschappij voor het gerechtelijke traject wel dekking verleent (..) Ik merk op dat op de onderhvaige kwestie de DAS voorwaarden van toepassing zijn. Dat betekent dat het geschil op dit moment, mogelijk (gezien het voorbehoud) onder dekking van de door verzekerde afgesloten verzekering valt. Met dat in het achterhoofd wijs ik u er op dat onze maatschappij in principe bereid is om voor een eventueel gerechtelijk traject - en aldus het procesmonopolie speelt-wel dekking te bieden indien een regeling in der minne niet tot de mogelijkheden blijkt te behoren.

Daarbij gelden wel de volgende voorwaarden:
(...)
- de vordering van de verzekerde op DAS uit hoofde van deze verzekeringsovereenkomst niet verjaard is (...)

2.7. Vervolgens is x met Allianz in onderhandeling getreden over de te betalen vergoeding voor de schade van X als gevolg van het ongeval. Allianz heeft gedurende de onderhandelingen een bedrag van ih totaal € 5.750,00 aan voorschotten aan X betaald.

2.8. X stelt letsel te hebben opgelopen door het ongeval. Het letsel is (gedeeltelijk) moeilijk objectiveerbaar. Allianz heeft van aanvang af de causaliteit tussen (een deel van) het letsel en het ongeval betwist Er zijn diverse medische deskundigenberichten uitgebracht ter beslechting van de causaliteitsdiscussie tussen X en Allianz. Naar aanleiding van het laatste deskundigenbericht heeft Allianz op 11 juni 2015 de onderhandelingen afgebroken.

2.9. Bij brief van 20 december 2016 heeft mr. Keizer DAS wederom verzocht te bevestigen datzij de kosten voor de aanhangig te maken bodemprocedure te vergoeden.

2.10. Daarop heeft DAS de verzekeringsdekking ter zake van de kosten van de bodemprocedure afgewezen.

3. Het geschil

3.1. X vordert- zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad- DAS te veroordelen - op straffe van verbeurte van een dwangsom -alle gemaakte en te maken (redelijke) proceskosten, verbonden aan de door hem tegen Allianz aanhangig te maken bodemprocedure te vergoeden, althans gevolg te geven aan de door haar gedane toezegging, te weten dat zij de aan een procedure verbonden proceskosten zal vergoeden, een en ander met veroordeling van DAS in de proceskosten en de nakosten.

3.2. X stelt daartoe dat hij voldoende tijdig na het schadeveroorzakende (en verzekerde) voorval van 22 juni 2011 aanspraak heeft gemaakt op polisdekking en dat zijn aanspraak niet is verjaard. In de hiervoor onder 2.6 opgenomen e-mail heeft DAS toegezegd dat zij de proceskosten.zal vergoeden. Dat was een onzekere0 en in de toekomst gelegen situatie. Deze situatie openbaarde zich eerst op 11juni 2015 toen Allianz de onderhandelingen heeft afgebroken. Pas op dat moment bestond er een aanspraak op vergoeding van de proceskosten en kon een beroep worden gedaan op de toezegging van DAS. Ook pas op dat moment is de verjaringstermijn ingegaan. Daarnaast heeft DAS geen redelijk belang bij de weigering noch is zij in haar bewijspositie geschaad. X wenst voor het aanhangig maken van de bodemprocedure tegen Allianz duidelijkheid te verkrijgen over de vergoeding van de aan die procedure verbonden kosten. Het aanhangig maken van die bodemprocedure laat onnodig op zich wachten door het onderhavige geschil. Daarnaast zou X in het geschil met Allianz moeten procederen op basis van een toevoeging, met het risico dat de verleende toevoeging met terugwerkende.kracht komt te vervallen en X de kosten voor zijn rechtsbijstand van zijn schadevergoeding moet betalen. Ook zal X een eventuele proceskostenveroordeling zelf dienen te voldoen, aldus X.

3.3. DAS betwist het standpunt van X en betoogt dat hij geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, nu hij in aanmerking komt voor voorwaardelijke gefinancierde rechtsbijstand en op basis daarvan een bodemprocedure aanhangig kan maken. Voorts betoogt DAS dat de bodemprocedure tussen X en Allianz gaat duren en X in de tussengelegen periode een bodemprocedure jegens DAS kan afronden. Daarnaast is de vordering van X verjaard. Uit de op de verzekeringsovereenkomst van
toepassing zijnde polisvoorwaarden volgt dat op 22 juni 2011 de gebeurtenis waarvoor verzekeringadekking wordt geboden heeftplaatsgevonden, en X in 2011 ook een beroep op dekking heeft gedaan, dat door DAS is gehonoreerd. Op dat moment is de verjaring dus aangevangen. Indien het afbreken van de onderhandelingen met Allianz als ingangsdatum voor verjaring zou worden genomen, heeft X het in de hand wanneer de verjaringstermijn een aanvang neemt, hetgeen in strijd is met de rechtszekerheid. Verjaring strekt er immers toe DAS te beschermen tegen vorderingen waar zij geen rekening (meer) mee hoeft te houden. Bovendien heeft DAS in de brief van 23 februari 2012 expliciet als voorwaarde gesteld dat de vordering niet verjaard mocht zijn had X met zijn juridische bijstand de verjaring kunnen stuiten. Subsidiair dient de vordering van X te worden afgewezen, nu DAS niet in de gelegenheid is gesteld om te beoordelen of een procedure jegens Allianz een redelijke kans van slagen heeft zoals in de briefvan 23 februari 2012 eveneens als voorwaarde is gesteld aldus DAS.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordelîng
4.1. De vordering van X strekt tot nakoming van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst. Een dergelijke vordering is in kort geding slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen, en van X.niet kan worden gevergd de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.

Spoedeisend belang

4.2. X heeft geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen, nu hij een bodemprocedure jegens Allianz aanhangig kan maken op basis van de onder voorwaarden gefinanclerde rechtsbijstand en hij dus niet afhankelijk is van de nakoming van de verzekeringsovereenkomst door DAS. Voorts wordt in een kort geding slechts een voorlopig oordeel gegeven zodat X evenmin de door hem gewenste zekerheid krijgt over de vergoeding van deaan de procedure tegen Allianz verbonden proceskosten.

Verjaring

4.3. Daar komt bij dat - anders dan X heeft betoogd - voorshands aannemelijk is dat zijn vordering is verjaard. Artikel 7:942 lid 1 Burgerlijk Wetboek bevat een op de verzekeringsovereenkomst toegespitste verjaringsregel ter zake van het doen van uitkeringen, waartoe materieel bezien ook de onderhavige vordering strekt, en daarmee als lex specialis voorgaat op de algemene verjaringsregels in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

4.4. Ingevolge dit artikel verjaart de rechtsvordering van X tegen DAS door een verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop hij met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.

4.5. Het standpunt van DAS dat de verjaringstermijn is aangevangen op het moment van het ongeval omdat dit zo in de polisvoorwaarden is bepaald is niet onaannemelijk. Mocht de bodemrechter hier anders over oordelen dan wordt het
volgende overwogen. X er redelijkerwijsmee bekend moeten zijn dat reeds op het moment dat Allianz de causaliteit betwistte ter zake van de door hem geleden (letselschade als gevolg van het ongevalvan 22 juni 2011 een procedure onvermijdelijk werd indien Alllanz niet op haar standpunt zou terugkomen. In ieder geval op dat moment ontstond een opeisbare vordering jegens DAS uit hoofde van de rechtsbijstandsveezekering. X heeft ervoor gekozen om (nader) met Allianz in onderhandeling te treden om te trachten de zaak - met inschakeling van medisch deskundigen -alsnog in der minne te schikken, hetgeen uit het oogpunt van beperking van kosten een verstandige keuze is. Deze processtrategle neemt echter nie tweg dat de verjaring van de vordering jegens DAS voortschreed. Daar komt bij dat X reeds vanaf 21 februari 2012 beschikte over juridische bijstand en dat DAS in haar brief van 23 februari 2012 expliciet erop heeft gewezen dat X slechts aanspraak kan maken op vergoeding van de proceskosten, mits de vordering van X niet verjaard zou zijn. Het had op de weg van X gelegen de verjaring tijdig te stuiten.
Het standpunt van X, dat pas op 11 juni 2015. na het afbreken van de onderhandelingen door Allianz, een opeisbare vordering jegens DAS ontstond en de verjaring pas op dat moment is aangevangen, kan.niet als juist worden aanvaard.
X zou daarmee immers het ingangsmoment van de verjaring zelf in de hand hebben en zo nodig kunnen beïnvloeden, hetgeen in strijd met de rechtszekerheid is. Zoals DAS terecht heeft betoogd, dienen partijen (in dit geval DAS) te worden beschermd tegen vorderingen waar zij geen rekening (meer) mee hoeven te houden.
Nu gesteld noch gebleken is dat X de verjaring tijdig heeft gestuit, is thans onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter de vorderingen van X zal toewijzen, zodat de gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd.

4.6. X zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DAS worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.434,00

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. weigert de gevraagde voorzieningen.

5.2. veroordeelt X in de proceskosten, aan de zijde van DAS tot op heden begroot op € 1.434,00,

5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. D. Pieterse, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2017.

Met dank aan: John Roth, SAP advocaten , voor het inzenden van deze uitspraak