Rb Amsterdam 090517
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 090517
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-amsterdam-090517
Feiten
De werknemer was in dienst bij werkgever als timmerman. Hij is op 21 september 2012 overleden ten gevolge van een ongeval hem overkomen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden in opdracht van werkgever. Werknemer was de vader van de twee kinderen. Laatstgenoemden zijn zijn enige erfgenamen. De toedracht van het ongeval is als volgt.
Werkgever had opdracht gekregen van bedrijf A om werkzaamheden te verrichten aan een aantal panden in eigendom van in een woningcorporatie, welke panden alle waren gelegen te (plaats). Het betrof het vervangen van verrot houtwerk aan de buitenkant van de panden. Het bedrijf had bedongen dat de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd met behulp van een hoogwerker. De betreffende hoogwerker is verhuurd door bedrijf B aan het bedrijf A, en door deze ter beschikking gesteld aan werkgever.
De onderhavige hoogwerker bestaat uit een onderstel op banden waarop een hefmechanisme is aangebracht bestaande uit een aantal buizen (tezamen de mast) welke in- en uit elkaar kunnen worden geschoven en dat rond kan draaien en omhoog kan worden geheven. Aan de bovenste buis is een zogenaamde jib bevestigd, een extra arm welke ten opzichte van de mast los draait en omhoog en omlaag kan worden bewogen. Aan de jib is de bak bevestigd waarin zich de personen bevinden die de werkzaamheden verrichten waarvoor de hoogwerker wordt ingezet. De hoogwerker wordt bediend vanuit de bak via een besturingspaneel dat zich daarin bevindt. Ook vanaf het onderstel is besturing van de hoogwerker mogelijk.
Het verrichten van de eigenlijke werkzaamheden was door werkgever opgedragen aan werknemer en gedetacheerde welke op dat moment was gedetacheerd bij werkgever.
Op 21 september 2012 waren werknemer en gedetacheerde bezig met de uitvoering van de opgedragen werkzaamheden aan het voormelde pand.
Van het ongeval is een proces-verbaal opgemaakt onder nummer X, genaamd Proces-verbaal Arbeidsomstandigheden, door arbeidsinspecteurs van de Inspectie SWZ. Dit proces-verbaal is door de kinderen als productie 2 in het geding gebracht. Van de situatie direct na het ongeval zijn beeldopnamen gemaakt door de tv zender AT 5 kort na het ongeval; de opnamen zijn door AT 5 aan voormelde inspecteurs op hun verzoek ter beschikking gesteld en als productie 1 in het geding gebracht door de kinderen.
Het ongeval kan op basis van het proces-verbaal en de opnamen als volgt worden omschreven. Op het moment van het ongeval waren werknemer en gedetacheerde toegekomen aan het vervangen en repareren van het houtwerk van het pand. Zij hadden daartoe de hoogwerker geplaatst voor het genoemde pand met de vier wielen parallel aan het trottoir. De buizen waren uitgeschoven en de hefarm was, onder een hoek van 90 graden met het trottoir, omhoog geheven tot voor de woning 55-3 van het pand tot de maximale hefhoek. Vervolgens was de jib naar beneden gebogen en de bak naar voren gebracht tot onder de bovenkant van het inpandig balkon van de woning 55-3. Er was onvoldoende ruimte tussen de hoofden van werknemer en gedetacheerde en de bovenkant van het inpandig balkon. Omdat de bak kennelijk niet tot stilstand is gebracht en verder naar boven bewoog zijn hun lichamen naar beneden gedrukt, dat van werknemer voorover en dat van gedetacheerde achterover. Werknemer is dientengevolge overleden. Gedetacheerde heeft het overleefd.
Bij brief van 12 november 2012 heeft de toenmalige gemachtigde van werknemer werkgever aansprakelijk gesteld voor de gevolgen uit het ongeval voor de kinderen voortvloeiende.
Verzoek
De kinderen verzoeken de kantonrechter om voor recht te verklaren dat werkgever jegens hen aansprakelijk is voor de gevolgen van het bedrijfsongeval dat werknemer op 21 september 2012 is overkomen en voorts om werkgever te veroordelen tot betaling van EUR 10.000,00 bij wege van voorschot op de schade die zij dientengevolge hebben geleden, alsmede vast te stellen dat werkgever de buitengerechtelijke kosten dient te vergoeden.
Verweer
Werkgever verweert zich tegen toewijzing van deze verzoeken.
Stellingen van partijen
De stellingen van partijen zijn bekend uit hun schrifturen en worden als hier ingelast beschouwd.
Beoordeling
1. De kinderen hebben zich ter onderbouwing van hun verzoeken beroepen op het bepaalde artikel 7:658 BW. Ingevolgde dit artikel is de werkgever verplicht om de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De werkgever is de jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn schade lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de hiervoor genoemde verplichting is nagekomen.
2. De kinderen hebben gesteld dat werknemer nooit eerder met een hoogwerker had gewerkt. Evenmin is gebleken dat werknemer voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden enige instructie heeft gehad met betrekking tot het gebruik van de hoogwerker behoudens enige instructie van de leverancier. Werkgever heeft daarmee volgens de kinderen niet voldaan aan hetgeen in artikel 7: 658 BW is voorgeschreven met name onvoldoende instructie gegeven; daaruit volgt dat zij aan haar zorgplicht niet heeft voldaan.
3. Werkgever heeft gesteld dat niet zij maar de opdrachtgever (bedrijf A) aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Laatstgenoemde bepaalde de gang van zaken ten tijde van de te verrichten werkzaamheden en gaf instructies aan werkgever ter zake van de werkzaamheden, het aan te wenden materiaal en materiaal en verstrekte kledingvoorschriften. De hoogwerker is ook door bedrijf A gehuurd en ter beschikking van werkgever gesteld. Bovendien heeft werkgever haar zorgplicht niet geschonden. Werkgever heeft het bedienen van de hoogwerker met werknemer doorgesproken. Verder heeft werknemer instructies gekregen van een medewerker, verbonden aan de verhuurder van de hoogwerker, bedrijf B; werkgever kan zich niet vinden in het ongenuanceerde en gekleurde oordeel van de Inspecteurs van de arbeid. Alle beschermingsmiddelen waren voorhanden waaronder veiligheidsgordels. Er is volgens werkgever verder geen verband tussen het niet nakomen van de zorgplicht en de dodelijke afloop van het ongeval. De precieze toedracht is immers niet bekend, noch het letsel dat werknemer heeft opgelopen. Verder ontbreekt een rapport met betrekking tot het herstel van de hoogwerker na het ongeval. Dat als bijlage 22 bij het rapport van de Inspecteurs van de arbeid een herkeuringsrapport na het ongeval opgemaakt is ingesloten waaruit blijkt dat de hoogwerker in orde was, zegt niets over de technische staat van het apparaat ten tijde van het ongeval. Het volgende wordt overwogen.
4. Van de kant van werkgever is niet ontkend, dat werknemer nooit eerder met een hoogwerker had gewerkt, thans de ter zitting aanwezige werkgever heeft dienaangaande verklaard dat het niet voorgekomen in de tijd dat hij bij werkgever werkzaam is. Door partijen zijn voor het overige ook geen stellingen ontwikkeld waaruit het tegendeel kan worden afgeleid.
5. De kantonrechter heeft geen reden om aan te nemen dat werknemer niet als gevolg van het ongeval is overleden. Alles wijst erop dat hij is samengedrukt door de kracht van de hoogwerker welke op hem werd uitgeoefend, tussen dat apparaat en de bovenkant van het inpandig balkon van de woning (adres). Een andere oorzaak is niet gesteld, noch gebleken en ook niet aannemelijk. De oorzaak van het ongeval kan zijn gelegen in onhandig manoeuvreren door werknemer met de bak, dan wel in gebreken aan (het sturingsmechanisme van) de hoogwerker waardoor deze niet meer gehoorzaamde aan de besturingshandelingen van werknemer.
6. Zo het ongeval het gevolg is van onhandig manoeuvreren van de bak door werknemer is het van belang te weten of voldoende instructies zijn gegeven van de zijde van werkgever, met betrekking tot het gebruik van de hoogwerker. Blijkens een verklaring van medewerker van bedrijf B, werkzaam bij bedrijf B als vestigingsmanager, gerelateerd in het procesverbaal voornoemd in bijlage 19, heeft deze geantwoord op de vraag wat voor soort instructies potentiële bestuurders van hoogwerkers in ieder geval gevolgd moeten hebben om een hoogwerker adequaat te kunnen besturen, dat bedrijf B aanraadt dat er in ieder geval 1-daagse cursus gevolgd wordt waarbij theorie en praktijk aan bod komen; zo’n cursus wordt gegeven door een bedrijf, genaamd bedrijf C te (plaats), en is na het ongeval ook daadwerkelijk aan de werknemers van werkgever gegeven op 31 oktober 2012; zo’n voorlichting of instructie moet op zijn minst bestaan uit een theoriegedeelte en praktijkgedeelte.
7. Naar het oordeel van de kantonrechter is het onverantwoord om werknemers die geen ervaring hebben met een hoogwerker, zonder een degelijke instructie, als ook wordt aanbevolen door de verhuurder, met een hoogwerker op pad te sturen. De situatie – het werken op grote hoogte – waarin betrokkenen werkzaamheden met de hoogwerker uitvoeren laat niet toe om middels proberen van bepaalde handelingen en correcties als het niet goed gaat, te leren hoe een dergelijk apparaat werkt. Foute handelingen kunnen al fatale gevolgen hebben voor dat het uitproberen van correcties mogelijk is. Voldoende aannemelijk is dat het ongeval, zo werknemer onhandig heeft gemanoeuvreerd, een gevolg is van gebrek aan instructie, om aansprakelijkheid van werkgever voor de gevolgen van het ongeval te kunnen aanvaarden. De verklaring van de medewerker van bedrijf B als gerelateerd in het proces-verbaal van de Arbeidsinspecteurs in bijlage 19, pagina 1 en 2, vormt ook een aanwijzing voor onhandig manoeuvreren als gevolg van een gebrek aan instructie en oefening.
8. Indien het apparaat gebreken vertoonde als gevolg waarvan het onbestuurbaar was geworden, is werkgever eveneens voor de gevolgen aansprakelijk nu zij apparaten ter beschikking dient te stellen welke correct functioneren. In relatie tot de werknemers kan de werkgever zijn onwetendheid met betrekking tot het functioneren van die apparaten niet tegen hen inroepen wanneer als gevolg van gebreken van dat apparaat de werknemer een ongeval overkomt.
9. Partijen hebben nog gediscussieerd over de vraag of veiligheidsgordels ter beschikking waren. Aan die discussie kan de kantonrechter voorbijgaan, nu niet kan worden ingezien dat dit ongeval zou zijn voorkomen indien veiligheidsgordels ter beschikking waren gesteld en gebruikt.
10. Een en ander laat uiteraard onverlet dat werkgever gerechtigd is de gevolgen van het de ongeval te verhalen op de opdrachtgever (bedrijf A)en verhuurder van de hoogwerker (bedrijf B) wanneer daarvoor reden zijn. Zij kan echter wel haar verantwoordelijkheid ten opzichte van werknemer niet ontlopen door erop te wijzen dat bedrijf A en/of bedrijf B een gebrekkig apparaat ter beschikking hebben gesteld en niet voor voldoende instructie hebben zorggedragen.
11. De kinderen hebben een voorschot gevraagd op de door hen geleden schade als gevolg van het ongeval. Zij verzoeken om veroordeling van werkgever tot vergoeding van het gederfde levensonderhoud alsmede vergoeding van de uitvaartkosten, buitengerechtelijke kosten en de kosten van een door hen ingeschakeld bureau om de schade te berekenen.
12. De kantonrechter zal de kosten met betrekking tot de begrafenis en de kosten van het ingeschakelde bureau toewijzen. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om op dit moment de schade als gevolg van het gederfde levensonderhoud te kunnen berekenen. Wel acht de kantonrechter het reëel, gelet op het rapport van voormeld bureau om de kinderen een voorschot toe te wijzen dat voor beiden op EUR 3000,00 zal worden gesteld. De kantonrechter kan niet oordelen over de buitengerechtelijke kosten gemaakt voorafgaande aan dit deelgeschil nu daarvan geen gegevens zijn verstrekt. Deze kwestie ligt dus nog open.
13. De kosten van de behandeling van deze zaak door gemachtigde van de kinderen zal de kantonrechter stellen op het hieronder te noemen bedrag.
14. Dat betekent dat wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat werkgever aansprakelijk is jegens de kinderen voor de door hen geleden schade als gevolg van het ongeval dat werknemer is overkomen op 12 september 2012;
II. veroordeelt werkgever tot betaling aan de kinderen van een bedrag van EUR 7701,86 met de wettelijke rente daarover vanaf 12 september 2012 tot de dag de algehele voldoening;
III. veroordeelt werkgever tot betaling van de buitengerechtelijke kosten aan het voeren van het geschil verbonden te stellen op EUR 3500,00;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst als het weer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. xxxx kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Met dank aan Pauline Woudenberg, Van Wassenaer Wytema Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak