Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Overijssel 071117

Rb Overijssel 071117

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-overijssel-071117

beschikking 

RECHTBANK OVERIJSSEL 
Team kanton en handelsrecht 
Zittingsplaats Almelo 
zaaknummer / rekestnummer: C/08/203515/HA RK 17-91 

Beschikking van 7 november 2017 

in de zaak van 

X , 
wonende te [woonplaats], 
[verzoeker], 
hierna te noemen X, 
advocaat mr. Y.B. Boendermaker te Hilversum, 

tegen 

de rechtspersoon naar buitenlands recht 
PROTECTOR FORSIKRING SA, 
gevestigd te Stockholm, Zweden, 
rechtsgeldig vertegenwoordigd door 
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 
VAN AMEYDE NEDERLAND B.V., 
gevestigd te Rijswijk, 
verweerster, 
hierna te noemen Forsikring, 
procesadvocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam, 
advocaat mr. J.T'. Suijdendorp te Rotterdam. 

1. De procedure 

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: 
- het verzoekschrift 
- het verweerschrift 
- de mondelinge behandeling 
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling 
- de akte van 18 oktober 2017 zijdens Forsikring 
- de akte uitlating alsmede wijziging verzoek van 18 oktober 2017 zijdens X 
- de brief van 17 oktober 2017 van mr. Suijdendorp 
- de brief van 20 oktober 2017 van mr. Boendermaker. 

2. De beoordeling 

2.1. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 oktober 2017 is opgenomen dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen dat X het huisartsenjournaal geclausuleerd zal verstrekken, dat wil zeggen dat het huisartsenjournaal uitsluitend aan de deskundige zal worden overgelegd, maar dat partijen verdeeld zijn over de vraag wat de omvang van het huisartsenjournaal dient te zijn. X heeft zich op het standpunt gesteld dat twee jaar voldoende moet zijn en Forsikring heeft betoogd dat vijf jaren op zijn plaats is. De rechtbank heeft partijen om die reden in de gelegenheid gesteld om zich hierover bij akte uit te laten. Zulks hebben partijen ook gedaan. ln het proces-verbaal is opgenomen dat partijen hiervoor ieder een week de tijd zou hebben, waarbij Forsikring zich als eerste diende uit te laten binnen een week na de mondelinge behandeling waarna vervolgens X een week de tijd zou hebben om te reageren. Forsikring heeft echter ter rolzitting van 18 oktober 2017 haar akte ingediend, zodat X in zijn akte van 18 oktober 2017 daar formeel bezwaar tegen heeft gemaakt in die zin dat de akte volgens X te laat is ingediend en dat dit volgens X er tot zou moeten leiden dat de rechtbank geen acht zou moeten slaan op de inhoud van de akte van Forsikring. De rechtbank is echter van oordeel dat dit formele punt van X uit processueel oogpunt gepasseerd moet worden, omdat het van belang is voor de verdere procedure en nu de indiening van de akte slechts ter rolzitting kon plaatsvinden. Voorts heeft mr. Suijdendorp in haar brief van 17 oktober 2017 de rechtbank verzocht, in aanvulling op de door partijen verzochte beslissing omtrent de omvang in jaren van het huisartsenjournaal dat door X dan wel zijn huisarts dient te worden verstrekt, een wijziging van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op te nemen in die zin dat het gebruikelijk is dat de medische informatie - zoals het huisartsenjournaal - niet alleen aan de deskundige wordt verstrekt, maar ook aan de medisch adviseurs van partijen. 

2.2. Over dit laatste verzoek van mr. Suijdendorp kan de rechtbank kort zijn. Tussen partijen was ter zitting overeengekomen dat de medische informatie, meer in het bijzonder het huisartsenjournaal, door X dan wel zijn huisarts geclausuleerd verstrekt zou worden. Meer specifiek zou dit inhouden, gelet op de bezwaren aan de zijde van X om überhaupt tot overlegging van de gegevens over te gaan, dat dit huisartsenjournaal uitsluitend aan de deskundige zou worden overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen reden om nu alsnog te bepalen dat X dan wel zijn huisarts het huisartsenjournaal ook aan de medisch adviseurs van partijen dient te worden overgelegd. X kan aldus volstaan met het (laten) verstrekken van het huisartsenjoumaal aan uitsluitend de door partijen aangezochte deskundige. 

2.3. Wat betreft de omvang van het huisartsenjoumaal in jaren zijn partijen zoals gezegd nog verdeeld. Forsikring verwijst in dat kader naar de Medische Paragraaf uit de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) en stelt voorts dat daarin in onderdeel 3 over het verzamelen van medische informatie door medisch adviseurs is opgenomen dat, indien informatie wordt opgevraagd die niet direct ziet op de schadeveroorzakende gebeurtenis als zodanig, de proportionaliteitscriteria gelden. Deze criteria zijn: 
a. de looptijd van de schade en de omvang van de letselschadevordering; 
b. de aard en complexiteit van het letsel; 
c. de klachten en het klachtenverloop; 
d. een relevante medische voorgeschiedenis; 
e. de opstelling van de benadeelde. 
Forsikring betoogt verder dat in de onderhavige kwestie vier van de vijf criteria in de richting van een ruime inzage in het medisch dossier van X van voor het ongeval. Zo is volgens Forsikring de looptijd van de schade lang en de omvang van de schade in potentie derhalve fors (criterium a.). Indien er sprake is van medisch niet-objectiveerbaar letsel, zoals in het onderhavige geval, is een ruime inzage eveneens geïndiceerd (criterium b.) en dit geldt ook voor atypisch verloop van de klachten, oftewel onevenredigheid tussen de klachten en de ernst van het letsel (criterium c.). Of er een relevante medische voorgeschiedenis is, kan pas worden bepaald nadat inzage in het medisch dossier is verkregen (criterium d.) en indien er sprake is van tekenen van aggravatie of simulatie - zoals geconstateerd bij het neuropsychologisch onderzoek - is een ruime inzage eveneens proportioneel. Forsikring stelt bovendien dat - in het kader van de gezamenlijke expertise - zij van mening is dat gelet op de stelling van de deskundige dat somatoforme stoornissen en angststoomissen (waaronder PTSS valt) vaak in de adolescentie ontstaan, de medische voorgeschiedenis van X vanaf zijn adolescentie ter beschikking zou moeten worden gesteld. 

2.4. X stelt daarentegen dat wat betreft de termijn Forsikring tijdens de mondelinge behandeling vasthield aan een termijn van vijf jaren, zich daarbij beroepend op jurisprudentie die ter zitting niet direct geproduceerd kon worden. Vanwege het aanbod van Forsikring om die jurisprudentie alsnog te produceren, is zij daartoe in de gelegenheid gesteld, echter is in haar akte geen jurisprudentie te vinden met betrekking tot de termijn van vijf jaren. X heeft voorts betoogd dat wat betreft de invulling van de door Forsikring aangehaalde proportionaliteitscriteria, deze invulling door Forsikring niet correct is. De looptijd van de schade en de omvang van de vergoeding is potentieel zeer fors, maar het is onjuist dat er sprake is van niet medisch objectiveerbaar letsel. De psychische klachten zijn medisch geobjectiveerd. De deskundige heeft bovendien niet gesteld dat er informatie uit de voorgeschiedenis beschikbaar moet komen, omdat de klachten en beperkingen niet medisch objectiveerbaar zijn. Wat betreft de a-typische klachten vermeldt Forsikring alleen nogmaals het criterium, maar vult dat niet concreet in. Er is volgens X ook geen sprake van a-typische psychische klachten. Ook dat staat niet in het rapport van de deskundige. Het criterium over de relevante medische voorgeschiedenis staat niet voor niets opgenomen in de Medische Paragraaf. Er moet, ter voorkoming van fishing expeditions, wel een concrete aanleiding zijn om de voorgeschiedenis op te vragen en die aanleiding is er volgens X niet. De enige reden waarom een deel van de stukken wel overgelegd worden in deze, is omdat de deskundige dat heeft gevraagd en van aggravatie of simulatie is geen sprake. Ook dat heeft de deskundige niet vermeld. Nu Forsikring geen jurisprudentie heeft overgelegd waaruit zou moeten blijken dat de termijn van vijf jaren aan de orde is, noch uit de door Forsikring ingevulde proportionaliteitscriteria volgt dat een termijn van vijf jaren gebruikelijk dan wel wenselijk is, dient volgens X een termijn van twee jaren te worden aangenomen. 

2.5. De rechtbank overweegt als volgt. Forsikring heeft geen jurisprudentie overgelegd waaruit de rechtbank kan afleiden dat een termijn van vijf jaren zoals hiervoor genoemd redelijk zou zijn. Daarentegen heeft zij verwezen naar de Medische Paragraaf van de GBL en hierin staat onder meer bepaald: "Het stellen van ongerichte, algemene verzoeken om informatie naar de medische voorgeschiedenis van de benadeelde, zonder dat hiervoor een medische indicatie bestaat, kan slechts proportioneel zijn wanneer gerichte vragen niet mogelijk zijn, en is in elk geval beperkt tot maximaal twee jaar voor de schadeveroorzakende gebeurtenis. Indien de informatie over die twee jaar aanwijzingen bevat voor een potentieel relevante medische voorgeschiedenis, kan het proportioneel zijn om verder terug te kunnen kijken, maar dat zal dan in de regel kunnen geschieden door middel van gerichte vragen. Gerichte verzoeken om informatie uit iemands medische voorgeschiedenis (zoals bijvoorbeeld naar de aanwezigheid van specifieke klachten, een eerder ongeval of eerdere arbeidsongeschiktheid) en andere medisch geïndiceerde verzoeken (bijvoorbeeld in het geval van beroepsziekten die worden gediagnosticeerd met behulp van in- en exclusiecriteria of wanneer er sprake is van onevenredigheid tussen de ernst van het letsel en de (aard van de) klachten en/of beperkingen, etc.) zijn gebonden aan de termijn die uit hun aard voortvloeit. Net zoals de noodzaak tot inzage als zodanig, moet ook deze termijn worden gemotiveerd." 
Aldus is de rechtbank van oordeel dat een termijn van twee jaren vooralsnog gebruikelijk en proportioneel is in dit stadium en dat indien de deskundige op basis van die verschafte informatie aanleiding ziet om gerichte informatie op te vragen dan wel gerichte vragen te stellen, de deskundige hiertoe de mogelijkheid moet krijgen en X aan diens verzoek zijn medewerking dient te verlenen. 

3. De beslissing 

De rechtbank 

3.1. bepaalt dat X dan wel zijn huisarts binnen veertien dagen na deze beslissing dient over te gaan tot overlegging van het huisartsenjournaal aan de deskundige dr. Van Eck, welk huisartsenjoumaal betrekking dient te hebben op een termijn van twee jaren voor het ongeval, 

3.2. bepaalt voorts dat, indien de deskundige aanleiding ziet om aan de hand van de overlegde stukken gerichte informatie op te vragen dan wel gerichte vragen te stellen, X hieraan zijn medewerking dient te verlenen, 

3.3. houdt verder iedere beslissing aan. 

Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Margadant en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2017. 

Met dank aan mr. Y.B. Boendermaker, Boendermaker Letselschade Advocatuur, voor het inzenden van deze uitspraak.