Rb Gelderland 190318
- Meer over dit onderwerp:
Rb Gelderland 190318
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rb-gelderland-190318
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/325491 / HA RK 17-217 / 103 /876
Beschikking van 19 maart 2018
in de zaak van
[ verzoekster ] ,
wonende te [ woonplaats ] ,
verzoekster,
advocaat mr. J.F. Roth te Amersfoort,
tegen
de naamloze vennootschap
SCHADEVERZEKERING BOVEMIJ N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
verweerster,
advocaat mr. J.M.H.W. Bindels en mr. J.W. Silvius te Arnhem.
Partijen worden hierna [ verzoekster ] en Bovemij genoemd.
1.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de door de advocaat van [ verzoekster ] op 20 september 2017 toegezonden productie 15 met een toelichting
- het verweerschrift
- de door de advocaat van [ verzoekster ] op 23 en op 24 januari 2018 toegezonden producties
- de mondelinge behandeling op 29 januari 2018. Verschenen zijn mr. Roth voornoemd en mr. Silvius voornoemd. Beide advocaten hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen
- de brief van 26 februari 2018 van de griffier inzake het bezwaar van deskundige Verhagen tegen de voorwaarde van het Disclosure Statement
- de brief van 28 februari 2018 van mr. Bindels
- de brief van 5 maart 2018 van mr. Roth.
2.
De beoordeling
2.1.
Op 18 maart 2013 is [ verzoekster ] als bestuurster van een auto een ongeval overkomen. Zij stond stil voor een rood stoplicht. De auto achter haar is ook tot stilstand gekomen. De auto daarachter, bestuurd door de heer X, is achterop deze auto gebotst, die op zijn beurt tegen de auto van [ verzoekster ] aan is gebotst. Bovemij heeft als WAM-verzekeraar aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.2.
Direct na het ongeval had [ verzoekster ] pijn in haar nek en achterhoofd. Het aanwezige ambulancepersoneel heeft haar onderzocht en haar nek gestabiliseerd. Een uur na het ongeval heeft [ verzoekster ] zich bij haar huisarts gemeld met klachten aan haar nek en achterhoofd en een uitstralende pijn naar haar linkerschouder en arm. De huisarts beeft een lichte hersenschudding geconstateerd.
2.3.
Ten tijde van het ongeval was [ verzoekster ] in dienst bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de functie van arbeidsinspecteur. Nadat de werkgever vanwege tekortschieten in de reintegratieverplichtingen een loonsanctie voor de duur van een jaar is opgelegd, is aan [ verzoekster ] met ingang van 7 juni 2016 een WIA uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 47,5 %.
2.4.
Na het ongeval ervaart [ verzoekster ] aanhoudende gezondheidsklachten, bestaande uit pijn in haar nek, hoofd, een uitstralende pijn naar haar linker schouder en arm, tintelingen in haar linkerarm doorlopend naar haar hand en een koude-intolerantie van de linkerhand. Verder ervaart zij krachtverlies in haar linkerhand en heeft zij problemen met concentratie, is zij vergeetachtig en heeft zij last van vermoeidheid.
2.5.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen door een neuroloog en een neuropsycholoog tot vaststelling van klachten/beperkingen bij [ verzoekster ] ten gevolge van dit ongeval, nu Bovemij het causale verband tussen het ongeval en de aanhoudende gezondheidsklachten betwist.
2.6.
Bovemij verzet zich niet tegen het verzoek tot benoeming van een neuroloog en evenmin tegen de door [ verzoekster ] voorgestelde neuroloog, dr. W.I.M. Verhagen, verbonden aan het Catharina Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen. Dr. Verhagen heeft desgevraagd verklaard vrij te staan ten aanzien van partijen en bereid te zijn om als deskundige op te treden in deze zaak, waarbij hij in juni/juli 2018 kan starten met het onderzoek. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van dr. Verhagen. Bovemij heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door [ verzoekster ] voorgestelde IWMD-vraagstelling, zodat de rechtbank deze vragen aan deskundige Verhagen zal voorleggen.
2.7.
Ten aanzien van het verzoek tot gelijktijdige benoeming van een neuropsycholoog verzet Bovemij zich tegen toewijzing van dat verzoek. Volgens Bovemij is vanwege het ontbreken van objectiveerbaar letsel of een psychiatrische diagnose in dit stadium geen plaats voor een neuropsychologisch onderzoek. Dit onderzoek fungeert als een hulponderzoek en het is aan de neuroloog om te beoordelen of een dergelijk hulponderzoek nuttig is, aldus Bovemij.
2.8.
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 2 Rv kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te bevelen, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigen onderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (HR 19 december 2003, NJ 2004, 584).
2.9.
De rechtbank overweegt dat [ verzoekster ] voldoende onderbouwd heeft dat het voor de verkrijging van een compleet medisch dossier, waar in een eventuele bodemprocedure op kan worden teruggevallen, van belang is dat de verzochte onderzoeken zullen plaatsvinden. [ verzoekster ] heeft gemotiveerd gesteld dat zij kampt met cognitieve klachten die haar beperken bij het uitvoeren van haar werkzaamheden. Het bewijs van het bestaan van cognitieve beperkingen rust op [ verzoekster ] . Daarmee is het belang voor [ verzoekster ] van het onderzoek gegeven. Daarbij acht de rechtbank het ongewenst om de vraag of een neuropsychologisch onderzoek al dan niet noodzakelijk is aan de beoordeling van de neuroloog over te laten. De rechtbank zal aldus overgaan tot het gelijktijdig benoemen van een neuroloog en een neuropsycholoog.
2.10.
Ter zitting is van de zijde van Bovemij niet gebleken van bezwaren tegen de benoeming van de voorgestelde drs. T. Koene als neuropsycholoog. Drs. Koene heeft desgevraagd verklaard vrij te staan ten aanzien van partijen en bereid te zijn om als deskundige op te treden in deze zaak, waarbij zij in juni 2018 kan starten met het onderzoek. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van drs. Koene.
2.11.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de aan de neuropsycholoog voor te leggen vragen, zodat de rechtbank deze vraagstelling onder de beslissing zal opnemen.
2.12.
Het voorschot op loon en kosten van het neurologisch onderzoek zal conform de opgave van dr. Verhagen worden begroot op € 5.900,00 exclusief btw, zijnde € 7.139,00 inclusief btw. Het voorschot op loon en kosten van het neuropsychologisch onderzoek zal conform de opgave van drs. Koene worden begroot op € 3.872,00 inclusief btw. Bovemij heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. De billijkheid kan met zich meebrengen dat bij vaststaande aansprakelijkheid het voorschot op de kosten van deskundigenonderzoek bij de aansprakelijke partij moet worden gelegd, in afwijking van de hoofdregel van artikel 195 jo 205 lid 1 Rv. Gelet op het feit dat de rechtbank voldoende aannemelijk acht dat het onderzoek door beide deskundigen voor [ verzoekster ] van belang is om de omvang van haar schade vast te kunnen stellen, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de hoofdregel. Bovemij zal dan ook met het voorschot worden belast.
2.13.
Na het door dr. Verhagen opgeworpen bezwaar tegen het invullen van een Disclosure Statement hebben partijen de rechtbank schriftelijk laten weten akkoord te zijn met het weglaten van deze voorwaarde ten aanzien van dr. Verhagen. Van de zijde van drs. Koene zijn geen bezwaren opgeworpen tegen deze voorwaarde, zodat haar gevraagd zal worden om het Disciosure Statement in te vullen.
2.14.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.15.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
3.
De beslissing
De rechtbank
3.1.
beveelt een voorlopig onderzoek door een neuroloog ter beantwoording van de volgende vragen:
1. DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1 g)?
2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g, Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
3. OVERIG
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
3.2.
benoemt tot deskundige:
dr. W.I.M. Verhagen. neuroloog,
correspondentieadres:
Canisius- Wilhelmina Ziekenhuis
postbus 9015,6500 GS Nijmegen,
[...]
3.3.
beveelt een voorlopig onderzoek door een neuropsycholoog ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wilt u vaststellen wat de huidige cognitieve status is van betrokkene?
2. Wilt u op basis van de vaststaande gegevens ten aanzien van opleiding en werkkring nagaan of er naar uw mening sprake is van significante afwijkingen in cognitief functioneren ten opzichte van de geprognosticeerde situatie voor het ongeval?
3. Wilt u hierbij expliciet en beargumenteerd de resultaten van de symptoornvaliditeitstesten verwerken?
4. Hoe bent u tot de vaststelling van het cognitief functioneren van voor het ongeval gekomen?
3.4.
benoemt tot deskundige:
Drs. T. Koene, verbonden aan DC Expertise Centrum / DC Verzuim Diagnostiek
Tesselschadestraat 4
1054 ET Amsterdam
020-7737043
[...]
3.5.
bepaalt dat de griffier een kopie van het procesdossier aan de deskundigen zal toezenden,
3.6.
bepaalt dat toezending van een afschrift van het verzoekschrift aan Bovemij achterwege kan blijven, nu deze reeds een afschrift toegezonden heeft gekregen,
3.7.
bepaalt dat [ verzoekster ] uiterlijk op 10 april 2018 een afschrift van deze beschikking aan Bovemij moet doen toekomen,
3.8.
bepaalt dat Bovemij uiterlijk op 16 april 2018 als voorschot op de kosten van de deskundigen een bedrag van € 11.011,00 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) ter griffie van deze rechtbank zal deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.9.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het voorschot de deskundigen hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundigen dan pas met hun onderzoek behoeven te beginnen,
3.10.
bepaalt dat de deskundigen binnen twee weken nadat zij bericht hebben gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met partijen een afspraak moeten hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moeten hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.11.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil(len) wijzigen, die partij of die deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet(en) doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.12.
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat de deskundigen in het schriftelijk bericht moeten doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.13.
bepaalt dat deskundige Verhagen een schriftelijk ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank vóór 1 oktober 2018 en deskundige Koene vóór 1 augustus 2018, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van de definitieve rapporten en de declaraties van de deskundigen.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2018,
Met dank aan mr. J. Roth, SAP Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.