Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 211218

(Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/RBROT-211218)

beschikking 

RECHTBANK ROTTERDAM 
Team handel en haven 

zaaknummer / rekestnummer. C/10/560288 / HA RK 18-1219 

Beschikking van 21 december 2018 

in de zaak van 

[ verzoeker ] , 
wonende te [ woonbplaats ] , 
verzoeker, 
advocaat mr. M. Yavuzyigitoglu te Rotterdam, 

tegen 

de naamloze vennootschap NATIONALE NEDERLANDEN 
SCHADEVERZEKERING, 
gevestigd te Den Haag, 
verweerster, 
advocaat mr. B. Fluit te Amsterdam. 

Partijen zullen hierna [ verzoeker ] en NN genoemd worden. 
1.
De procedure 

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit: 
- het verzoekschrift, met producties; 
- het verweerschrift, met producties; 
- de mondelinge behandeling d.d. 16 november 2018. 

1.2. 
Vervolgens is beschikking bepaald op heden. 

2. 
De feiten 

2.1.
[ verzoeker ] is op 7 oktober 2016 als bestuurder van een voertuig betrokken geweest bij een aanrijding met een ander voertuig, waarvan de bestuurder bij NN is verzekerd. De verzekerde van NN heeft geen voorrang aan [ verzoeker ] verleend die op een voorrangsweg reed. Het voertuig van [ verzoeker ] is van rechts aangereden. 

2.2. 
NN heeft aansprakelijkheid voor het ontstaan en de gevolgen van het ongeval erkend. 

2.3. 
[ verzoeker ] werkte ten tijde van het ongeval als zelfstandig stukadoor en klusjesman en stond per 15 juni 2016 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onder de handelsnaam [ handelsnaam ] . Per 1 mei 2017 is het bedrijf opgeheven. 

2.4.
[ verzoeker ] heeft zich na het ongeval gewend tot Randstad Letselschade & Advies B.V.(hierna: Randstad). 

2.5. 
De medisch adviseur van NN heeft op 16 mei 2017, 1 augustus 2017, 21 november 2017, 21 november 2017 en 28 mei 2018 medische adviezen uitgebracht. 

2.6. 
Op 15 september 2017 heeft [ verzoeker ] een aanvraag om een bijstandsuitkering bij de gemeente Rotterdam ingediend. Deze aanvraag is afgewezen op de grond dat [ verzoeker ] geen volledige inlichtingen heeft verstrekt. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard. 

2.7. 
Sinds 25 november 2017 worden de belangen van [ verzoeker ] behartigd door Elfi Letselschade Advocaat B.V. (hierna: Elfi). 

2.8. 
Sinds augustus 2018 ontvangt [ verzoeker ] een voorschot op een bijstandsuitkering. 

2.9. 
In het kader van minnelijk overleg heeft NN aan [ verzoeker ] voorschotbetalingen verricht van € 1.000,00 en € 4.000,00. 

3. 
Het verzoek 

3.1. 
Het verzoek van [ verzoeker ] luidt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad: 
- te verklaren voor recht dat NN [ verzoeker ] dient te bevoerschotten met een bedrag ad € 10.000, althans een redelijk bedrag; 
- te verklaren voor recht dat NN dient mee te werken aan het treffen van een adequate eindregeling, dan wel een voortzetting van de zaak; 
- te verklaren voor recht dat NN maandelijks [ verzoeker ] dient te bevoerschotten met een bedrag ad € 1.500,00, althans een redelijk bedrag, totdat een eindregeling is bereikt; 
- te verklaren voor recht dat NN alle buitengerechtelijke kosten van [ verzoeker ] dient te vergoeden/voldoen; 
- NN te veroordelen tot betaling van de tot op heden gedeclareerde en onbetaald gebleven buitengerechtelijke kosten te hoogte van € 6.939,47 (t.b.v. Randstad) en € 6.788,40 (t.b.v. Elfi) en € 3.339,63 (t.b.v. Elfi) plus P.M., te voldoen binnen 5 dagen na datum van de beschikking op het onderhavige verzoek; 
- begroting respectievelijk veroordeling van NN in de kosten van de onderhavige procedure, te weten € 4,521,17, te vermeerderen met het griffierecht en een bedrag ad € 1.205,64 voor de verdere behandeling van de procedure 

3.2. 
Het verweer van NN strekt tot afwijzing, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, van het verzoek van [ verzoeker ] . 

3.3. 
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4. 
De beoordeling 

4.1.
[ verzoeker ] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, Gezien het bepaalde in artikel 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen als en voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkornst. 

4.2. 
[ verzoeker ] stelt dat hij als gevolg van het ongeval nekklachten. hoofdpijn en lage rugklachten heeft waarvoor hij medicatie gebruikt. Hij ondervindt fysieke beperkingen waardoor hij 20 kilo is aangekomen. Naast fysieke beperkingen heeft hij ook psychologische klachten, waaronder angstklachten, ontwikkeld. Als gevolg van een en ander is hij volledig arbeidsongeschikt geraakt en heeft zijn bedrijf moeten opheffen. AIs gevolg van deze arbeidsongeschiktheid lijdt hij schade, met name bestaande uit verlies aan verdienvermogen. Zijn financiële situatie is nijpend, hij heeft een beroep op de voedselbank moeten doen. 

4.3. 
NN heeft aangevoerd dat nog nadere bewijsvoering noodzakelijk is met betrekking tot de toedracht van het ongeval, de gestelde schade en het causaal verband tussen de aanrijding en de gestelde klachten, beperkingen en de gestelde schade voor de beoordeling van het geschil. NN verzoekt op grond daarvan primair de verzoeken af te wijzen, nu nadere bewijsvoering noodzakelijk is, en subsidiair de verzoeken op inhoudelijke gronden af te wijzen. 

4.4. 
Tussen partijen is uiteindelijk niet in geschil dat de buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen mede zijn vastgelopen doordat er, vanwege omstandigheden aan de zijde van de schadebehandelaars bij NN, niet steeds adequaat op de vragen en verzoeken van de advocaat van [ verzoeker ] is gereageerd. Dit deelgeschil is onder meer bedoeld de buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen weer vlot te trekken. Daarvoor is de deelgeschilprocedure mede bedoeld. Gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding het verzoek van [ verzoeker ] met toepassing van artikel 1019z Rv af te wijzen. 

4.5. 
Toewijzing van een voorschot op schadevergoeding in deze procedure vereist dat vast staat dat [ verzoeker ] minimaal ter hoogte van het toe te wijzen bedrag, en rekening houdend met de reeds uitgekeerde voorschotten, schade heeft geleden dan wel zal lijden. De omvang van de schade moet worden bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden. 
Voorts dient aannemelijk te zijn dat een oordeel in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.

4.6. 
De rechtbank is met NN van oordeel dat er op basis van de tot nu toe overgelegde stukken onvoldoende duidelijkheid bestaat over de klachten en beperkingen van [ verzoeker ] in relatie tot het ongeval. Wel kan uit de stukken worden opgemaakt. dat [ verzoeker ] voor het ongeval werkte in zijn klusbedrijf en daarmee inkomsten verwierf en dat hij na het ongeval ernstig in gewicht is toegenomen en psychische klachten heeft, terwijl er voorts sprake is van pijn in de nek. Dat is echter onvoldoende. De precieze toedracht van het ongeval staat niet vast (met name op het punt van het al dan niet tegen het stuur gekomen zijn). 
Deugdelijke medische rapportage die steun biedt aan de stellingen van [ verzoeker ] is niet voorhanden. De longembolie, hartklachten en dikke voeten die worden genoemd lijken voorshands geen relatie tot het ongeval te hebben. Van veel van de thans gebruikte medicatie (tegen hoge bloeddruk, schimmels, huidaandoeningen, en allergie, en een cholesterolverlager en antistollingsmedicijn) kon ter zitting niet worden uitgelegd dat die met het ongeval in verband staan. Onduidelijk is ook sinds wanneer die gebruikt worden. 
Daarmee staat thans niet vast dat de betreurenswaardige toestand van [ verzoeker ] in direct of indirect causaal verband staat tot het ongeval. 
Ook is thans onvoldoende aannemelijk dat er daadwerkelijk sprake is van schade ten gevolge van het ongeval die de reeds betaalde voorschotten overtreft. De enkele omstandigheid dat [ verzoeker ] in mei 2017 zijn eenmanszaak heeft gestaakt is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat dat een gevolg van het ongeval was. Dat er een financiële noodsituatie is ontstaan ligt tenminste deels aan de omstandigheid dat [ verzoeker ] kennelijk niet voldoende informatie heeft verstrekt om een bijstandsuitkering te kunnen krijgen. Dat staat los van het ongeval. 

4.7. 
Reeds nu thans niet voldoende aannemelijk is dat [ verzoeker ] tot een hoger bedrag immateriële dan wel materiële schade waarvoor NN aansprakelijk is, heeft geleden als gevolg van het ongeval dan het tot nu toe door NN aan hem uitgekeerde voorschot van€ 5.000,00, is er geen ruimte voor het toekennen van nadere voorschotten. Dit betekent dat de daartoe strekkende verzoeken van [ verzoeker ] zullen worden afgewezen. 

4.8. 
Ter terechtzitting zijn partijen het erover eens geworden dat eerst nader medisch onderzoek van [ verzoeker ] nodig is. Afgesproken is dat [ verzoeker ] de onderzoeker zal machtigen om namens hem alle benodigde medische informatie op te vragen. 

4.9. 
Ter zitting heeft NN aangeboden tot het moment van onderzoek een voorschot van€ 2.500,00 aan [ verzoeker ] uit te keren. De rechtbank gaat ervan uit dat NN hiertoe desgevraagd nog steeds bereid is en dat zij dat voorschot op eerste aanvraag zal verstrekken. 

kosten

4.10.
[ verzoeker ] heeft verzocht de buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 BW te begroten, alsmede de kosten van deze procedure overeenkomstig artikel 1019aa Rv. 

a) buitengerechtelijke kosten 

4.11. 
[ verzoeker ] verzoekt vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van Randstad die zijn begroot op een bedrag van € 6.939,47. Verder verzoekt [ verzoeker ] vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van Elfi die zijn begroot op een bedrag van € 6.788,40 en op een bedrag van € 3.339,63. 

4.12. 
De rechtbank zal de ten behoeve van Randstad gevorderde buitengerechtelijke kosten afwijzen, nu deze kosten, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door NN, onvoldoende deugdelijk zijn gespecificeerd. 
De ten behoeve van Elfi gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 6.788,40 komen als overigens onbetwist voor toewijzing in aanmerking. Dit geldt niet voor de buitengerechtelijke kosten ad € 3.339,63. De rechtbank is met NN van oordeel deze kosten, die zijn gemaakt ten behoeve van een ten behoeve van [ verzoeker ] gevoerde bezwaarprocedure inzake de bijstandsuitkering, in een te ver verwijderd verband staan tot het ongeval. 

b) de kosten van het deelgeschil in engere zin 

4.13. 
[ verzoeker ] begroot de kosten van het deelgeschil in enge zin, gebaseerd op 15 gewerkte advocatenuren tegen een uurtarief van € 235,00, op een bedrag van € 4.521,17, inclusief BTW en 6% kantoorkosten. 

4.14. 
Op de voet van artikel 1019aa Rv dient begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Deze kosten dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoers van artikel 6:96 lid 2 BW. Of het redelijke kosten zijn, hangt af van de vraag of het redelijk is dat die kosten zijn gemaakt én of de hoogte van deze kosten redelijk is. 

4.15. 
Dat het maken van de kosten redelijk is acht de rechtbank evident, gelet op het vastlopen van buitengerechtelijk onderhandelingstraject en de hiervoor genoemde inadequate behandeling van het dossier bij NN. Het aanhangig maken van een deelgeschil was in dit geval een redelijke stap om te zetten. 

4.16. 
NN acht de aan het deelgeschil in engere zin door mr. Yavuzyigitoglu bestede uren te hoog, gelet op de aard van de procedure en de omvang van het verzoekschrift. Voorts acht NN een uurtarief van € 195,00 redelijk. 

4.17. 
Gelet op de complexiteit van deze zaak en het specialisme en de ervaring van mr. Yavuzyigitoglu komt het in rekening gebrachte uurtarief de rechtbank niet onredelijk voor. 
De rechtbank acht voor het deelgeschil in enge zin, gelet op de complexiteit daarvan, de besteding van 12 advocatenuren redelijk. 

4.18. 
De kosten van dit deelgeschil in engere zin worden derhalve begroot op€ 2.350 (10 uren x € 235), plus 6% kantoorkosten (€ 141), vermeerderd met 21% BTW (€ 523,11), vermeerderd met het door [ verzoeker ] betaalde griffiegeld van € 79,00, derhalve op een bedrag van in totaal € 3.093,11. 

5. 
De beslissing 

De rechtbank 

5.1. 
veroordeelt NN tot betaling van € 6.788,40 aan [ verzoeker ] wegens buitengerechtelijke kosten, 

5.2. 
begroot de kosten van dit deelgeschil aan .de zijde van [ verzoeker ] op € 3.093,11 en veroordeelt NN tot betaling van dat bedrag aan [ verzoeker ],

5.3.
wijst de verzoeken voor het overige af 

Deze beschikking is gegeven door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018


Met dank aan mr. M. Yavuzyigitoglu, Elfi Letselschade Advocaat voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/RBROT-211218