Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 020321

Arrest

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.255.917/01

arrest van 2 maart 2021

in de zaak van 200.255.917 (hoofdzaak in eerste aanleg)

de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid HERTZ AUTOMOBIELEN NEDERLAND B.V.
(hierna: ‘Hertz Automobielen’),

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HERTZ CLAIM MANAGEMENT B.V.
(hierna: ‘Hertz Claim’), beide gevestigd te Hoofddorp, appellanten (hierna gezamenlijk: ‘Hertz c.s.’), advocaat: mr. H.A. Kragt,

tegen:

[geïntimeerde 1 in de hoofdzaak]
als wettelijke vertegenwoordigster (moeder) van en met toestemming van de bijzonder curator mr. G. Schakenraad van [dochter] (hierna: ‘[dochter]’),

[geïntimeerde 2 in de hoofdzaak] pro se, (hierna: ‘geïntimeerde 2 in de hoofdzaak]’),
beiden woonplaats kiezende te Eindhoven, geïntimeerden (hierna gezamenlijk: ‘[geïntimeerden in de hoofdzaak]’), advocaat: mr. G. Schakenraad,

200.255.919 (vriiwaringszaak in eerste aanleg)

de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid HERTZ AUTOMOBIELEN NEDERLAND B.V.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HERTZ CLAIM MANAGEMENT B.V.
beide gevestigd te Hoofddorp, appellanten, advocaat: mr. H.A. Kragt,

tegen:

de rechtspersoon naar Duits recht HUK-COBURG HAFTPFLICHTUNTERSTUTZUNGS-KASSE KRAFTFAHRENDER BEAMTER DEUTSCHLANDS A.G.
(hierna: ‘HUK’),
gevestigd en kantoorhoudende te Coburg (Duitsland),
geintimeerde,
advocaat: mr. P.J. de Jong Schouwenburg,

200.255.920 (‘vrijwaringszaak in eerste aanleg’)

de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid HERTZ AUTOMOBIELEN NEDERLAND B.V.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HERTZ CLAIM MANAGEMENT B.V.
beide gevestigd te Hoofddorp, appellanten,
advocaat: mr. H.A. Kragt,

tegen:

[geïntimeerde in vrijwaring]
(hierna: ‘[vader)’, wonende te Firenze (Italie), geintimeerde, advocaat: mr. R. de Falco.

op het bij exploten van dagvaarding van 19 november 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 5 September 2018, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s- Hertogenbosch, in de hoofdzaak en in de vrijwaring gewezen tussen voormelde partijen.

Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/272330 / HA ZA 13-918)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedures, welke telkens gelijktijdig op de rolzittingen zijn geagendeerd, blijkt uit:
– de memories van grieven van 2 juli 2019 met drie producties;
– de memorie van antwoord van HUK van 10 September 2019;
de memorie van antwoord van [geïntimeerde in de vrijwaring] van 10 september 2019;
de memorie van antwoord van [geïntimeerden in de hoofdzaak]van 5 november 2019 met drie producties;
de akten van Hertz c.s. van 18 februari 2020 met productie 4

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

De beoordeling van het hoger beroep

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende. [dochter] en haar moeder [geïntimeerde in de hoofdzaak] zijn vanaf 2006 tot op heden verwikkeld in een schaderegelingstraject met Huk-Coburg. Deze is de Duitse aansprakelijkheidsverzekeraar van een personenauto met Duits kenteken die in 2006 op de Duitse snelweg tegen een bij Hertz Automobielen gehuurd Nederlands voertuig aanreed. De bestuurster ([bestuurster]) van het Duitse voertuig maakte een fout tijdens het wisselen van rijbaan en raakte de door [geïntimeerde in de vrijwaring] bestuurde huurauto die over de kop is geslagen.

In de bij Hertz Automobielen gehuurde personenauto zat [dochter] met haar zus en haar vader [geïntimeerde in de vrijwaring]. [dochter] zat niet in de gordel en raakte na de botsing uit het voertuig, waarna dat voertuig over haar heen reed/rolde, met zeer ernstig (hersen)letsel tot gevolg. Huk-Coburg heeft aansprakelijkheid van haar verzekerde voor dit ongeval erkend, maar zij heeft een beroep gedaan op 1/3 eigen schuld aan de zijde van [dochter] vanwege het niet dragen van de gordel.

3.2
In verband met het gedeelte van de eigen schuld dat niet door Huk-Coburg wordt vergoed, hebben [geïntimeerden in de hoofdzaak] in 2013 [geïntimeerde in de vrijwaring], Hertz Automobielen en Hertz Claim gedagvaard voor de rechtbank. [geïntimeerde in de vrijwaring] werd onder meer verweten dat hij verzuimd had toe te zien op het dragen van de gordel door [dochter]. Hertz Automobielen werd verweten dat zij een ongeschikt voertuig zou hebben verhuurd, namelijk zonder winterbanden en zonder kinderzitjes. Hertz Claim werd aangesproken vanwege die veronderstelde aansprakelijkheid van Hertz Automobielen, maar aanvankelijk niet als WAM-verzekeraar van het gehuurde voertuig. Hertz c.s. hebben vorderingen in vrijwaring ingesteld tegen [geïntimeerde in de vrijwaring] en Huk- Coburg. [geïntimeerde in de vrijwaring] heeft vorderingen in vrijwaring en ondervrijwaring ingesteld tegen Huk- Coburg.

3.3
De rechtbank heeft in haar vonnis van 3 September 2014 geoordeeld dat op de vorderingen van [geïntimeerde in de hoofdzaak] Duits recht van toepassing is. Voorts heeft zij toegestaan dat . Hertz c.s. en [geïntimeerde in de vrijwaring] Huk-Coburg in (onder)vrijwaring zouden roepen. In haar vonnis van 15 april 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat op het geschil tussen Capocchi en [geïntimeerde in de vrijwaring] Duits recht van toepassing is. In haar vonnis van 25 januari 2017, na comparitie, heeft de rechtbank geoordeeld dat:
– bij de comparitie is gebleken dat de vordering tegen Hertz Claim zowel stoelt op haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar als op die van WAM-verzekeraar;
– de vorderingen van [geïntimeerde 2 in de hoofdzaak] niet toewijsbaar zijn;
– [geïntimeerde in de vrijwaring] erop had moeten toezien dat zijn dochter een autogordel droeg en zich niet kan beroepen op eigen schuld van haar;
– de vorderingen van [geïntimeerden in de hoofdzaak] tegen Hertz Automobielen en Hertz Claim in haar eerste hoedanigheid naar Duits recht zijn verjaard;
– de vorderingen in de vrijwaring jegens Hertz Automobielen worden afgewezen;
– op de vorderingen van Hertz c.s. tegen Huk-Coburg Duits recht van toepassing is;
– de vordering van Hertz Claim tegen Huk-Coburg wordt afgewezen;
– de vordering van Hertz Claim tegen [geïntimeerde in de vrijwaring] op de daartoe aangevoerde grond niet toewijsbaar is;
– de vordering van [geïntimeerde in de vrijwaring] tegen Huk-Coburg zal worden afgewezen.

3.4
De rechtbank heeft in haar eindvonnis van 5 september 2018 geoordeeld dat Hertz Claim ingevolge de WAM aansprakelijk is jegens [dochter]. Daartoe heeft de rechtbank in rov. 3.15 het volgende overwogen.

Voor dekking is dus vereist dat het motorrijtuig aan het verkeer deelneemt en dat de deelneming aan het verkeer in oorzakelijk verband staat met de aangerichte schade. Er moet een oorzakelijk verband zijn tussen enig gebruik van het motorrijtuig in het verkeer en de veroorzaakte schade. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is. Het ongeval is weliswaar veroorzaakt door [bestuurder], maar de schade is mede veroorzaakt door het feit dat [dochter] uit de door [geïntimeerde in de vrijwaring] bestuurde auto is geslingerd, die vervolgens over haar heen is gerold. Zij kon uit die auto slingeren omdat [geïntimeerde in de vrijwaring] als bestuurder van die auto had nagelaten ervoor te zorgen dat [dochter] de gordel droeg. Die verplichting ziet op het voorkomen van letsel bij een inzittende, waaronder letsel dat kan ontstaan doordat een inzittende uit het voertuig wordt geslingerd. Er is daarom een oorzakelijk verband tussen het aan het verkeer deelnemen met de huurauto door [geïntimeerde in de vrijwaring] en de schade van [dochter]. Hertz Claim is op grond van de WAM gehouden die schade te vergoeden. ”

3.5
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank hierbij uit het oog verloren (i) dat naar haar oordeel de aansprakelijkheid van [geïntimeerde in de vrijwaring] (uitsluitend) voortvloeide uit het feit dat hij er niet op heeft toegezien dat [dochter] een gordel droeg en (ii) dat de dekking van de WAM bedoeld is voor aansprakelijkheid die voortvloeit uit het foutief deelnemen aan het verkeer. Niet voldoende voor de toepasselijkheid van de WAM is dus dat er verband bestaat tussen de schade en het deelnemen aan het verkeer, doch er moet ook een aansprakelijkheid zijn van de bestuurder voor een verkeersfout. Ook bij een ruime uitleg van de Nederlandse WAM-dekking, waarvan de rechtbank terecht is uitgegaan, valt de oorzaak van de schade die [dochter] heeft geleden niet daaronder. De bestuurder van de auto waarin zij zich bevond, [geïntimeerde in de vrijwaring], heeft immers geen verkeersfout gemaakt die grond voor aansprakelijkheid geeft jegens [dochter]. Nu aan [geïntimeerde in de vrijwaring] alleen wordt verweten dat hij nalatig is geweest bij het erop toezien dat [dochter] een gordel droeg, valt die aansprakelijkheid niet onder artikel 3 van de WAM, maar onder zijn persoonlijke aansprakelijkheid jegens [dochter]. Grief 1 slaagt dus. Hieruit volgt dat de vorderingen van [geïntimeerden in de hoofdzaak] tegen Hertz Claim moeten worden afgewezen.

3.6
Gelet op het slagen van grief 1, welke grief betrekking heeft op de afwijzing van de vrijwaringsvordering van Hertz Claim op [geïntimeerde in de vrijwaring], heeft Hertz Claim geen belang bij behandeling van grief 2,. Het vonnis, voor zover inhoudende afwijzing van het door Hertz Claim van [geïntimeerde in de vrijwaring] in de vrijwaring gevorderde, zal dus vanwege het ontbreken van belang worden bekrachtigd.

3.7
Het hof oordeelt ten aanzien van grief 3 -welke ziet op de vrijwaringsvordering van Hertz Claim op HUK- dat Hertz Claim gezien het slagen van grief 1 geen belang heeft bij grief 3. De afwijzing van deze vrijwaringsvordering door de rechtbank zal daarom bij gebreke van belang worden bekrachtigd.

3.8
Het eindvonnis van de rechtbank in de hoofdzaak voor zover het betreft de toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerden in de hoofdzaak] tegen Hertz Claim moet worden vernietigd. Daarmee ontvalt het belang aan de toewijzing van de vrijwaringsvorderingen.

3.9
Uit het voorgaande volgt dat aan bewijsaanbiedingen kan worden voorbijgegaan als niet ter zake dienende.

3.10
[geïntimeerden in de hoofdzaak] heeft te gelden als de in eerste aanleg en in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de hoofdzaak en wordt daarom verwezen in de kosten van beide instanties. In de vrijwaringszaken worden de kosten in hoger beroep ten laste van Hertz c.s. gebracht als zijnde in het ongelijk gesteld

3.11
De kosten in de hoofdzaak worden begroot als volgt:

eerste aanleg:

– Griffierecht € 3.715,00
– salaris advocaat € 1 1.238,50 (3,5 punten x tarief VIII 2018:6 • 3.211,00)

hoger beroep
– dagvaarding € 81
– griffierecht ,- € 5.382,-
– salaris € 5.705,00(1 punt tarief VIII 2021: € 5.705,00)

In totaal bedragen de kosten dan € 26.121,50.

3.12
De kosten in de vrijwaringszaken worden begroot op € 5.705,00 aan salaris in elke zaak en € 1649,00 door [geïntimeerde in de vrijwaring] betaald griffierecht en € 5.270,00 door HUK voldaan griffierecht.

Beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:

4.1
vernietigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 5 September 2018 wat betreft de veroordelingen onder 4.1, 4.2, 4.5 en 4.7 voor zover betrekking hebbend op Hertz Claim;

4.2
wijst de desbetreffende vorderingen van [geïntimeerde in de hoofdzaak] jegens Hertz Claim alsnog af;

4.3
bekrachtigt het vonnis, voor zover in hoger beroep aan de orde, voor het overige;

4.4
veroordeelt [geïntimeerde in de hoofdzaak] in de kosten van de procedure in beide instanties, zoals begroot onder 3.11, en mitsdien tot betaling van het bedrag van € 26.121,50 aan Hertz Claim en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,;

4.5
veroordeelt Hertz c.s. in de kosten van de vrijwaringszaken in hoger beroep, zoals begroot onder 3.12 en mitsdien tot betaling van het bedrag van € 10.975,00 aan HUK en € 7.354,00 aan [geïntimeerde in de vrijwaring];

4.6
wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, E.J. van Sandick en G. Creutzberg en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 maart 2021

Rolraadsheer

Met dank aan Stichting PIV, voor het publiceren van deze uitspraak.

https://stichtingpiv.nl/hof-vader-ziet-niet-toe-op-dragen-gordel-door-dochter-aansprakelijkheid-vader-valt-niet-onder-wam/

Citeerwijze:www.letselschademagazine.nl/2021/GHSHE-020321