RBGEL 220322
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2022/RBGEL-220322
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/3 86742 / HA RIC 21-66
Beschikking van 22 maart 2022
in de zaak van
l. [ verzoekster ] ,
wonende te [ woonplaats ] ,
2. [ verzoeker ] ,
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [ zoon verzoekers ] ,
wonende te [ woonplaats ] ,
verzoekers,
advocaat mr. HA. Zandijk te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
X.
kantoorhoudende te Oldebroek,
verweerster,
advocaat mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem.
Partijen worden hierna [ verzoekers ] c.s. en [ verweerster ] genoemd.
l.
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties l tot en met 22,
- het verweerschrift met producties l tot en met 4,
- het e-mailbericht van het kantoor van mr. Bindels van 22 november 2021,
- het e-mailbericht van mr. Zandijk van 22 november 202 l,
- het e-mailbericht van de griffier van deze rechtbank van 23 november 2021,
- de mondelinge behandeling van 24 november 2021, waar enerzijds [ verzoekster ] , [ verzoeker ] , de heer R. Teulings, medisch adviseur, en mr. Zandijk voornoemd en anderzijds mevrouw drs. Piegza, medisch adviseur verbonden aan Tolsma Consult (verder: Piegza) en mr. Bindels voornoemd verschenen zijn. Mr. Zandijk heeft de standpunten van [ verzoekers ] c.s. uiteengezet aan de hand van spreekaantekeningen
- de brief van mr. Zandijk van 23 december 2021 met een machtiging van de kantonrechter van deze rechtbank ten behoeve van [ verzoekers ] c.s. om namens hun zoon. [ zoon verzoekers ] (verder ook: [ zoon verzoekers ] , in rechte op te treden.
1.2.
Ten slotte is uitspraak bepaald.
2.
De feiten
2.1.
[ zoon verzoekers ] is op 2 mei 2015 betrokken geraakt bij een ongeval. Hij was, samen met [ verzoekers ] c.s., aanwezig bij een oidtimershow op een terrein in Oosterwolde. [ verweerster ] heeft voor dit evenement een hoogwerker ter beschikking gesteld, die werd bestuurd door één van haar werknemers. Op enig moment heeft de bestuurder bezoekers van het evenement, waaronder [ zoon verzoekers ] , toegelaten in de personenbak van de hoogwerker en deze omhoog bestuurd. De hoogwerker is vervolgens vanaf een hoogte van circa 13 meter voorover omgevallen, waarbij de personenbak op de grond is terechtgekomen (verder: het ongeval). Als gevolg hiervan zijn meerdere inzittenden gewond geraakt en is een toeschouwer die door de vallende bak geraakt werd overleden.
2.2.
[ zoon verzoekers ] is als gevolg van het ongeval ernstig gewond geraakt en met spoed afgevoerd naar het Isala Ziekenhuis te Zwolle, waarna hij per traumahelikoper is vervoerd naar het UMC Groningen om daar operaties te ondergaan. Hij had een ruptuur van de dunne darm, een gescheurde linker nierarterie, een fractuur van de linker oogkas en een fractuur van de linker onderarm opgelopen.
2.3.
[ verweerster ] heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval jegens [ zoon verzoekers ] erkend. De afwikkeling van de zaak is door Aon, haar assuradeur, uit handen gegeven aan Cordaet Personenschade (hierna: Cordaet). De zaak wordt behandeld door schade-expert J. Verra (hierna: Verra). Als medisch adviseur namens [ verweerster ] is Piegza bij de zaak betrokken.
2.4.
Partijen hebben overleg gevoerd over het laten uitvoeren van een neurologisch onderzoek door dr. Overweg-Plandsoen. Toen partijen daarover geen overeenstemming bereikten heeft [ verzoekers ] c.s. een verzoek voorlopig deskundigenbericht ingediend. De procedure is aangehouden om partijen gelegenheid te geven alsnog tot overeenstemming te komen.
2.5.
Partijen hebben vervolgens overeenstemming bereikt over het laten uitvoeren van deskundigenonderzoeken door prof. dr. J.S.H. Vles, kinderneuroloog (hierna: Vles) en prof. dr. A.P. Aldenkamp, neuropsycholoog (hierna: Aldenkamp).
2.6.
Op 9 september 2020 heeft Aldenkamp van zijn onderzoek een definitief rapport opgemaakt. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
'Anamnese en dossier-onderzoek:
Het ongeval:
( ... ) De periode retrograde en/of posttraumatische amnesie is niet duidelijk. Hij herinnert zich de val, maar 'mist een stuk van de film', heeft herinneringen dat er mensen om hem heen stonden. Moeder vertelt dat zij hem uit de personenbak heeft getrokken en op het gras heeft gelegd. Hij was toen niet aanspreekbaar. ( ... )
Aanwijzingen voor hersenletsel:
CT-scan in acute toestand zonder afwijkingen. EEG en MRI in november 2015 zonder afwijkingen. Diagnose trauma capitis na HET.
( ... )
Samenvattende antwoorden op de verwijzingsvraag:
( ... )
3. a) Zijn er afwijkingen op neuropsychplogisch gebied? Zo Ja gelieve deze te specificeren, b) Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of in de helderheid van het bewustzijn. Zo ja, welke?
( ... ) In het verlengde van deze resultaten zijn stoornissen gevonden op drie functiegebieden:
l. Er is sprake van een ernstige vertraging van de centrale informatieverwerking en daarmee gerelateerde aantasting van het werkgeheugen ( ... ).
2. Betrokkene is cognitief verhoogd interferentiegevoelig gebleken door falende selectieve aandacht. Deze laatste stoornis toont aan dat zijn 'perceptueel filter' verstoord is en hij regelmatig overspoeld zal worden door sensorische indrukken.
3. Er is een verstoring van de alertheid hetgeen de cognitieve representatie is van de subjectieve klachten van vermoeidheid. Een dagcurve laat ook een uitputtingsfenomeen zien. ( ... )
4. Executieve taken laten een falende switch/planningsfunctie zien.
Het geheugenonderzoek toont daarnaast nog milde afwijkingen van met name het korte termijn leervermogen. ( ... )
4. Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van bovengenoemd ongeval?
Ik acht dit aannemelijk en heb hiervoor de volgende argumenten:
Er is een diagnose trauma capitis na een hoog energetisch letsel. Ook als er op CT scan en MRI geen contusiehaarden gevonden worden kan dit leiden tot typerende cognitieve stoornissen.
De door ons aangetroffen stoornissen (en met name de aandachtsstoornissen, specifiek de vertraagde informatie verwerking en de verstoorde alertheid) corresponderend met stoornissen die beschreven zijn als de langere termijn gevolgen van een neurotrauma (zie bijvoorbeeld ( ... ).
5. Zijn er wellicht andere oorzaken dan bovengenoemd ongeval (al dan niet ermee samenhangend) die de verklaring kunnen vormen voor de aangetoonde stoomissen?
Noch anamnestisch, noch uit de mij ter beschikking gestelde gegevens komen andere oorzaken naar voren die het gevonden profiel kunnen verklaren.
Reactie op brief Professor Vles
( ... )
2, De kwestie van de dyslexie.
Het is zeer wel mogelijk dat sprake is van dyslexie. Bij dyslexie komen soms annex aandachtsstoornissen voor, post aut propter, echter niet de typische aandachts- en aansluitende problemen die we hebben vastgesteld bij betrokkene. ( ... )'
2.7.
Op 27 oktober 2020 heeft Vles van zijn onderzoek een definitief rapport opgemaakt. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
'Speciële ananmese
( ... ) School: conflicten met leraren, m.n. als hij in een bepaald tempo een opdracht moet afronden. Dan is hij licht geraakt en raakt overstuur.
'Een kort lontje' is mijn samenvatting: moeder beaamt dit. Hij schat de emotie van de ander verkeerd/anders in. ( ... ) Behalve een opdracht uit moeten voeren in een voor hem te hoog tempo, kan hij ook een bepaalde 'drukte' c.q. veel mensen niet aan. ( ... )
Hoofdpijn: duur enkele uren, soms uitgelokt door autorijden, soms ook zomaar, maar wel een duidelijke relatie met een 'beeldscherm en schoolse activiteiten'. ( ... )
Algemene anamnese
( ... )
Voorgeschiedenis
( ... ) Er is sprake van een didactische resistentie op lees- en spellinggebied. Er worden geen uitsluitingscriteria gevonden voor het stellen van de diagnose dyslexie.
Cognitief functioneren: gemiddeld intelligentie niveau, harmonisch profiel. ( ... ) Ernstige enkelvoudige dyslexie typerend cognitief profiel: laagste 10% van het norm gemiddelde (4 van de 6 positieve dyslexie indicatoren). Er is geen sprake van co-morbiditeit. (Vles: school benoemt echter punten van aandacht gerelateerd aan: slordig, aandacht, tempo, gedrag,) ( ... )
Beantwoording van vragen:
( ... )
Situatie met ongeval
A: val uit hoogwerker: hoog energetisch trauma. LTH, aangezichtsletsel. Buiktrauma. Transsectie jejunum/dissectie nier arterie met in de tijd schrompelnier; factuur crista iiliaca. PTSS waarvoor EMDR, Knik in ontwikkeling. Aangepast onderwijs: meer praktijk gericht: werken in zijn eigen tempo. Hoofdpijn: oa door het beeldscherm, spanning en drukte uitgelokt: te classificeren als spanningshoofdpijn met migraineuze component (geluid/licht/stapen). Ander gedrag.
B: LTH; letsel wenkbrauw + de informatie moeder (kortdurend buiten bewustzijn). School / bestaande correspondentie/neurologische expertise passen bij cerebrale impairment tgv doorgemaakt trauma
- bij aanvullend onderzoek worden er geen structurele (MRI) noch neurofysiologische afwijkingen gevonden (sluit functionele tekorten tgv een trauma niet uit)
- Er worden door de neuropsycholoog, ook na de door mij gestelde vragen en schriftelijk door hem bevestigd, neurocognitieve post-traumatische tekorten waargenomen: vertraagde informatie verwerking en verstoorde alertheid (zie rapportage), falende switch / planningsfunctie, milde afwijkingen van met name het korte termijn leer vermogen. De vernoemde mentale vermoeidheid (zie rapport Aldenkamp) is bekend na het doormaken van een NAH letsel.
-de school beschrijft een knik in zijn schools functioneren in aansluiting aan het trauma
-de mentale vermoeidheid (niet eerder vernoemd in bestaande correspondentie) is invaliderend: geeft een beperkte belastbaarheid, in aansluiting aan school/bijbaan autobandenzaak; hoofdpijn/moeilijk stuurbaar gedrag: gevolg hiervan: afzeggen van gemaakte afspraken en opzoeken van rust/vroeg gaan slapen/niet participeren in sociale activiteiten.
Diagnose:
F. hoogenergetisch trauma in combinatie licht schedel-hersen trauma met als gevolg optreden van neuro cognitieve tekorten, hoofdpijn en veranderde (aangepaste) slaaphygiëne; gedragsprobiemen. ( ... )
Beperkingen:
G. gediagnostiseerde neurocognitieve verworven tekorten met consequenties voor ontwikkeling carrière mogelijkheden (volgt nu aangepast praktijkonderwijs). Mentale vermoeibaarheid, aantasting van werkgeheugen en verwerkingssnelheid, falende switch- en planningsfunctie. En de mogelijk hiermede samenhangende gedragsproblematiek en sociale consequenties.
H. mate van impairment
(AMA guides, laatste editie)
- neurocognitie: table 13-8 pg 331: class 2: 11-20%: NVN: hoofdstuk 3 tab A.cat 2: 15-29%. Gezien zijn huidige praktijkonderwijs enerzijds en zijn 'bijbaan' anderzijds waarin duidelijk sprake is van een leerling-gezel situatie met continu toezicht opteer ik voor gebruik van NVN richtlijnen omdat die omschrijving beter past bij de situatie van betrokkene: 20%. Met betrekking tot schatting impairment maakt dit geen verschil.
- gedrag: volgens de richtlijnen wordt naar AMA table 1310 pg 334 verwezen: GAF 51-60: impairment score 10%: gezien de vrijheid om AMA zo nodig aan te vullen met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging opteer ik: NVN hoofdstuk 3 tab c cat l: 1-14%: 14%. (de door welke belasting dan ook uitgelokte hoofdpijn heb ik in mijn overweging, om voor de 14% impairment te kiezen en niet voor de 10% impairment, meegenomen). (...)
Voorlopige Totale impairment AMA pg 604: 31% ( ... )'
2.8.
Bij het rapport is, naast de reactie van medisch adviseur Teulings en de reactie van Vles daarop, ook de reactie van medisch adviseur Piegza gevoegd. Zij heeft, voor zover van belang. Vles naar aanleiding van het conceptrapport, als volgt bericht:
'( ... ) 6. Mijn laatste vraag heeft betrekking op de door u gestelde beperkingen waarbij u aangeeft dat de neurocognitieve verworden tekorten consequenties hebben voor de ontwikkeling en carrièremogelijkheden van betrokkene waarbij u aangeeft dat hij nu aangepast praktijkonderwijs volgt. Indien ik echter uw rapport, en met name de informatie die betrekking heeft op de situatie voor het ongeval en de heteroanamnese, lees, dan lijkt dit niet nieuw en heeft betrokkene altijd de voorkeur gegeven aan praktisch bezig zijn/praktijkonderwijs boven "leren". Los van het feit, dat het beoordelen van het effect van gestelde beperkingen op werk/studie/carrière volgens mij behoort tot de competenties van de verzekeringsarts in combinatie met de arbeidsdeskundige en niet van een neuroloog, vraag ik me af in hoeverre het huidige opleidingstraject wordt bepaald door de cognitieve stoornissen en in hoeverre de voorkeur en talenten van betrokkene hiermede een rol in spelen. ( ... )'
Vles heeft in zijn definitieve rapport op het voornoemde bericht, voor zover relevant, als volgt gereageerd:
'( ... ) 6: Ik vind geen concrete aanwijzingen voor Uw statement, maar veronderstel dat U gelijk heeft: "praktisch bezig zijn voorkeur boven leren :
Dan is er nu sprake van:
- kan geen twee dingen te gelijk, moet vlgs vaste regels / routine, eigen tempo; werk situatie nu:
- continue begeleiding en regelmatig periodes van een time-out
- vermoeidheid in relatie tot werk / werkdruk
- ander gedrag
Voorkeur en talenten zijn mi basis ingrediënten voor al hetgeen we doen. ( ... )'
2.9. Op 12 mei 2021 heeft Piegza een medisch advies uitgebracht. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
'Overwegingen
( ... )
2. ( ... ) In deze casus komt de neuroloog tot de conclusie dat er sprake is van een niet belaste voorgeschiedenis terwijl er in de notities van school voor het ongeval al melding wordt gemaakt van diverse aandachtspunten met betrekking tot het gedrag, de concentratie, het werktempo en het werkgeheugen. Tevens wordt melding gemaakt van een voorkeur voor praktisch bezig zijn boven leren en aangegeven dat het omgaan met schoolgenoten niet altijd even makkelijk verloopt. Dit is in mijn optiek niet consistent omdat er wel degelijk sprake is van leer/gedragsproblemen, los van het feit dat er geen duidelijke diagnose is gesteld behoudens dyslexie.
3. Een tweede punt betreft de conclusie dat er sprake zou zijn van niet aangeboren hersenletsel. Dit terwijl er nooit een intracerebrale beschadiging is aangetroffen bij beeldvormend onderzoek en de revalidatiearts in 2017 aangeeft naar aanleiding van neuropsychologisch onderzoek dat hij de problemen met het geheugen en het trage tempo van informatieverwerking passend vond bij dyslexie, een beeld dat reeds pre-existent aanwezig was.
4. ( ... ) In deze casus zijn er vragen gesteld over de bevindingen, met name omdat de neuropsycholoog melding maakt van dyslexie en problemen met de rijping maar deze in zijn optiek geen enkele rol meer spelen. Hierover heeft de neuroloog hem aanvullend bevraagd, maar vervolgens verzuimd om het antwoord enigszins kritisch toetsen. De neuropsycholoog wijzigt zijn mening maar geeft daarvoor geen objectieve valide argumenten: zijn conclusie is vooral gebaseerd op "ervaring". ( ... )
6. ( ... ) In dit kader is van belang dat in de medische informatie duidelijk wordt aangegeven dat er geen sprake is geweest van posttraumatische amnesie, geen bewustzijnsverlies, het latere bewustzijnsverlies is geduid als een zogenaamde syncope, flauwvallen door een bloeddrukdaling als gevolg van het buikletsel. Na een redelijk suggestieve vraag van mijn collega medisch adviseur wordt deze objectieve medische informatie van tafel geveegd en wordt een en ander geduid in het kader van een traumatisch hersenletsel met kortdurende bewusteloosheid, mede naar aanleiding van de informatie van de moeder. Het moge duidelijk zijn dat dit een eigen interpretatie is en niet conform de richtlijn.
7. ( ... ) Aangegeven wordt dat bij aanvullend onderzoek er geen structurele of neurofysiologische afwijkingen worden gevonden aan de hersenen, maar dit fünctioneringstekorten ten gevolge van een trauma niet uitsluit. Een onderbouwing voor deze conclusie ontbreekt ( ... ).
12. Verder heb ik inhoudelijk nog een opmerking met betrekking tot het percentage functionele invaliditeit en de vraag waarom ik dit niet aan de expert heb voorgelegd. Ten eerste heb ik dit gedaan maar heeft dit niet geleid tot een wijziging in het definitieve rapport. Verder lijkt het me evident dat iedereen die de richtlijnen van de NVN en de AMA guides kan hanteren ziet dat hier een wezenlijke fout is gemaakt. Immers, het volgen van praktijkonderwijs valt niet onder de situatie die wordt beschreven bij een klasse l in de richtlijn omdat deze klasse betrekking heeft op personen die voor de meeste activiteiten in het dagelijks leven en het maatschappelijk verkeer leiding of toezicht nodig hebben. Ik gaf reeds eerder aan dat daarbij gedacht moet worden aan basale activiteiten zoals opstaan, aankleden en uitkleden, eten en drinken en naar het toilet gaan, activiteiten die [ zoon verzoekers ] gewoon zelfstandig doet.
13. Ten tweede is de richtlijn ook onjuist toegepast omdat binnen de categorieën A tot en met D slechts één categorie mag worden gescoord, namelijk die met het hoogste ftinctieverlies, en geen twee categorieën zoals de expert heeft gedaan.
14. Daarnaast wordt er steeds gesproken over een knik in het schoolse functioneren na het trauma maar was er in 2009 al sprake van een aantal aandachtspunten ( ... ). Een duidelijke onderbouwing of kwantificering van deze "knik" zie ik dan ook niet. ( ... )'
2.10.
Tussen partijen is daarna nog verder gecorrespondeerd, maar zij zijn niet tot overeenstemming gekomen. Vervolgens heeft nog correspondentie plaatsgevonden kort voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek over, onder meer, de aanwezigheid van beide medisch adviseurs. [ verzoekers ] c.s. heeft in dit kader verzocht om aanhouding van de procedure, zodat Vles bij de zitting aanwezig kon zijn. Zij heeft in dit verband het volgende e-maiibericht van Vles van 23 november 2021 aan [ verweerster ] en de rechtbank gezonden:
'( ... ) Ik ben door collega Teulings en Piegza samen gevraagd een onafhankelijke expertise uit te voeren bij [ zoon verzoekers ] . Deze 'onafhankelijkheid' dient per se uitgangspunt te blijven en staat centraal mijnerzijds.
Nu ben ik uitgenodigd door dhr Zandijk, die de belangen behartigt van [ zoon verzoekers ] en voorts niet de aanvrager is van de expertise. Indien ik zijn verzoek honoreer verlies ik mijn onafhankelijkheid
tov beide partijen die mij gevraagd hebben de expertise uit te voeren. En dat wens ik niet en is ook niet in het belang van [ zoon verzoekers ] (...)'
3.
Het verzoek
3.1.
[ verzoekers ] c.s. verzoekt, na vermindering van het verzoek ter zitting, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank, op de voet van art. 1019w e.v. Rv:
I. voor recht verklaart dat de bevindingen en conclusies betreffende [ zoon verzoekers ] die zijn neergelegd in de definitieve rapporten van Aldenkamp en Vles voor partijen als uitgangspunt dienen bij de verdere schadeafwikkeling;
II. primair: voor recht verklaart dat met de door Piegza opgeworpen bezwaren tegen de berekening van het totale percentage b.i.g.p. geen rekening hoeft te worden gehouden, of, subsidiair: voor recht verklaart dat partijen dienen mee te werken aan het stellen van een aanvullende vraag aan Vles voor wat betreft het percentueel functieverlies, conform de suggestie van medisch adviseur Teulings;
III. de kosten voor dit deelgeschil te begroten op een bedrag van € 13.982,00 en [ verweerster ] te veroordelen in deze kosten.
3.2.
[ verzoekers ] c.s. legt aan haar verzoeken, kort weergegeven, het volgende ten grondslag. Partijen hebben op gezamenlijk verzoek deskundigenberichten laten uitbrengen door Vles en AIdenkamp. Zij zijn dan ook gebonden aan de conclusies in deze rapporten. De door de medisch adviseur van [ verweerster ] opgeworpen vragen zijn in de conceptfase van de rapporten afdoende door de deskundigen beantwoord, zodat haar bezwaren niet in de weg kunnen staan aan de afwikkeling van de schade op grond van deze deskundigenrapporten, aldus [ verzoekers ] c.s.
3.3.
[ verweerster ] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de verzoeken van [ verzoekers ] c.s.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.
4.
De beoordeling
4.1.
[ verweerster ] heeft zich primair beroepen op niet-ontvankelijkheid van [ verzoekers ] c.s. omdat bij het indienen van het verzoek geen procesmachtigmg van de kantonrechter is overgelegd. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat [ verzoekers ] c.s. alsnog zorg zou dragen voor een dergelijke machtiging. Dat is gebeurd, zoals onder 1.1. is weergegeven. De rechtbank gaat dan ook over tot inhoudelijke behandeling van de verzoeken.
4.2.
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat Aon in deze procedure niet als partij is betrokken en evenmin door [ verzoekers ] c.s. kan worden aangesproken tot vergoeding van schade. De rechtbank zal dan ook verder voorbij gaan aan standpunten die zien op Aon.
4.3.
Vast staat dat, in het kader van de afwikkeling van de schade van [ zoon verzoekers ] , waarvoor [ verweerster ] aansprakelijkheid heeft erkend, op gezamenlijk verzoek van partijen deskundigenonderzoeken hebben plaatsgevonden door Vles en Aldenkamp. Eveneens staat vast dat overeenstemming bestond over de persoon van deze deskundigen en de voor te leggen vragen, en dat dit onderzoek heeft geleid tot de in 2.6 en 2.7 genoemde rapporten.
Partijen twisten over de vraag hoe enkele conclusies in deze rapporten dienen te worden geïnterpreteerd en of de rapporten (op alle onderdelen) als uitgangspunt kunnen dienen tussen partijen bij de verdere afwikkeling van de schade, zoals [ verzoekers ] c.s. stelt en [ verweerster ] betwist. In dit verband is het volgende van belang.
4.4.
Indien partijen, in het kader van onderzoek naar de schadeafwikkeling in verband met de aansprakelijkheid van één van hen, overeenkomen om gezamenlijk een medisch deskundige aan te zoeken die gezamenlijk geformuleerde vragen dient te beantwoorden, geldt in beginsel dat partijen zich ertoe verbinden om deze rapportage als uitgangspunt voor hun verdere behandeling van de zaak te nemen. Indien over de inhoud van dit rapport een geschil ontstaat en dit aan de rechter wordt voorgelegd, is het aan de rechter om te beoordelen welke waarde aan dit rapport moet worden toegekend (art. 152 lid 2 Rv). In beginsel geldt dat een dergelijk rapport tot bewijs kan dienen, ook wanneer dit niet op de wijze als omschreven in de artikelen 194 e.v. Rv tot stand is gekomen. Het staat de rechter derhalve vrij om bij zijn beoordeling van het geschil een dergelijk rapport tot uitgangspunt te nemen ofte bepalen dat dit door partijen tot uitgangspunt dient te worden genomen, ook ais in het partijdebat bezwaren zijn geuit tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud daarvan (vgl. ook HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3654). Dit kan echter anders zijn als sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen de aldus tot stand gekomen rapporten, in die zin dat de rapportage ontoereikend is voor de schadeafwikkeling en/of inhoudelijk of voor wat betreft de wijze van totstandkoming niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mogen worden. Van het laatste is sprake als de inhoud van het rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. Van de partij die een deskundigenrapport bekritiseert, mag verlangd worden dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen, waarin de conclusies van de deskundige op overtuigende wijze worden weersproken.
4.5.
Voor zover [ verweerster ] ter zitting heeft betoogd dat uit het onder 2.10 geciteerde e-mailbericht van Vles zou blijken dat hij de belangen van [ verzoekers ] c.s. zou dienen, zodat daarom niet van zijn objectiviteit en onpartijdigheid kan worden uitgegaan en zijn rapport reeds om die reden niet als uitgangspunt kan dienen, gaat de rechtbank aan dit standpunt voorbij. Vles heeft in zijn e-mailbericht juist benadrukt dat hij zijn onafhankelijke positie wenst te behouden en dat die in het gedrang zou komen als hij op uitnodiging van [ verzoeker ] c.s. ter zitting zou verschijnen. Uit de enkele opmerking dat het verliezen van zijn onafhankelijke positie niet in het belang van [ verzoekers ] c.s. zou zijn, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat Vles het belang van [ verzoekers ] c.s. zou dienen en daarmee niet objectief en onpartijdig heeft kunnen rapporteren. Dat het om die reden onaanvaardbaar zou zijn om het deskundigenrapport tot uitgangspunt te nemen bij de verdere schadeafwikkeling, zoals [ verweerster ] heeft aangevoerd, is dan ook niet gebleken.
4.6.
Dan is aan de orde of de rapporten van Vles en Aldenkamp terzijde moeten worden geschoven omdat zij niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen wat betreft consistentie, inzichtelijkheid en logica, zoals [ verweerster ] heeft aangevoerd. Volgens [ verweerster ] is sprake van steekhoudende bezwaren tegen beide rapportages, zodat de verzoeken van [ verzoekers ] c.s. niet kunnen worden toegewezen. Onder verwijzing naar het onder 2.9 genoemde advies van Piegza heeft [ verweerster ] zich op het standpunt gesteld dat bij de totstandkoming van beide deskundigenrapporten de geldende richtlijnen zoals de AMA Guides, de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN) en de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (NVMSR) niet zijn toegepast. Verder zijn gestelde vragen en de antwoorden daarop niet of onjuist verwerkt en is sprake van een gebrekkige totstandkoming van de definitieve rapporten, aldus [ verweerster ].
4.7.
[ verweerster ] heeft aangevoerd dat de rapporten niet voldoen aan de geldende richtlijnen voor dergelijke medische deskundigenrapportages omdat een begeleidende brief ontbreekt, de pagina's niet zijn genummerd, de rapporten geen beschouwing bevatten en niet (op alle plaatsen) duidelijk is welke wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het conceptrapport. De rechtbank is van oordeel dat dit geen steekhoudend bezwaar oplevert. De richtlijnen van de NVN en de NVMSR waarnaar [ verweerster ] verwijst zijn slechts hulpmiddelen voor de deskundigen, zoals ook bijvoorbeeld in de inleiding van de laatst genoemde richtlijn is benoemd. De enkele omstandigheid dat de deskundigenrapporten op punten afwijken van deze richtlijnen betekent niet dat zij reeds om deze reden ontoereikend zijn voor de schadeafwikkeling, of dat zodanig aan de inzichtelijkheid wordt afgedaan dat de rapporten niet als uitgangspunt voor de schadeafwikkelmg kunnen dienen.
4.8.
[ verweerster ] heeft verder aangevoerd dat de anamnese van Vles niet consistent is met de beschikbare informatie uit de voorgeschiedenis van [ zoon verzoekers ] . Vles heeft, aldus [ verweerster ], onvoldoende in zijn beoordeling meegewogen dat al voor het ongeval sprake was van problemen met betrekking tot gedrag, concentratie, tempo en werkgeheugen en dat [ zoon verzoekers ] dyslectisch was. Dat [ zoon verzoekers ] als gevolg van het ongeval neurocognitieve beperkingen heeft die consequenties hebben voor zijn ontwikkelingen en carrièremogelijkheden is dan ook, aldus [ verweerster ], een onbegrijpelijke conclusie: hij gaf reeds voor het ongeval de voorkeur aan praktisch bezig zijn boven leren. De rechtbank overweegt dat Vles in zijn rapport bij de voorgeschiedenis heeft opgenomen dat sprake is van dyslexie en dat de school benoemt dat er aandachtspunten zijn met betrekking tot slordigheid, aandacht, tempo en gedrag. Dat hij dit niet heeft meegewogen in zijn beoordeling blijkt dan ook niet. In antwoord op vragen van Piegza in een mailbericht van 19 oktober 2020 benoemt Vles dat de beschreven informatie waarnaar hij en Piegza verwijzen niet eenduidig is. Hij noemt vervolgens een aantal specifieke rapporten en algemene opmerkingen die terug te vinden zijn in rapportages uit die tijd en concludeert dan: ''Conclusïe op basis van geleverde documentatie en delen van mijn overwegingen: op moment van trauma geen problemen mbt concentratie / werktempo /fijne motoriek / gedrag en schools functioneren iha.. In deze zijn toen ook geen andere werkdiagnoses gesteld dan dyslexie. " Op een in dat mailbericht door Piegza gestelde aanvullende vraag waarbij zij stelt dat bij [ zoon verzoekers ] al sprake was van een voorkeur voor praktisch bezig zijn boven leren heeft Vles geantwoord dat hij geen concrete aanwijzingen heeft gevonden voor die stelling, maar dat, ook daarvan uitgaand, thans sprake is van het niet kunnen uitvoeren van twee taken tegelijk, dat er continue begeleiding moet zijn en regelmatig periodes van een time-out, vermoeidheid in relatie tot werk/werkdruk en ander gedrag. De rechtbank overweegt dat voldoende blijkt dat Vles in zijn beoordeling heeft betrokken dat in eerdere informatie over [ zoon verzoekers ] al melding wordt gemaakt van problemen en dat de conclusie voldoende is onderbouwd dat na het ongeval sprake is van andere en ernstigere beperkingen dan de beperkingen die uit de voorgeschiedenis blijken. Van een zwaarwegend of steekhoudend bezwaar op dit punt is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
4.9.
[ verweerster ] stelt zich verder op het standpunt dat de conclusie in de deskundigenrapporten dat bij [ zoon verzoekers ] sprake is van niet aangeboren hersenletsel niet onderbouwd en daarmee niet inzichtelijk is. Volgens [ verweerster ] hebben beide deskundigen onvoldoende in hun beoordeling betrokken dat nooit een aanwijzing heeft bestaan voor schedelletsel, er geen intracerebrale beschadiging is aangetroffen en er geen sprake was van posttraumatische amnesie of bewustzijnsverlies. Ook deze stelling is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om afbreuk te doen aan de deskundigenrapporten van Aldenkamp en Vles. [ verzoekers ] c.s. heeft verklaard dat [ zoon verzoekers ] direct na het ongeval kort buiten bewustzijn is geweest en onder meer letsel aan zijn oogkas had opgelopen. Aldenkamp betrekt dit dan ook terecht in zijn rapport, aldus [ verzoekers ] c.s. Bovendien blijkt uit de uit de beide rapporten dat de deskundigen wel degelijk in hun oordeel hebben meegewogen dat op CT- en MRI-scans geen contusiehaarden zijn gevonden, maar komen zij ondanks dat gegeven toch tot de conclusie dat sprake is van stoornissen. Aldenkamp beschrijft dat ook als dergelijke contusiehaarden ontbreken een hoog energetisch letsel, zoals [ zoon verzoekers ] heeft doorgemaakt, kan leiden tot cognitieve stoornissen. De door hem aangetroffen stoornissen corresponderen met stoornissen die beschreven zijn als de langere termijngevolgen van een neurotrauma (zie 2.6). Vles betrekt deze bevindingen in zijn onderzoek en schrijft ook dat het feit dat er geen structurele of neurofysiologische afwijkingen zijn gevonden niet uitsluit dat er toch functionele tekorten ontstaan ten gevolge van een trauma. Dat de deskundigen eerdere bevindingen onvoldoende in hun oordeel hebben betrokken blijkt hieruit dan ook niet.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. [ verweerster ] heeft haar bezwaren tegen de deskundigenrapporten tot zover onvoldoende onderbouwd. Niet gebleken is dat zonder reden relevante beschikbare informatie wordt genegeerd of dat niet wordt gereageerd op door partijen gestelde vragen. De omstandigheid dat een deskundige zijn beoordeling naar de mening van een partij niet genoegzaam heeft toegelicht of gemotiveerd vormt een onvoldoende grond vormt om de rapportage terzijde te schuiven. Daar komt bij dat Aldenkamp en Vles hun bevindingen naar het oordeel van de rechtbank voldoende hebben beschreven, de vragen inzichtelijk en op consistente wijze hebben beantwoord en daarbij de relevante medische gegevens hebben betrokken. [ verweerster ], althans haar medisch adviseur Piegza, heef gebruik gemaakt van de haar geboden gelegenheid om op de beide conceptrapporten te reageren en beide deskundigen hebben ervan blijk gegeven dat zij die reacties hebben betrokken in hun afwegingen. Hiermee is de rechtbank van oordeel dat de rapporten voldoende basis bieden voor de hierin opgenomen conclusies. Dat [ verweerster ] het niet eens is met die conclusies is duidelijk, maar niet doorslaggevend.
4.11.
Het voorgaande is slechts anders ten aanzien van wat [ verweerster ] heeft aangevoerd over de berekening door Vles van het percentage functionele invaliditeit. Volgens [ verweerster ] heeft Piegza reeds in de conceptfase van het rapport van Vles hierover een vraag gesteld en is onvoldoende duidelijk hoe Vles tot zijn definitieve deskundigenoordeel op dit punt is gekomen. [ verweerster ] voert in dit verband aan dat de AMA Guides op dit punt niet goed zijn toegepast omdat de beschrijving door Vles van de situatie van [ zoon verzoekers ] niet past bij de toegepaste "klasse l" en omdat Vles binnen de van toepassing zijnde categorieën niet één, maar twee categorieën heef "gescoord", wat een onjuiste toepassing van de AMA Guides betekent. [ verzoekers ] c.s. heeft dit onvoldoende concreet weersproken. Haar medisch adviseur heeft in zijn reactie op de definitieve rapporten immers ook opgemerkt dat de standpunten van Piegza in dit verband "goed waar kunnen zijn, maar dat het aan Vles is om dit te beoordelen". De rechtbank is met [ verweerster ] van oordeel dat het rapport van Vles op dit punt onvoldoende inzichtelijk is en verduidelijking behoeft. [ verzoekers ] c.s. heeft, ook ter zitting, erkend dat zij er de voorkeur aan geeft Vles op dit punt alsnog een aanvullende vraag te stellen. Het primair onder II. gevorderde mist dan ook voldoende onderbouwing, zodat de in dat verband gevraagde verklaring voor recht niet toewijsbaar is.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. De door [ verweerster ] tegen de beide deskundigenrapporten aangevoerde bezwaren leveren naar het oordeel van de rechtbank geen steekhoudende of zwaarwegende bezwaren op die maken dat de rapporten niet als uitgangspunt kunnen dienen. Dit is slechts anders ten aanzien van het deskundigenoordeel van Vles over het percentage functionele invaliditeit. Het verzoek van [ verzoekers ] c.s. onder I. zal dan ook in die zin worden toegewezen, in die zin dat voor recht zal worden verklaard dat de definitieve rapporten van Aldenkamp en Vles tot uitgangspunt dienen bij de verdere schadeafwikkeiïng, met uitzondering van het door Vles berekende percentage functionele invaliditeit. In dat verband zal het subsidiair onder II. gevorderde worden toegewezen. Partijen dienen mee te werken aan het stellen van een aanvullende vraag aan Vles voor wat betreft het percentage functionele invaliditeit. Nu [ verweerster ] aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dient zij de hiermee gemoeide kosten te dragen.
4.13.
[ verzoekers ] c.s. heeft in het verzoekschrift tevens verzocht om een verklaring voor recht dat [ verweerster ] in verzuim is komen te verkeren ter zake van de openstaande buitengerechtelijke kosten. [ verweerster ] heeft in het verweerschrift aangevoerd dat deze kosten inmiddels zijn voldaan. [ verzoekers ] c.s. heeft dit erkend en heeft ter zitting onderdeel III. van het verzoek ingetrokken, zodat hierop niet beslist hoeft te worden.
4.14.
Dan resteert het verzoek tot begroting van de kosten op de voet van art. 1019aa Rv en veroordeling van [ verweerster ] tot betaling van deze kosten. [ verzoekers ] c.s. heeft verzocht de kosten bij de behandeling van dit deelgeschil te begroten op € 13.619,00 (44 uur tegen een uurtariefvan € 250,00, vermeerderd met 21% btw en het griffierecht van € 309,00). [ verweerster ] heeft verweer gevoerd tegen het aantal bestede uren en voert aan dat, ook nadat de advocaat van [ verzoekers ] c.s. kennelijk een matiging heeft toegepast, onredelijk veel uren zijn besteed aan het opstellen van het verzoekschrift.
4.15.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18). De rechtbank is met [ verweerster ] van oordeel dat, gezien de omvang van het verzoekschrift en de complexiteit van het geschil tussen partijen, de aan het verzoekschrift bestede tijdsbesteding buitenproportioneel is. Gelet op de expertise die bij de advocaat van [ verzoekers ] c.s. mag worden verondersteld en zijn bekendheid met het dossier, acht de rechtbank een tijdsbesteding van 25 uur voor het opstellen van het verzoekschrift en voorbereiding van de zitting redelijk. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat het verzoekschrift een bijzonder uitvoerige omschrijving bevat van een eerder door partijen beproefd deskundigentraject, dat echter in deze zaak niet in geschil is. Met de aan de zitting bestede tijd van 4 uren, waartegen [ verweerster ] geen verweer heeft gevoerd, komt de in redelijkheid door de advocaat van [ verzoekers ] c.s. aan het deelgeschil bestede tijd op 29 uren. Tegen de hoogte van het uurtarief is geen verweer gevoerd. De door [ verzoekers ] c.s. toegezonden factuur van haar medisch adviseur voor aanwezigheid op de zitting wordt buiten beschouwing gelaten. Nog daargelaten dat het een stuk betreft dat na het sluiten van de mondelinge behandeling is toegezonden zonder dat hiervoor gelegenheid is geboden, geldt dat [ verweerster ] hierop ook niet heeft kunnen reageren. Deze kosten zullen niet in de begroting worden betrokken. De met dit deelgeschil gemoeide kosten zullen worden begroot op € 9.081,50 (29 uren x uurtarief € 250,00, vermeerderd met 21% btw en € 309,00 aan griffierecht). [ verweerster ] is voor de schade aansprakelijk en zal worden veroordeeld de aldus begrote kosten aan [ verzoekers ] c.s. te voldoen.
5.
De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor dat de bevindingen en conclusies betreffende [ zoon verzoekers ] , als neergelegd in de definitieve rapportages van deskundigen Aldenkamp en Vles, voor partijen als uitgangspunt hebben te dienen bij de verdere afwikkeling van de personenschade van [ zoon verzoekers ] , met uitzondering van het door Vles berekende percentage functionele invaliditeit,
5.2.
verklaart voor recht dat partijen dienen mee te werken aan het stellen van een aanvullende vraag aan deskundige Vles ten aanzien van het percentage functionele invaliditeit, op kosten van [ verweerster ],
5.3.
begroot de kosten van [ verzoekers ] c.s. bij de behandeling van dit verzoek op € 9.081,50 en veroordeelt [ verweerster ] tot betaling van dit bedrag aan de advocaat van [ verzoekers ] c.s. binnen een termijn van veertien dagen na de datum van deze beschikking,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.
Met dank aan de heer mr. H.A. Zandijk, Zandijk Letselschade Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2022/RBGEL-220322