Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 180418

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBMNE-180418

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter

locatie Amersfoort

zaaknummer: 5800228 AC EXPL 17-1122 GLK/1126

Vonnis van 18 april 2018

inzake

[ eiser ],
wonende te [ woonplaats ],
verder ook te noemen [ eiser ],
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.J.A. van Kleef,

tegen:

[ gedaagde ],
wonende te [ woonplaats ],
verder ook te noemen [ gedaagde ],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. K.A. Krikke.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juni 2017;
- de akte productie van [ eiser ] van 22 augustus 2017;
- de aantekeningen van de comparitie van 31 augustus 2017.

1.2. Uit de aantekeningen van de comparitie van 31 augustus 2017 blijkt dat [ gedaagde ] en zijn gemachtigde zich ten onrechte hadden gemeld bij de locatie Amersfoort. Vervolgens zijn zij in de gelegenheid gesteld om zich naar de locatie Utrecht te begeven. De gemachtigde van [ gedaagde ] heeft zich bij de locatie Utrecht gemeld en heeft laten weten dat [ gedaagde ] op de weg naar Utrecht autopech heeft gehad en dus niet aanwezig kan zijn bij de comparitie. Gelet op de omstandigheid dat het voor de beoordeling van de zaak van belang is om duidelijkheid te krijgen over hetgeen er in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 is gebeurd - welke duidelijkheid er op dit moment niet is - en de aanwezigheid van [ gedaagde ] op de zitting hiervoor essentieel is, heeft de kantonrechter besloten om de comparitie aan te houden.

1.3. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte producties van [ eiser ] van 19 februari 2018;
- het proces-verbaal van de comparitie van 8 maart 2018.

1.4. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten
 
2.1. [ eiser ] ging in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 uit in Bunschoten. Toen hij vanuit het uitgaansgedeelte naar huis liep kwam hij een groep mensen tegen. [ eiser ] liep naar een neef van hem, die aan de buitenkant van de groep stond. Vervolgens liep hij ongeveer twee meter de groep in om te kijken wat er aan de hand was. Hij werd toen in zijn gezicht geslagen. [ eiser ] voelde meteen dat er iets mis was met zijn gebit. Direct daarna zag hij [ gedaagde ]. [ eiser ] is naar huis gelopen en hij is diezelfde nacht naar de tandarts gegaan voor een noodbehandeling.

2.2. Op 25 augustus 2013 heeft [ eiser ] aangifte gedaan van mishandeling door [ gedaagde ]. Na het doen van aangifte is [ eiser ] naar huis gegaan. Toen hij thuis kwam waren zijn moeder, [ gedaagde ] en de moeder van [ gedaagde ] daar ook. Er is toen een verklaring (hierna: de verklaring) ondertekend door hem en [ gedaagde ] met de volgende inhoud:

2.3.
Hierbij verklaar ik: [ gedaagde ]

Dat ik voor alle kosten op zal draaien die door mij veroorzaakt zijn tijdens een vechtpartij in de nacht van 24 op 25 augustus en letsel heeft veroorzaakt bij [ eiser ]. Tand er uit 2 tanden los.
[ gedaagde ]                       [ eiser ]
'handtekening'                    'handtekening'

2.3. [ eiser ] heeft zijn aangifte tegen [ gedaagde ] vervolgens ingetrokken.

3. Het geschil

3.1. [ eiser ] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.    voor recht te verklaren dat [ gedaagde ] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem;
II.   [ gedaagde ] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan hem ter zake van geleden materiële schade ter hoogte van € 6.813,67;
III.  [ gedaagde ] te veroordelen tot betaling van een smartengeldvergoeding aan hem van € 3.000,00;
IV.  - zoals hij ter zitting heeft verklaard - [ gedaagde ] te veroordelen tot betaling van toekomstige schade aan hem van € 11.539,00, tenzij zich vóór 21 augustus 2018 tandheelkundige complicaties voordoen zoals
         genoemd in productie 3 bij de dagvaarding;
V.   [ gedaagde ] te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 875,00;
VI.  - [ gedaagde ] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.

3.2. [ eiser ] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [ gedaagde ] hem in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 heeft mishandeld. Als gevolg hiervan heeft hij schade aan zijn gebit opgelopen, waarbij hij vier tanden heeft verloren. [ eiser ] heeft vervolgens diverse tandheelkundige/implantologische behandelingen moeten ondergaan.

3.3. [ gedaagde ] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [ eiser ] in de proceskosten. Hij betwist dat hij [ eiser ] heeft mishandeld. Hij betoogt dat hij de verklaring onder druk van zijn moeder heeft getekend. Hij had namelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf openstaan en zijn moeder was bang dat hij die alsnog moest uitzitten.

4. De beoordeling

4.1. Tussen partijen is in geschil of [ eiser ] in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 is mishandeld door [ gedaagde ]. De kantonrechter stelt voorop dat het op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) op de weg van [ eiser ] ligt om de mishandeling met feiten en omstandigheden te onderbouwen en, indien nodig, te bewijzen.

4.2. De door [ eiser ] overgelegde verklaring is aan te merken als een onderhandse akte. Op grond van artikel 157 lid 2 Rv levert een onderhandse akte dwingend bewijs op van hetgeen er in die akte is verklaard. Het wordt daarom voorshands bewezen geacht dat [ gedaagde ] [ eiser ] heeft mishandeld. De akte vermeldt immers: "alle kosten (...) die door mij veroorzaakt zijn tijdens een vechtpartij (...) en letsel heeft veroorzaakt bij  [ eiser ]". Hiertegen staat gelet op artikel 151 lid 2 Rv tegenbewijs open. Tegenbewijs moet worden onderscheiden van het bewijs in het kader van de bewijslastomkering van artikel 150 Rv. Bij bewijs in het kader van een bewijslastomkering gaat het om bewijs van het tegendeel. Voor het slagen van tegenbewijs is het daarentegen voldoende dat het door de andere partij geleverde bewijs erdoor wordt ontzenuwd.

4.3. [ gedaagde ] heeft zowel in zijn conclusie van antwoord als ter zitting betwist dat hij [ eiser ] heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij in zijn conclusie van antwoord een algemeen. bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter vat dit op als een verzoek om tegenbewijs te mogen leveren. Vaste rechtspraak is dat een aanbod om tegenbewijs te leveren (anders dan bij een 'gewoon' bewijsaanbod) niet behoeft te worden gespecificeerd (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 29 april 2011, NJ 2011/189). Daarbij is het niet nodig dat bij een bewijsaanbod met zoveel woorden wordt vermeld dat het tegenbewijs betreft (zie Hoge Raad 3 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7458). De kantonrechter zal [ gedaagde ] dan ook toestaan om tegenbewijs te leveren.

4.4. Indien [ gedaagde ] het tegenbewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient hij deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen. Indien [ gedaagde ] het tegenbewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient hij dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De kantonrechter zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen.

4.5. Partijen moeten bij de getuigenverhoren in persoon aanwezig zijn. Indien een partij zonder gegronde reden niet verschijnt, kan dit nadelige gevolgen voor die partij hebben.

4.6. De kantonrechter verwacht dat het verhoor per getuige 45 minuten zal duren. Als [ gedaagde ] verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.

5. De beslissing

De kantonrechter:

5.1. laat [ gedaagde ] toe om tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [ eiser ] dat de schade aan zijn gebit - die een gevolg is van de mishandeling in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 is veroorzaakt door [ gedaagde ];

5.2. verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 16 mei 2018 teneinde [ gedaagde ] in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze hij bewijs wil leveren;

5.3. bepaalt dat, indien [ gedaagde ] (mede) tegenbewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, hij die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen:

5.4. bepaalt dat, indien [ gedaagde ] tegenbewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, hij op die rolzitting:
- de namen en woonplaatsen van de getuigen dient op te geven;
- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun (eventuele) advocaten/gemachtigden en de getuigen in de drie maanden nadien verhinderd zijn; hij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;

5.5. bepaalt dat:
- voor het opgeven van verhinderdata geen uitstel zal worden verleend;
- indien [ gedaagde ] geen gebruik maakt van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;
- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten;

5.6. bepaalt dat de datum van het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;

5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2018.

Met dank aan dhr. mr. P.J.A. van Kleef, DAS Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBMNE-180418