Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 200219

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBMNE-200219

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter

locatie Amersfoort

zaaknummer: 5800228 AC EXPL 17-1122 MMJ/1812

Vonnis van 20 februari 2019

inzake

[ eiser ],
wonende te [ woonplaats ],
verder ook te noemen [ eiser ],
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.J.A. van Kleef,

tegen:

[ gedaagde ],
wonende te [ woonplaats ],
verder ook te noemen [ gedaagde ],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. K.A. Krikke.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 april 2018
- de akte uitlating bewijslevering van [ gedaagde ] van 16 mei 2018
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 2 augustus 2018.

1.2. Hierna is de datum voor het vonnis bepaald.

2. De verdere beoordeling

2.1. De kantonrechter heeft [ gedaagde ] in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [ eiser ] dat de schade aan zijn gebit - die een gevolg is van de mishandeling in de nacht 24 op 25 augustus 2013 is veroorzaakt door [ gedaagde ]. [ gedaagde ] heeft daartoe op 2 augustus 2018 twee getuigen doen horen: de heren [ getuige 1 ] en [ getuige 2 ].

2.2. [ getuige 1 ] heeft als getuige verklaard dat hij in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 op de fiets op weg was naar huis toen hij een menigte zag en geschreeuw hoorde. Hij is blijven. staan om te kijken wat er gebeurde. Hij heeft steeds zicht gehad op [ gedaagde ], behalve misschien even bij bijvoorbeeld het opsteken van een sigaretje. [ getuige 1 ] heeft niet gezien dat [ gedaagde ] [ eiser ] heeft geslagen. Verder heeft hij verklaard dat hij op dat moment in ieder geval vijf biertjes had gedronken, meer dan mag om nog auto te mogen rijden.

2.3. [ getuige 2 ] heeft verklaard dat hij in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 een opstootje zag. Hij is daarnaartoe gelopen en zag [ gedaagde ] en later ook [ eiser ]. [ getuige 2 ] heeft gezien dat [ eiser ] is geslagen door iemand die hij niet kent. Volgens [ getuige 2 ] was het in ieder geval niet [ gedaagde ]. [ getuige 2 ] heeft verder verklaard dat hij toen meer had gedronken dan mag om nog auto te mogen rijden.

2.4. Op basis van alleen de verklaringen van beide getuigen zou kunnen worden geconcludeerd dat [ gedaagde ] [ eiser ] niet heeft mishandeld. De kantonrechter neemt echter bij de waarde die hij aan de verklaringen hecht het volgende in aanmerking. [ eiser ] heeft de schade aan zijn gebit opgelopen bij een vechtpartij in 25 augustus 2013. Op het moment dat beide getuigen werden gehoord, was dat inmiddels vijf jaar geleden. [ getuige 1 ] en [ getuige 2 ] hebben als getuigen beiden verklaard na de betreffende nacht niet over het gebeurde te hebben gesproken met [ gedaagde ] of [ eiser ]. Zij hebben toen ook niet iets vastgelegd over wat ze hebben gezien. Voor de verklaringen hebben zij dus enkel uit hun geheugen kunnen putten. De vraag is hoe accuraat de getuigenissen dan nog (kunnen) zijn. Ook betrekt de kantonrechter bij zijn overwegingen dat de vechtpartij plaats had om ongeveer 3.00 uur 's nachts. Dat betekent dat het toen donker was, zodat het zicht op het gebeurde op straat in die zin was belemmerd. Verder hadden beide getuigen toen zij de vechtpartij zagen, een zodanige hoeveelheid alcohol gedronken, dat zij niet meer met een auto hadden mogen deelnemen aan het verkeer.

2.5. Tegenover de verklaringen van beide getuigen staan de volgende feiten tussen partijen vast. De dag na de vechtpartij heeft [ eiser ] [ gedaagde ] gebeld om te zeggen dat hij van plan was aangifte tegen hem te doen. [ gedaagde ] heeft daarvoor toen begrip getoond. Hij toonde zich niet verbaasd en heeft [ eiser ] niet van de aangifte proberen af te houden. Dat was naar het oordeel van de kantonrechter wel een voor de hand liggende reactie geweest als [ gedaagde ] [ eiser ] niet had geslagen. Ook tijdens het bezoek diezelfde dag van [ gedaagde ] en zijn moeder aan [ eiser ] en diens moeder, is de vechtpartij niet besproken. [ gedaagde ]s betrokkenheid werd, zo begrijpt de kantonrechter, eenvoudigweg aangenomen door alle aanwezigen en [ gedaagde ] heeft niets gezegd waaruit iets anders bleek. Er zijn alleen afspraken gemaakt over de financiële gevolgen van de vechtpartij voor [ eiser ] die [ gedaagde ] voor zijn rekening neemt en over het intrekken door [ eiser ] van diens aangifte tegen [ gedaagde ]. Die afspraken staan op papier en zijn door [ gedaagde ] en [ eiser ] ondertekend.

2.6. De kantonrechter overweegt verder dat [ gedaagde ] naast [ getuige 1 ] en [ getuige 2 ], ook zichzelf en zijn moeder als getuigen had kunnen horen. Door dat niet te doen, heeft [ gedaagde ] de kantonrechter de mogelijkheid onthouden hem vragen te stellen over de mishandeling van [ eiser ] in de nacht van 24 op 25 augustus 2013 en om hem en zijn moeder te bevragen. over wat er de dag daarna is besproken bij [ eiser ] thuis en hoe bijvoorbeeld de ondertekende afspraken tot stand zijn gekomen.

2.7. Nu moet de kantonrechter het doen met de feiten zoals weergegeven onder 2.5. en met het feit dat [ gedaagde ] na het ondertekenen van de verklaring meerdere betalingen heeft gedaan aan [ eiser ]. Op enig moment heeft hij niet langer de declaraties voor de tandheelkundige zorg van [ eiser ] vergoed en pas toen ook heeft hij [ eiser ] laten weten dat niet hij degene is geweest die heeft geslagen.

2.8. De kantonrechter weegt de gang van zaken als hiervoor onder 2.5. en 2.7. weergegeven af tegen de informatie uit de twee getuigenverklaringen en het tijdsverloop tussen het geven van die verklaringen en de mishandeling. Op basis daarvan komt hij tot het oordeel dat [ gedaagde ] niet is geslaagd in het ontzenuwen van het voorshands gegeven oordeel dat bewezen is dat de schade aan het gebit van [ eiser ] - die het gevolg is van een mishandeling door [ gedaagde ] is veroorzaakt. Dat betekent dat naar het oordeel van de kantonrechter vaststaat dat [ gedaagde ] [ eiser ] heeft mishandeld en dat die mishandeling schade aan het gebit van [ eiser ] tot gevolg heeft gehad. [ gedaagde ] zal de schade die hij met de mishandeling heeft veroorzaakt in beginsel moeten vergoeden.

2.9. [ gedaagde ] heeft echter aangevoerd dat [ eiser ] het aan zichzelf te wijten heeft dat hij een klap heeft gekregen door zich in de nachtelijke schermutseling te begeven. Als gevolg van die eigen schuld, moet de vordering tot vergoeding van schade worden afgewezen, aldus [ gedaagde ]. De kantonrechter is het niet met [ gedaagde ] eens. Artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) voorziet in de mogelijkheid dat de vergoedingsplicht wordt verminderd wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde, [ eiser ], kan worden toegerekend. Het zich begeven in een schermutseling leidt er op zichzelf echter niet toe dat de schade van [ eiser ] mede aan hem is toe te rekenen. [ gedaagde ] heeft geen verdere omstandigheden aangevoerd die de conclusie kunnen dragen dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [ eiser ], terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. De kantonrechter verwerpt daarom dit verweer van [ gedaagde ]. Dat betekent dat [ gedaagde ] de schade van [ eiser ] moet vergoeden.

2.10. [ eiser ] vordert een vergoeding voor materiële, immateriële en toekomstige schade. De kantonrechter zal hierna elk van deze posten beoordelen.

2.11. De materiële schade bestaat volgens [ eiser ] uit:
1. € 5.349,18 voor tandheelkundige behandelingen;
2. € 112,28 voor vervoerskosten;
3. € 760,00 voor het eigen risico voor de zorgverzekering in 2015 en 2016;
4. € 560,00 voor de moeder van [ eiser ];
5. en 5. € 32,20 voor aangetekende brieven.

2.12. [ eiser ] heeft ter onderbouwing van het bedrag voor tandheelkundige behandelingen en het verband tussen die kosten en de mishandeling door [ gedaagde ] een behandelplan, een verklaring van een tandarts implantoloog en vier facturen overgelegd. Hiermee is dit deel van de vordering voldoende onderbouwd terwijl dit door [ gedaagde ] onvoldoende gemotiveerd is betwist. Deze post wordt daarom toegewezen.

2.13. De gemaakte vervoerskosten zijn door [ eiser ] aan de hand van een overzicht van behandel- en controledata onderbouwd en door [ gedaagde ] onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom toe.

2.14. Voor de schade als gevolg van het eigen risico van [ eiser ] geeft hij geen nadere onderbouwing, terwijl deze schade door [ gedaagde ] is betwist. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering om die reden af.

2.15. Ook de vordering tot vergoeding van verplaatste schade is onvoldoende onderbouwd. [ eiser ] stelt dat zijn moeder tien dagen vrij heeft genomen om hem te verzorgen en begeleiden en verbindt daar zonder verdere toelichting een schadebedrag aan van 2 x € 280,00 voor "huishoudelijke hulp categorie zwaar beperkt". Daarmee verwijst [ eiser ] mogelijk naar bedragen in de Richtlijn Huishoudelijke Hulp van de Letselschade Raad, maar die richtlijn gaat niet over het verzorgen van iemand met letselschade, noch over het halen en brengen van zo iemand. Een verdere toelichting op deze schadepost geeft [ eiser ] niet, terwijl [ gedaagde ] deze post heeft betwist. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering daarom af.

2.16. De opgevoerde kosten voor de aangetekende brieven zijn buitengerechtelijke kosten en deze kosten neemt kantonrechter hierna mee in zijn oordeel over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

2.17. De totale materiële schade van [ eiser ] begroot de kantonrechter aldus op € 5.461,46, zijnde de optelsom van € 5.349,18 voor tandheelkundige behandelingen en € 112,28 voor vervoerskosten.

2.18. Van een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel (smartengeld) is plaats als een persoon lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is (artikel 6:106, lid 1, aanhef en sub b BW). Bij de begroting daarvan moet de kantonrechter rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Ook zal bij deze begroting rekening moeten worden. gehouden met de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde. Tevens moet de rechter letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.

2.19. [ eiser ] heeft zijn vordering op dit punt niet anders toegelicht dan met een verwijzing naar twee uitspraken uit de ANWB Smartengeldgids (nummers 965 en 965). In deze uitspraken was er onder meer belemmerd spraakvermogen als gevolg van mishandeling en schade aan kaak en/of gebit. Daarover heeft [ eiser ] niets gesteld. Een van de twee zaken betreft een jongen van 14 bij wie ook de neusbodem was gezakt en het gezicht was ingevallen, terwijl hij lange tijd pijn had en geen vast voedsel kon eten. Een dergelijk nadeel heeft [ eiser ] evenmin gesteld. Een vergelijking met de twee zaken waarbij [ eiser ] aansluiting heeft gezocht, gaat daarom niet op. De gevolgen voor [ eiser ] zijn desondanks niet onaanzienlijk geweest, nu hij diverse tandheelkundige behandelingen heeft moeten ondergaan en ook in de toekomst nog behandelingen zullen volgen. De kantonrechter wijst daarom smartengeld toe van € 500,00.

2.20. De vordering voor toekomstige schade heeft [ eiser ] onderbouwd met een overgelegde inschatting van een tandheelkundig adviseur. Deze heeft zijn inschatting gegeven onder het voorbehoud dat zich vóór augustus 2018 geen aan het voorval gerelateerde complicaties zouden voordoen. [ eiser ] heeft niet gesteld dat zich dergelijke complicaties hebben voorgedaan. Het geschatte bedrag is door [ gedaagde ] weliswaar betwist, maar die betwisting acht de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd tegenover de met de voornoemde inschatting van de tandheelkundig adviseur onderbouwde vordering van [ eiser ]. De gevorderde toekomstige schade van € 11.539,00 wordt daarom toegewezen.

2.21. [ eiser ] vordert voorts € 875,00 en € 32,20 voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Hij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dit is onweersproken. De gevorderde bedragen aan buitengerechtelijke incassokosten zijn opgeteld niet hoger dan het in het Besluit voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zullen worden toegewezen als hierna bepaald.

2.22. [ gedaagde ] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter begroot deze voor [ eiser ] tot op heden op:
- dagvaarding en verschotten € 100,93
- griffierecht € 470,00
- salaris gemachtigde € 750,00 (2.5 punt x tarief € 300,00)

Totaal € 1.320,93

2.23 De nakosten die [ eiser ] vordert, wijst de kantonrechter toe in overeenstemming met de landelijke aanbeveling daarover voor kantonzaken zoals hierna bepaald.

3. De beslissing

De kantonrechter:

verklaart voor recht dat [ gedaagde ] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [ eiser ];

veroordeelt [ gedaagde ] om aan [ eiser ] tegen bewijs van kwijting te betalen:
- € 5.461,46 als vergoeding van geleden schade;
- € 500,00 als smartengeld;
- € 11.539,00 als vergoeding voor toekomstige schade;
- € 907,50 voor gemaakte incassokosten;
- de proceskosten van [ eiser ], begroot op € 1.320,93, waarin begrepen € 750,00 aan salaris gemachtigde;
- de nakosten van [ eiser ], begroot op € 100,00;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2019.

Met dank aan dhr. mr. P.J.A. van Kleef, DAS Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBMNE-200219