RBGEL 090222
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBGEL-090222
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8703617\ CV EXPL 20-7686 / 520
uitspraak van 9 februari 2022
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ eiser B.V. ]
gevestigd te [ vestigingsplaats ]
eisende partij
gemachtigde mr. P.J.A. van Kleef
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ gedaagde B.V. ]
gevestigd te [ vestigingsplaats ]
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.B.G. Stevens
Partijen worden hierna [ eiser B.V. ] en [ gedaagde B.V. ] genoemd.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 april 2021 en de daarin genoemde processtukken het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de kant van [ eiser B.V. ]
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de kant van [ gedaagde B.V. ]
- de conclusie na getuigenverhoor aan de kant van [ eiser B.V. ]
- de conclusie na getuigenverhoor aan de kant van [ gedaagde B.V. ].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 7 april 2021.
2.2. In dit vonnis is [ eiser B.V. ] in de gelegenheid gesteld de door haar gestelde onrechtmatige gedragingen van [ gedaagde B.V. ] te bewijzen en is [ gedaagde B.V. ] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat [ X ] de instructies van de instructeurs heeft genegeerd en als gevolg daarvan ten val is gekomen. [ eiser B.V. ] heeft vijf getuigen opgeroepen, te weten [ getuige 1 ], [ X ], [ getuige 2 ], [ getuige 3 ] en [ getuige 4 ] (allen deelnemers aan het uitje). [ gedaagde B.V. ] heeft als getuigen de instructeurs bij het uitje doen horen; [ instructeur 1 ] en [ instructeur 2 ].
Schending zorgplicht?
2.3. Niet in geschil is dat het parcours bestaat uit kunststofmatten/-tegels met daarin groeven (om, zo begrijpt de kantonrechter, zodoende een loipe te creëren). Evenmin is in geschil dat er op de dag van het ongeval sneeuw op het parcours lag, dat de groep van achttien deelnemers werd begeleid door voormelde instructeurs en dat het ongeval van [ X ] plaatsvond bij de eerste afdaling.
2.4. [ getuige 2 ] en [ getuige 4 ] (die beiden al ervaring hadden met langlaufen) hebben verder over de staat van het parcours verklaard:
([ getuige 2 ])
Het was een borstelbaan en daarin waren gleuven gemaakt. Het had gesneeuwd en op sommige plekken lag sneeuw. Omdat het dooide lag op sommige plekken ijs. Ik heb vaker gelanglauft. Met langlaufski's kun je niet sturen en moet je in een loipe blijven. Het ene moment was er wel een loipe. Het andere moment was de loipe vervuld met ijs. Dan krijg je ongelijke momenten waarop je niet kunt anticiperen.
([ getuige 4 ])
In de echte sneeuw heb je loipes waarin je ski's passen. Die lopen recht. Die loipe volg je. Nu gingen we op een borstelbaan. Daar hoort geen sneeuw op te liggen en dan zijn de borstels je weerstand. Ik heb een van de instructeurs gevraagd: 'waar zijn de loipes?' Ik kreeg geen antwoord. Je zag geen borstels, maar ook geen loipes. Langlaufski's zijn gemaakt om in een spoor te gaan. Op ijs heb je geen grip.
Bij langlaufen zit je schoen vooraan met de punt vast. Je kunt je ski's niet met je schoenen sturen. Met langlaufski's kun je alleen een spoor volgen. Als er geen spoor is, staat je voet zo naast je ski.
2.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [ gedaagde B.V. ] tekortgeschoten in de zorg die van haar jegens de deelnemers aan het uitje kon worden gevergd. Het had in de eerste plaats op haar weg gelegen zorg te dragen voor een veilig parcours, hetgeen zij, zo blijkt uit (met name) de verklaringen van [ getuige 2 ] en [ getuige 4 ], onvoldoende heeft gedaan. [ instructeur 1 ] heeft weliswaar verklaard dat hij het traject heeft gecontroleerd op ijzel, maar heeft ook verklaard dat hij niet deskundig is op dat vlak en die dag niet helemaal over de baan is gegaan.
2.6. Daarbij komt dat [ gedaagde B.V. ] zich, zeker ook gelet op voormelde staat van het parcours, had moeten vergewissen van het ervaringsniveau van de deelnemers. Dit is, zo hebben [ getuige 1 ], [ X ], [ getuige 2 ], [ getuige 3 ] en [ getuige 4 ] verklaard, niet gebeurd. Aangenomen mag immers worden dat een onervaren deelnemer (veel) meer risico loopt op vallen dan een ervaren deelnemer (zoals [ gedaagde B.V. ] opmerkt "Met vallen en opstaan leert men langlaufen"), waarbij dit risico in casu is vergroot door sneeuw en ijs op/in de loipe. Overigens heeft ook [ instructeur 2 ] verklaard dat "het die dag bijzonder (was) omdat het gesneeuwd had. Dan is het gevaarlijker en dan doe je alles extra kalm aan".
Met haar opmerking dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [ X ] in reactie op vragen omtrent zijn ervaring van deelname had afgezien, miskent zij dat het aan haar was geweest een indeling te maken op basis van niveau en daar de activiteit op aan te passen (of af te raden).
2.7. De vraag in hoeverre er instructies zijn gegeven, kan, gelet op het voorgaande, onbeantwoord blijven. Ook al zou het uitblijven van instructies niet komen vast te staan - de getuigen verklaren daarover niet eender - dan laat dit de hiervoor vastgestelde schending van de zorgplicht onverlet.
Eigen schuld?
2.8. Veronderstellenderwijs aannemend dat [ X ] afdoende was geïnstrueerd (dat is immers niet komen vast te staan, zie hiervoor onder 2.7) geldt dat niet is gebleken dat hij deze instructies (weloverwogen) heeft genegeerd. Voor zover hij minder adequaat is afgedaald dan wenselijk (door zijn knieën niet heel ver te buigen (getuige [ getuige 4 ]) en/of achterover te leunen (getuige [ instructeur 1 ])) is dat beslist onvoldoende om een beroep op eigen schuld te honoreren.
2.9. Uit het voorgaande volgt dat [ gedaagde B.V. ] aansprakelijk is voor de schade die [ eiser B.V. ] ten gevolge van het [ X ] overkomen ongeval geleden heeft. De in dit verband gevorderde hoofdsom en de daarover gevorderde wettelijke rente zullen, als niet afzonderlijk betwist, worden toegewezen.
2.10. Nu vast staat dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, zal het ter zake gevorderde bedrag (dat de gebruikelijke tarieven niet overstijgt) worden toegewezen.
2.11. [ gedaagde B.V. ] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Het gevorderde nasalaris wordt toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 124,00.
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1. verklaart voor recht dat [ gedaagde B.V. ] aansprakelijk is jegens [ eiser B.V. ] voor de geleden schade;
3.2. veroordeelt [ gedaagde B.V. ] tot betaling van een bedrag van € 5.455,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2017, alsmede van een bedrag van € 625,00;
3.3. veroordeelt [ gedaagde B.V. ] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [ eiser B.V. ] vastgesteld op € 87,99 aan dagvaardingskosten, € 499,00 aan griffierecht, € 1.244,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 124,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan;
3.4. verklaart de veroordelingen onder 3.2 en 3.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.
Met dank aan dhr. mr. P.J.A. van Kleef, DAS Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBGEL-090222