Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 030924

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBOVE-030924

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 11046010\ CV EXPL 24-1466

Vonnis van 3 september 2024

in de zaak van

[ eiseres ] B.V..
te [ vestigingsplaats ] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [ eiseres ],
gemachtigde: mr. M.J.E.C. Camps,

tegen

[ gedaagde ].
te [ vestigingsplaats ] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [ gedaagde ],
procederend in persoon.

1. De zaak in het kort

1.1. [ eiseres ] heeft in een letselschadezaak juridische bijstand aan [ gedaagde ] verleend. Zij wil dat [ gedaagde ] voor haar werkzaamheden betaalt. [ gedaagde ] weigert dat, omdat hij vindt dat [ eiseres ] zijn belangen niet goed heeft behartigd en in zijn letselschadezaak een voor hem negatieve schikking heeft getroffen. Dit verweer faalt. De vorderingen van [ eiseres ] zullen (grotendeels) worden toegewezen, zoals hierna zal worden toegelicht.

2. De procedure

2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 april 2024 met 7 producties;
- de e-mail van [ gedaagde ] van 12 april 2024 met bijlagen (conclusie van antwoord);
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2024, ter gelegenheid waarvan [ eiseres ] spreekaantekeningen heeft overgelegd en door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [ gedaagde ] heeft voorafgaand aan de zitting laten weten niet aanwezig te zullen zijn vanwege medische problemen. Hij heeft, ook desgevraagd, geen verzoek tot aanhouding gedaan.

2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

3. De feiten

3.1. In 2022 heeft [ gedaagde ] letselschade geleden als gevolg van het eten van brood met glas erin. Hij heeft Jumbo Supermarkten daarvoor aansprakelijk gesteld. [ gedaagde ] heeft zich toen laten bijstaan door mr. M.J.E.C. Camps van Camps Advocatuur. Partijen hebben daartoe een overeenkomst van opdracht gesloten. Op deze overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden van [ eiseres ] van toepassing verklaard.

3.2. Op of omstreeks 4 oktober 2023 heeft [ gedaagde ]- na schikkingsonderhandelingen - met de productaansprakelijkheidsverzekeraar van Jumbo Supermarkten, AIG Europe S.A. (hierna: AIG), een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"1. Partijen stellen de totale schade met betrekking tot voornoemd voorval vast op € 7.500, exclusief de buitengerechtelijke kosten. Aan voorschotten is een bedrag van € 0 betaald, zodat een slotuitkering resteert van € 7.500.

3.3.
AIG heeft twee declaraties van [ eiseres ] betaald, in totaal € 2.178,00. [ eiseres ] heeft de openstaande advocaatkosten van in totaal € 1.845,25 bij [ gedaagde ] in rekening gebracht. [ gedaagde ] heeft dit bedrag onbetaald gelaten.

4. Het geschil

4.1. [ eiseres ] vordert - samengevat - veroordeling van [ gedaagde ] tot betaling van het bedrag van € 2.413,04, vermeerderd met rente en kosten.

4.2. Aan haar vordering legt [ eiseres ] ten grondslag dat [ gedaagde ] tegenover haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn (betalings-)verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht door de kosten van haar juridische werkzaamheden tot het bedrag van € 1.845,25 onbetaald te laten. [ eiseres ] wil dat [ gedaagde ] de overeenkomst nakomt. Volgens [ eiseres ] is [ gedaagde ] - zonder haar medeweten - akkoord gegaan met het schadebedrag van € 7.500,00 inclusief advocaatkosten. [ eiseres ] stelt dat zij hierdoor niet meer de gelegenheid had om de ontstane kosten met AIG te regelen, zodat [ gedaagde ] het openstaande bedrag van € 1.845,25 nu zelf moet voldoen uit het door hem ontvangen bedrag van € 7.500,00.

4.3. [ gedaagde ] voert als verweer dat [ eiseres ], zonder zijn instemming, een deal van € 7.500,00 exclusief advocaatkosten met AIG heeft gesloten. Volgens [ gedaagde ] heeft hij vanwege gezondheidsproblemen, druk van mr. Camps en de wens om het geschil spoedig af te ronden uiteindelijk tegen zijn wil ingestemd met deze schikking. [ gedaagde ] stelt dat [ eiseres ] heeft nagelaten om op een behoorlijke wijze om te gaan met de overeengekomen advocaatkosten, zoals uitdrukkelijk vastgelegd in artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst en onder de veronderstelling van dekking door AIG. Na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst is gebleken dat AIG wel degelijk "gedeeltelijk" conform artikel 6:96 BW de advocaatkosten heeft vergoed. Daarnaast twijfelt [ gedaagde ] over de aard en omvang van de urendeclaratie van [ eiseres ]. [ gedaagde ] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [ eiseres ].

4.4. Op de stellingen en verweren van partijen zal de kantonrechter hierna ingaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

5. De beoordeling

Nagekomen productie van [ eiseres ]

5.1. Allereerst stelt de kantonrechter vast dat [ eiseres ] tijdens de mondelinge behandeling bij haar spreekaantekeningen nadere stukken heeft gevoegd. Deze productie 8 betreft e-mailcorrespondentie tussen mr. Camps/[ gedaagde ] enerzijds en de heer mr. [ E ] van AIG anderzijds in het kader van schikkingsonderhandelingen. [ eiseres ] heeft daarmee in strijd gehandeld met artikel 4.4 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton (versie 1 juli 2024). Dit artikel bepaalt dat als een partij bij gelegenheid van een mondelinge behandeling nog een proceshandeling wenst te verrichten en/of bewijsstukken in het geding wenst te brengen, hij ervoor zorgt dat de kantonrechter en de wederpartij, uiterlijk tien dagen voor de dag van de zitting, een afschrift van het in te dienen processtuk of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen. Niet valt in te zien waarom [ eiseres ] haar productie 8 niet eerder en tijdig op de voorgeschreven wijze in het geding heeft kunnen brengen. Vanwege strijd met de eisen van een goede procesorde zal de kantonrechter deze productie daarom buiten beschouwing laten. Dit betekent echter niet dat [ eiseres ] daarop geen beroep kan doen. Ter nadere onderbouwing van haar stellingen kan en mag [ eiseres ] tijdens de mondelinge behandeling het verloop van de schikkingsonderhandelingen toelichten, zoals zij dat ook heeft gedaan. Door niet ter zitting te verschijnen en/of zich aldaar te laten vertegenwoordigen, heeft [ gedaagde ] zich de kans ontnomen om daarop te reageren. Dit ligt evenwel in zijn risicosfeer.

Tekortkoming van [ gedaagde ]

5.2. De kantonrechter is van oordeel dat [ gedaagde ] tegenover [ eiseres ] in zijn betalingsverplichting is tekortgeschoten. Daartoe wordt als volgt overwogen.

5.3. In hun overeenkomst van opdracht hebben partijen met betrekking tot "Declareren richting WA verzekeraar" het volgende opgenomen:
"Op het moment dat verzekeraar de aansprakelijkheid heeft erkend dan wel schadebedragen gaat betalen, zullen de kosten van de opdrachtnemer z.s.m. (in ieder geval maandelijks) aan de WA verzekeraar worden gefactureerd en getracht wordt een afspraak te maken met de schaderegelaar of met de WA verzekeraar over de kosten van rechtsbijstand (uurtarieven etc.) en andere (medische) kosten.

De opdrachtgever blijft te allen tijde de debiteur en verantwoordelijk voor de betaling van de kosten van de opdrachtnemer. De facturen worden ook op zijn naam gesteld en in principe maandelijks toegezonden
".

De kantonrechter is van oordeel dat uit deze tekst volgt dat [ gedaagde ] in beginsel zelf verantwoordelijk is en blijft voor de betaling van de kosten van de werkzaamheden van [ eiseres ] en gesteld noch gebleken is dat [ gedaagde ] dat niet heeft begrepen.

5.4. [ eiseres ] stelt dat [ gedaagde ] uiteindelijk eenzijdig, dus buiten haar om, akkoord is gegaan met de inhoud en tekst van de vaststellingsovereenkomst met de kennis en wetenschap dat in het schadebedrag van € 7.500,00 de advocaatkosten zijn begrepen. Daartoe heeft [ eiseres ] tijdens de zitting gewezen op de inhoud van de e-mail van [ gedaagde ] van 4 oktober 2023, gericht aan AIG, waaruit zij het eerste deel heeft voorgelezen:
"Geachte heer [ E ].
Met verwijzing naar ons recente telefonisch onderhoud, verheug ik mij u hierbij de schriftelijk ondertekende vaststellingsovereenkomst te doen toekomen, waarin ik mijn instemming betuig met het bedrag van 7500 euro, met inbegrip van de buitengerechtelijke kosten zoals nader toegelicht in de bijlage. Het verheugt mij te constateren dat wij thans tot een overeenkomst zijn gekomen, en dat wij onze geschillen hierbij formeel achter ons laten.
"

5.5. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit deze tekst niets anders worden afgeleid dan dat [ gedaagde ] wist dat de deal met AIG inclusief de buitengerechtelijke kosten was. zodat hij ook moest begrijpen dat hij de advocaatkosten van [ eiseres ] daaruit moest voldoen. [ gedaagde ] heeft dit in ieder geval onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat in de vaststellingsovereenkomst “exclusief de buitengerechtelijke kosten” staat, doet aan het oordeel niet af. Bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst is immers niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang, maar vooral ook wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij over en weer van elkaar mochten begrijpen en verwachten (Haviltex- jurisprudentie). In zijn hiervoor genoemde e-mail heeft [ gedaagde ] het standpunt van [ eiseres ] bevestigd, in die zin dat de overeengekomen schade-uitkering inclusief de advocaatkosten was. Dat AIG als wederpartij van [ gedaagde ] bij de vaststellingsovereenkomst ook die mening is toegedaan, blijkt uit de e-mail van [ E ] van 11 maart 2024 (zie productie 5-6 bij dagvaarding). Daarin maakt AIG melding van een overeenkomst over een slotbetaling van € 7.500,00 inclusief de buitengerechtelijke kosten.

5.6. Het voorgaande betekent dat [ gedaagde ] buiten [ eiseres ] om een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met AIG en dat hij daarbij niet overeengekomen is dat AIG, naast de schade-uitkering aan [ gedaagde ], ook de openstaande facturen van Camps zou voldoen. Gelet op de contractuele verhouding met [ eiseres ] en de nog openstaande facturen is [ gedaagde ] gehouden tot betaling van de gevorderde hoofdsom van € 1.845,25. Daarbij betrekt de kantonrechter dat [ gedaagde ] op geen enkele wijze heeft toegelicht waarom de urendeclaraties van [ eiseres ] buitensporig zouden zijn, zodat dat verweer zal worden gepasseerd.

Rente

5.7. [ eiseres ] vordert wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW. Nu [ gedaagde ] consument is, zal de kantonrechter de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen vanaf de vijftiende dag na de datum van de onderscheidenlijke declaraties waarvan in deze procedure betaling wordt gevorderd (declaratienummers 31058, 31440 en 31625; zie productie 4 bij dagvaarding).

Buitengerechtelijke incassokosten

5.8. [ eiseres ] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [ eiseres ] heeft op 31 januari 2024 aan [ gedaagde ] een (laatste) aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering bedraagt op grond van artikel 7 van de Algemene voorwaarden van [ eiseres ] 15% van de uitstaande hoofdsom: 15% x € 1.845,25 € 276,79. Dit komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief.

5.9. Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:

-        -        Hoofdsom                                                                     1.845,25
-          Buitengerechtelijke incassokosten                  €                276,79

-   Totaal                                                                        €            2.122,04

Proceskosten

5.10. [ gedaagde ] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [ eiseres ] worden begroot op:

 

 

kosten van de dagvaarding     136,72            
griffierecht                              372,00            
salaris gemachtigde                408,00 (2,00 punten x € 204,00)      
nakosten                                   102,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
                 
Totaal                                              1.018,72            


6.De beslissing

De kantonrechter

6.1.
veroordeelt [ gedaagde ] om aan [ eiseres ] tegen finale kwijting te betalen het bedrag van € 1.845,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van de vijftiende dag na de datum van de onderscheidenlijke declaraties (zie 5.4) tot de dag van volledige betaling:

6.2. veroordeelt [ gedaagde ] om aan [ eiseres ] te betalen het bedrag van € 276,79 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 15 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;

6.3. veroordeelt [ gedaagde ] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van [ eiseres ] begroot op € 1.018,72, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening. indien [ gedaagde ] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt;

6.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.5. wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024. (PS)

Met dank aan dhr. mr. M.J.E.C. Camps, Camps Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBOVE-030924