Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE-250325 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBNNE-250325 

vonnis


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

Zaak/rolnummer: 10510814 CV EXPL 23-3142

Vonnis van de kantonrechter van 25 maart 2025

inzake

[ eiseres ],
wonende te Groningen,
eiseres, hierna [ eiseres ] te noemen,
gemachtigde mr. A.G.M. Abeln,

tegen

MAAS International B.V.,
gevestigd te Veldhoven,
gedaagde, hierna Maas te noemen,
gemachtigde mr. H.J. Willems.

1. Het verdere procesverloop

1.1. Het verdere procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2024;
- het deskundigenbericht van 31 juli 2024;
- de aktes na deskundigenbericht van partijen van 14 januari 2025.

1.2. Tot slot is wederom vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is (nader) bepaald op heden.

2. De verdere beoordeling

2.1. De inhoud van voornoemd tussenvonnis moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. De kantonrechter blijft bij hetgeen in dit tussenvonnis is overwogen en beslist.

2.2. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [ eiseres ] schade heeft geleden als gevolg van de uitoefening van haar werkzaamheden bij Maas en of Maas hiervoor op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk is.

2.3. Zoals met partijen afgesproken ter zitting van 13 oktober 2023, heeft de kantonrechter in het kader van de beantwoording van deze vraag bij tussenvonnis van 16 april 2024 dr. B. Sorgdrager, werkzaam bij Centrum voor Revalidatie UMCG Beatrixoord, team Arbeid, tot deskundige benoemd. Het deskundigenonderzoek is multidisciplinair uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van dr. Sorgdrager. [ eiseres ] is gedurende een dagdeel onderzocht door dr. Sorgdrager, prof. dr. M.F. Reneman (fysiotherapeut en bewegingswetenschapper) en dr. Y. Meesters (klinisch psycholoog).

2.4. In het op 31 juli 2024 uitgebrachte deskundigenbericht staat onder het kopje "Bevindingen multidisciplinair onderzoek" onder meer vermeld dat voor de beoordeling van de causaliteit een tijdlijn van belang is, dat [ eiseres ] in 2009 fit en energiek bij Maas in dienst is getreden, dat zij in 2015 is begonnen in de functie als barista inclusief coördinerende taken binnen de universiteit, dat zij in deze fase onvoldoende in staat is geweest haar grenzen belasting-belastbaarheid te bewaken en dat zij in de loop van 2016 polsklachten heeft ontwikkeld. De tijdlijn volgend aan de hand van het door haar beschreven klachtenpatroon, anamnese en dossierstudie, is er een relatie tussen de ervaren fysieke arbeidsbelasting en het optreden van klachten, en zonder die ervaren fysieke arbeidsbelasting zouden de klachten volgens de deskundige in deze mate waarschijnlijk niet zijn opgetreden. Bij de beantwoording van de aan de deskundige gestelde vragen staat onder meer vermeld dat de diagnose overeenkomt met de conclusie van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd en dat de diagnose is gebaseerd op verkregen medische informatie en eigen bevindingen (vraag 5). Verder is als diagnose gesteld dat sprake is van aanhoudende pijn van de bovenste extremiteit, overeenkomend met een aspecifieke ABBE (vraag 7), dat sprake is van een overbelastings- beeld door een gespannen spierstelsel (vraag 8), dat pijnrevalidatie kan bijdragen aan het verbeteren van de belastbaarheid (vraag 11) maar dat kwetsbaarheid blijft (vraag 12). Het optreden van de klachten wordt door de deskundige gezien als multifactorieel bepaald en hij is van mening dat het optreden van de klachten niet in deze mate zou zijn opgetreden zonder de beschreven arbeidsbelasting (vraag 14). De klachten zijn in overwegende mate door de werkbelasting van [ eiseres ] geluxeerd, (meer dan 50%) werk gerelateerd. De tijdlijn van de klachtenontwikkeling in relatie met de werkzaamheden is overtuigend, de fysieke belasting is een risicofactor en de neiging zeer gedreven haar werk te doen en daarbij onvoldoende haar grenzen te bewaren zijn bijdragende factoren (vraag 16).

2.5. Maas stelt dat het deskundigenbericht buiten beschouwing dient te blijven, omdat de deskundige relevante omstandigheden niet heeft meegewogen in zijn analyse en bovendien bepaalde omstandigheden als vaststaand feit heeft aangenomen terwijl partijen hierover twisten. Ter onderbouwing daarvan stelt zij dat de deskundige als vaststaand heeft aangenomen dat [ eiseres ] bij Maas 200 à 300 kopjes koffie per dag zette. Uit het deskundigenbericht is naar het oordeel van de kantonrechter echter niet af te leiden dat de deskundige van deze aantallen is uitgegaan. Wel is uitgegaan van het verrichten van repeterende handelingen en is ook stilgestaan bij de omstandigheid dat [ eiseres ] naast het zetten van koffie ook andere werkzaamheden bij Maas verrichtte. Overige omstandigheden die niet of juist ten onrechte wel zijn meegenomen in de analyse van de deskundige zijn door Maas niet gesteld. Wat door Maas is gesteld op dit punt is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook onvoldoende om het deskundigenbericht buiten beschouwing te laten.

2.6. Maas stelt verder dat het deskundigenbericht ruimte laat voor de mogelijkheid dat de klachten in deze mate ook zouden zijn opgetreden zonder de fysieke arbeidsbelasting, daarbij verwijzend naar het gebruik van het woord "waarschijnlijk". In het deskundigenbericht is onder het kopje "Bevindingen multidisciplinair onderzoek" inderdaad het woord "waarschijnlijk" gebruikt. Gelet op de beantwoording van de aan de deskundige gestelde vragen, waarin dat woord niet voorkomt én waarin naar het oordeel van de kantonrechter niet met zoveel woorden ruimte wordt gelaten voor de mogelijkheid dat de klachten die [ eiseres ] ondervindt ook zouden zijn opgetreden zonder de fysieke arbeidsbelasting bij Maas, gaat de kantonrechter ervan uit dat met het gebruik van het woord "waarschijnlijk" tot uitdrukking is gebracht dat de kans heel groot is dat het zo is, maar dat dat niet met 100% zekerheid kan worden gesteld. Daargelaten of het wel mogelijk is om met een dergelijk onderzoek met 100% zekerheid vast te stellen dat de klachten in deze mate het gevolg zijn van de uitoefening van de werkzaamheden, is 100% zekerheid daarover ook niet nodig om uiteindelijk tot het oordeel te kunnen komen dat [ eiseres ] schade heeft geleden als gevolg van de uitoefening van haar werkzaamheden. Als mogelijke alternatieve oorzaken maar voldoende zijn uit te sluiten. De kantonrechter volgt Maas niet in haar stelling dat de deskundige geen dan wel onvoldoende aandacht heeft besteed aan alternatieve oorzaken van de klachten. De deskundige is weliswaar niet specifiek ingegaan op de banen die [ eiseres ] eerder heeft vervuld, maar heeft het arbeidsverleden en de mogelijke invloed daarvan op (het ontstaan van) de klachten wel meegewogen door aan te geven dat de tijdlijn volgend aan de hand van het door [ eiseres ] beschreven klachtenpatroon, anamnese en dossierstudie, er een relatie is tussen de ervaren fysieke arbeidsbelasting en de opgetreden klachten. Dat het reëel is dat de klachten van [ eiseres ] hun oorsprong vinden in omstandigheden die buiten Maas liggen, kan de kantonrechter niet uit het deskundigenbericht afleiden.

2.7. Gelet op de voorgaande overwegingen ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de deskundige.

2.8. Op grond van de conclusies van de deskundige is de kantonrechter dan ook van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat er een relatie bestaat tussen de door [ eiseres ] ervaren klachten en het werk dat zij heeft verricht toen zij bij Maas in dienst was.

2.9. Maas stelt dat, ook als tot dit oordeel moet worden gekomen, zij niet aansprakelijk is voor de gestelde schade, omdat zij haar zorgplicht jegens [ eiseres ] onverkort heeft nageleefd. De kantonrechter volgt haar daarin niet en overweegt daartoe het volgende.

2.10. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever kan aantonen dat hij de in lid 1 van dat artikel omschreven verplichting is nagekomen. Die verplichting houdt in de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee de werknemer de arbeid moet verrichten op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. In dit geval verwijst Maas wat betreft de naleving van deze verplichting naar uitgevoerde taakrisicoanalyses, gegeven werkinstructies, gegeven toolboxes, een gegeven (barista)cursus en periodiek uitgevoerde RI&E's, waaruit volgens Maas volgt dat zij veel aandacht besteedt aan de risico's verbonden aan het werk, en het uitgevoerde werkplekonderzoek en het opvolgen van de daaruit voortgekomen adviezen. Van de taakrisicoanalyses, RI&E's en toolboxes heeft Maas voorbeelden in het geding gebracht. [ eiseres ] betwist dat de taakrisicoanalyses, RI&E's en toolboxes betrekking hebben op het werk bij de Micaffe locatie waar zij werkzaam was. De kantonrechter is van oordeel dat dat inderdaad niet kan worden afgeleid uit de overgelegde stukken. Deze lijken betrekking te hebben, zoals [ eiseres ] aanvoert, op het plaatsen en onderhouden van koffiemachines bij grote bedrijven en niet op het bedienen van koffiemachines bij de verkoop van dranken. Dat er een cursus is gegeven gericht op het veilig werken met de koffiemachine en het voorkomen van klachten, betwist [ eiseres ] ook. Volgens haar hield de baristacursus met name in het krijgen van tips over het goed bereiden van de verschillende recepturen en het bedienen van de machine. Nu Maas hier verder niet meer op is ingegaan en ook niet heeft betwist dat P. Besharaty, die de cursus gaf, geen arbotechnische kennis is huis had, heeft Maas gelet op de betwisting daarvan door [ eiseres ], onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij (mede) met bedoelde cursus haar zorgplicht is nagekomen. Dan resteert nog het werkplekonderzoek dat naar aanleiding van klachten van [ eiseres ] heeft plaatsgevonden. Maas heeft dat onderzoek naar het oordeel van de kantonrechter terecht laten uitvoeren gelet op de op haar rustende zorgplicht. Vast staat wel dat niet alle adviezen door Maas zijn opgevolgd, terwijl met name de geadviseerde voetpomp voor de bediening van het stoompijpje en het tamping station een deel van de repeterende handelingen had kunnen wegnemen. Gelet op dit laatste, acht de kantonrechter alleen het laten uitvoeren van een werkplekonderzoek onvoldoende om daaruit te concluderen dat Maas aan haar zorgplicht heeft voldaan.

2.11. Maas heeft gelet op het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter dan ook onvoldoende aangetoond dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan en is daarmee aansprakelijk voor de schade die [ eiseres ] heeft geleden en lijdt als gevolg van de uitoefening van haar werkzaamheden bij Maas. De vordering om Maas te veroordelen tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zal daarom worden toegewezen.

2.12. [ eiseres ] vordert een bedrag van € 10.000,00 als voorschot op de in de schadestaatprocedure te bepalen schade en stelt daartoe dat haar schade bestaat uit immateriële en materiële schade, waaronder verlies aan verdienvermogen, pensioenschade en medische kosten. Maas betwist dat er aanleiding bestaat een voorschot toe te wijzen, waarbij zij aanvoert dat de behoefte daaraan summier is onderbouwd, het verlies aan verdienvermogen en pensioenschade beperkt is en het de vraag is of alle gemaakte medische kosten nodig waren. Van de medische kosten tot nu toe heeft [ eiseres ] een overzicht overgelegd, waaruit volgt dat de tot nu toe gemaakte en niet vergoede medische kosten rond € 1.000,- liggen. Partijen kunnen over de vraag of al die kosten als schade als gevolg van de uitoefening van de werkzaamheden moeten worden aangemerkt, in debat gaan in de schadestaatprocedure, maar gelet op de te respecteren wens van [ eiseres ] om alles aan te grijpen om haar fysieke klachten te verhelpen, zal niet te snel moeten worden geoordeeld dat een behandeling van de hier aan de orde zijnde klachten van [ eiseres ] onnodig was en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter stelt verder vast dat [ eiseres ] onweersproken heeft gesteld dat zij per 24 februari 2020 een WIA-uitkering ontvangt op grond van 80-100% arbeidsongeschiktheid en per 1 januari 2023 op grond van 60,63% arbeidsongeschiktheid. Een specificatie van wat dit betekent aan verlies aan inkomen per maand tot nu toe is niet gegeven. Dat er hierdoor, zeker nu dit al wat jaren voortduurt, in ieder geval sprake zal zijn van verlies aan verdienvermogen van enige omvang neemt de kantonrechter wel aan. Dat er, zoals Maas heeft aangevoerd, sprake is van een stijgende lijn in de gezondheid van [ eiseres ] doet in ieder geval niet af aan de reeds geleden schade. Gezien de reeds gemaakte medische kosten en de omstandigheid dat sprake is van verlies aan verdienvermogen, bestaat er voldoende aanleiding voor het toekennen van een voorschot. Nu aan Maas moet worden toegegeven dat de hoogte van de schade maar beperkt is onderbouwd, stelt de kantonrechter het voorschot naar redelijkheid en billijkheid vast op € 2.500,-.

Maas wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief de kosten van de deskundige en de nakosten) betalen. De proceskosten van [ eiseres ] worden
begroot op:
- kosten van de dagvaarding 132,42
- griffierecht € 244,00
- kosten deskundige € 4.833,95
- salaris gemachtigde € 847,50 (2,5 punten x € 339,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.192,87

3.  De beslissing

De kantonrechter:

3.1. veroordeelt Maas tot vergoeding van alle geleden en te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de omstandigheden waaronder [ eiseres ] bij Maas heeft moeten werken van 2015 tot en met 2017, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.2. veroordeelt Maas tot betaling aan [ eiseres ] van een voorschot onder algemene titel van € 2.500,- binnen twee weken na de uitspraak van dit vonnis;

3.3. veroordeelt Maas in de proceskosten van € 6.192,87, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Maas niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, kantonrechter, en op 25 maart 2025 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier. 


Met dank aan mw. mr. Dianne Abeln, Abeln Bron Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBNNE-250325