RBDHA 280525-02
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBDHA-280525-02
beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer/rekestnummer: C/09/677740/HA RK 24-675
Beschikking van 28 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker],
hierna te noemen: [verzoeker].
verzoeker.
advocaat mr. G.J. Knotter te Utrecht,
tegen
1. STICHTING HAGAZIEKENHUIS (voorheen Stichting Langeland Ziekenhuis) te Den Haag,
hierna te noemen: HagaZiekenhuis,
2. ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRAMED BA te Zoetermeer.
hierna te noemen: Centramed.
verweersters.
advocaat mr. M.L. Jinkes de Jong te Zoetermeer.
1. De procedure
1.1. [verzoeker] heeft op 9 december 2024 een verzoekschrift ingediend tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek, met producties I tot en met 4. Bij brief van 13 januari 2025 heeft [verzoeker] de processtukken in de eerdere deelgeschilprocedures tussen partijen ingediend (genummerd 1 tot en met 6).
1.2. Vervolgens heeft de rechtbank de brief van 1 april 2025, met als bijlage een medisch advies met een declaratie, van [verzoeker] ontvangen.
1.3. Op 10 april 2025 hebben verweersters een verweerschrift ingediend, met producties 1 tot en met 3.
1.4. Op 17 april 2025 heeft een gecombineerde mondelinge behandeling plaatsgevonden van zowel de onderhavige zaak als de zaak bekend onder zaaknummer C/09/676968 en rekestnummer HA RK 24-649. Hierbij zijn verschenen:
- de heer [verzoeker], bijgestaan door mr. Knotter voornoemd:
- mevrouw J. Peter (jurist) namens HagaZiekenhuis, bijgestaan door mr. Jinkes de Jong voornoemd.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.5. Op 1 mei 2025 is de bereidverklaring van de te benoemen deskundige, met een opgave van het voorschot, ingekomen. Vervolgens heeft mr. Knotter de rechtbank op 9 mei 2025 per e-mail laten weten dat hij zich kan vinden in de begroting van de deskundige. Op 13 mei 2025 heeft mr. Jinkes de Jong de rechtbank per e-mail bericht dat verweersters geen bezwaar hebben tegen het voorstel van dr. Bartels.
1.6. Ten slotte is een datum voor het geven van een beschikking bepaald. In voormelde zaak met zaaknummer C/09/676968 en rekestnummer HA RK 24-649 zal bij afzonderlijke beschikking worden beslist op 28 mei 2025.
2. De feiten
2.1. [verzoeker] is tussen oktober 2009 en oktober 2010 en in de periode van augustus 2015 tot en met januari 2016 bij neurologen van het Langeland Ziekenhuis (nu: HagaZiekenhuis) onder behandeling geweest vanwege neurologische klachten. Zijn klachten zijn daarbij gediagnosticeerd als myelitus transversa (een ontsteking van het ruggenmerg) ter hoogte van wervel C2 en zijn als zodanig behandeld.
2.2. Eind 2018 heeft [verzoeker] vanwege aanhoudende klachten de neurologische polikliniek van het Groene Hart Ziekenhuis geconsulteerd. [verzoeker] is daar doorverwezen naar de neurochirurg in verband met een geconstateerde myelopathie (een beschadiging van het ruggenmerg) in verband met een aangeboren vernauwing van het wervelkanaal. Op 15 januari 2019 is [verzoeker] geopereerd op de afdeling neurochirurgie van het HagaZiekenhuis. Daarbij is de vernauwing opgeheven en zijn de nekwervels C2 en C3 gefixeerd.
2.3. Na de operatie is [verzoeker] last blijven houden van klachten. [verzoeker] heeft zich ор het standpunt gesteld dat Langeland Ziekenhuis aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt en heeft geleden doordat de behandelend artsen van Langeland Ziekenhuis verwijtbaar hebben gehandeld door niet de juiste diagnose te stellen. Centramed, de
aansprakelijkheidsverzekeraar van Langeland Ziekenhuis (en van HagaZiekenhuis), heeft aansprakelijkheid afgewezen.
2.4. Bij beschikking van 17 maart 2022 heeft deze rechtbank in de procedure voorlopig deskundigenbericht kort gezegd een onderzoek bevolen door neuroloog dr. W.I.M. Verhagen. Het verzoekschrift waarmee [verzoeker] die procedure heeft ingeleid bevatte ook een verzoek in deelgeschil. [verzoeker] heeft dat deel van zijn verzoek tijdens de mondelinge behandeling van die beide verzoeken ingetrokken.
2.5. Bij beschikking van 18 september 2023 heeft deze rechtbank:
1. voor recht verklaard dat Langeland Ziekenhuis (nu: HagaZiekenhuis) aansprakelijk is voor de schade van [verzoeker] als gevolg van de gemiste diagnose (cervicale myelopathie);
2. Langeland Ziekenhuis en Centramed hoofdelijk veroordeeld om aan [verzoeker] te betalen:
- € 7.500 als voorschot op de materiële en immateriële schade;
- € 4.200,52 in verband met het door [verzoeker] betaalde voorschot op de kosten van de deskundige:
- € 3.547 in verband met de kosten van het (eerste) deelgeschil:
- € 10.000 als voorschot op de buitengerechtelijke kosten:
3. de kosten van het deelgeschil begroot en Langeland Ziekenhuis en Centramed hoofdelijk veroordeeld om die kosten aan [verzoeker] te betalen:
4. het meer of anders verzochte afgewezen.
De rechtbank heeft in deze beschikking overwogen dat onduidelijk is welke schade [verzoeker] precies lijdt door de tekortkoming van het ziekenhuis. De rechtbank heeft partijen dringend in overweging gegeven daarover snel met elkaar in gesprek te gaan.
2.6. Hierna heeft overleg plaatsgevonden tussen de advocaten van partijen over het causaal verband tussen de gemiste diagnose en de door [verzoeker] gestelde schade. Partijen zijn er niet in geslaagd om een minnelijke regeling te treffen. Zij zijn het er wel over eens dat nader medisch onderzoek door een neurochirurg geïndiceerd is.
2.7. [verzoeker] heeft vervolgens medisch advies ingewonnen bij SMAS specialistisch medisch advies slachtoffers. Op 10 september 2024 heeft neuroloog prof. dr. J.A. Grotenhuis (hierna: Grotenhuis) advies uitgebracht. Uit dat advies volgt dat een neurochirurgische expertise noodzakelijk is om opheldering te krijgen over de tussen partijen bestaande discussiepunten. Grotenhuis adviseert een neurochirurg met aandachtsgebied cervicale wervelkolomaandoeningen, waarbij hij denkt aan prof. dr. Bartels (Radboudume). dr. Vleggeert-Lankamp (LUMC) en prof. dr. Van Santbrink (Maastricht UMC). Verder staat in het advies dat het voor een neurologische expertise zeker van belang zał zijn om te beschikken over alle medische gegevens uit de periode 2010-2016. ook die gegevens waarvan men misschien op voorhand denkt dat er geen samenhang is met de vraagstelling.
2.8. [verzoeker] heeft het advies van Grotenhuis bij brief van 1 oktober 2024 aan de advocaat van verweersters toegestuurd en voorgesteld om als deskundige dr. V in te schakelen. Verder heeft [verzoeker] aanvullende medische informatie verstrekt. Verweersters hebben niet gereageerd op het voorstel om dr. V als deskundige in te schakelen.
3. Het geschil
3.1. Het verzoek ex artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) strekt tot het benoemen van dr. V. verbonden aan het LUMC. tot deskundige met het verzoek tot het verrichten van een medische expertise bij [verzoeker]. zulks op nader te bepalen vraagstelling en tevens op kosten van verweersters.
3.2. Aan zijn verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek legt [verzoeker] het volgende ten grondslag. Partijen zijn het er met elkaar over eens dat nader medisch onderzoek geïndiceerd is om meer duidelijkheid te krijgen over de vraag of het letsel ook zou zijn ontstaan als omstreeks 2010, dan wel omstreeks 2016, wel de juiste diagnose zou zijn gesteld, of dit het letsel had voorkomen dan wel (in tijd) beperkt en hoe in die (fictieve) situatie het beloop zou zijn geweest. Verweersters hebben niet gereageerd op de vraag van [verzoeker] of zij instemmen met benoeming van dr. V. als deskundige, zodat [verzoeker] genoodzaakt is om een voorlopig deskundigenbericht te verzoeken. Aan de hand van het deskundigenrapport zal vervolgens kunnen worden vastgesteld of er een causaal verband bestaat tussen de gemiste diagnose en de geuite klachten.
3.3. Verweersters voeren geen verweer tegen het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Wel maken zij bezwaar tegen de door [verzoeker] voorgestelde deskundige en vraagstelling en stellen een alternatieve deskundige en vraagstelling voor. Verder verzoeken verweersters de rechtbank om [verzoeker] te bevelen voorafgaand aan benoeming van een deskundige de informatie genoemd in randnummers 27 en 28 van het verweerschrift in te brengen.
3.4. Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.Tussen partijen is in geschil welke deskundige moet worden benoemd, welke vraagstelling aan de deskundige moet worden voorgelegd en of [verzoeker] aanvullende medische informatie moet overleggen. Gelet hierop heeft [verzoeker] voldoende belang bij een voorlopig deskundigenbericht in de zin van artikel 202 Rv. Het verzoek van [verzoeker] tot het benoemen van een deskundige is naar het oordeel van de rechtbank ter zake dienend, voldoende concreet en ziet op feiten die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] zal worden toegewezen.
De persoon van de deskundige
4.2. Partijen zijn het tijdens de mondelinge behandeling eens geworden over de benoeming van neuroloog prof. dr. R.H.M.A. Bartels als deskundige. Deze deskundige heeft de rechtbank bij e-mail van 1 mei 2025 laten weten bereid en in staat te zijn om in deze zaak als deskundige op te treden. De rechtbank zal prof. dr. R.H.M.A. Bartels daarom als deskundige benoemen.
De vraagstelling
4.3. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het eens geworden over de vraagstelling. De rechtbank zal de volgende vragen ter beantwoording aan de deskundige voorleggen:
1. Beschikt u over voldoende gegevens om de casus te beoordelen? Indien informatie ontbreekt, wilt u dan benoemen welke informatie u nog nodig hebt voor uw oordeelsvorming?
2. Wilt u op basis van het medisch dossier, beschikbaar beeldmateriaal en overige stukken een chronologische beschrijving geven van het ziektebeloop?
3. Op welk moment ontstaat er een operatie indicatie binnen een situatie als deze bij het gepresenteerde klachtenpatroon (eventueel uit te splitsen in scenario`s)?
4. Kunt u aangeven wat het onzorgvuldig handelen voor gevolgen heeft gehad op het ziektebeloop, het behandelingsresultaat en de prognose? Wilt u uw overwegingen zo duidelijk en uitvoerig mogelijk weergeven?
5. Welke beperkingen ondervindt betrokkene in het dagelijks leven?
6. Welke beperkingen zouden er zijn geweest bij een wél medisch zorgvuldige
behandeling? Wat zijn de extra gevolgen van het niet medisch zorgvuldig handelen?
7. Hoe hoog schat u het percentage blijvende invaliditeit, rekening houdend met de AMA-Guide (laatste editie)?
8. Hoe hoog zou dit percentage zijn geweest bij een wél medisch zorgvuldige behandeling?
9. Is er een (medische) eindtoestand? Zo nee, is er een toename te verwachten van het huidige functieverlies en beperkingen in het dagelijks leven? Is betrokkene uitbehandeld, of heeft u nog medische suggesties?
10. Heeft u nog opmerkingen die voor deze casus van belang kunnen zijn?
Nadere medische informatie ten behoeve van het onderzoek
4.4. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] toegezegd de informatie genoemd in randnummers 27 en 28 van het verweerschrift aan te zullen leveren aan de deskundige voordat de deskundige aan zijn opdracht begint. Het gaat om de volgende stukken:
- het gehele dossier van de bedrijfsarts/arbodienst en het dossier van het UWV (de medische onderzoeksverslagen en arbeidsdeskundige rapporten) vanaf 2009/2010 tot heden:
- de aanvullende CT-CWK en een plan van HagaZiekenhuis (waarnaar wordt verwezen in de brief van 13 december 2018 van neurochirurg Van der Gaag).
Het voorschot op de kosten van de deskundige
4.5. Het voorschot op de kosten van de deskundige moet op grond van de hoofdregel van artikel 195 Rv door de verzoekende partij worden betaald. Nu de aansprakelijkheid van HagaZiekenhuis in deze zaak vast staat, ziet de rechtbank aanleiding om een uitzondering op deze hoofdregel te maken. Dit voorschot zal daarom door HagaZiekenhuis moeten worden betaald.
Slotopmerkingen
4.6. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan. dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.7. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, moet zij daarvan een kopie aan de wederpartij verstrekken.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. beveelt een neurologisch onderzoek door de volgende deskundige:
prof. dr. R.H.M.A. Bartels
Hoofd afdeling Neurochirurgie Radboudumc
Geert Grooteplein-Zuid 10
6525 GA Nijmegen
e-mailadres: XXXX@radboudumc.nl
5.2. bepaalt dat aan de deskundige de vraagstelling zoals weergegeven onder 4.3 ter beantwoording zal worden voorgelegd;
het voorschot
5.3. stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.000 inclusief btw;
5.4. bepaalt dat HagaZiekenhuis het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
5.5. draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot:
het onderzoek
5.6. bepaalt dat [verzoeker] zijn procesdossier, aangevuld met de onder 4.4 genoemde medische gegevens, in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen;
5.7. bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats:
5.8 wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie) en deze in acht dient te nemen;
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen;
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn:
5.9. bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek:
het schriftelijk rapport
5.10. draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
5.1. wijst de deskundige er op:
- dat uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd:
- dat de deskundige [verzoeker] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en. indien [verzoeker] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoeker] (eventueel in een gesloten envelop via zijn advocaat) moet toesturen en [verzoeker] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [verzoeker] zich van commentaar op het concept moet onthouden):
- dat. indien [verzoeker] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen:
- dat, indien [verzoeker] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan (de advocaten van) partijen moet toezenden:
5.12. bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
5.13. bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan partijen en aan de deskundige zal zenden:
5.14. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
Met dank aan dhr mr. Govert Jan Knotter, Wout van Veen Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBDHA-280525-02