RBGEL 090725
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: letselschademagazine.nl/2025/RBGEL-090725
Vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/428528/HA ZA 23-520
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[Eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eisende partij,
hierna te noemen: [Eiser],
advocaat: mr. S.B.W. du Plessis te 's Heerenberg.
tegen
1. [Gedaagde 1],
wonende te [woonplaats gedaagde 1],
2. [GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Gouda,
gedaagde partijen,
hierna te noemen afzonderlijk [Gedaagde 1] en Goudse en samen [Gedaagden],
advocaat: mr. D.A.J. Hulsbergen te 's Gravenhage.
1. Samenvatting van de zaak
1.1. Op 27 maart 2022 is eiser, rijdend op zijn motor, in contact gekomen met een door [Gedaagde 1] bestuurde auto. Eiser stelt dat [Gedaagde 1] aansprakelijk is voor zijn (letsel)schade door het ongeval omdat [Gedaagde 1] hem heeft aangereden. Volgens [Gedaagde 1] heeft eiser juist hem aangereden. Voor het geval [Gedaagde 1] aansprakelijk wordt geacht, doen [Gedaagden] (waarbij Goudse WAM-verzekeraar is van de auto) een beroep op eigen schuld van eiser, waardoor eiser een deel van de schade zelf moet betalen.
De rechtbank stelt vast dat [Gedaagde 1] eiser heeft aangereden en niet andersom. Ook heeft eiser voldoende gesteld dat hij door de aanrijding in disbalans raakte en zijn linkervoet aan de grond moest zetten, waardoor hij voetletsel opliep en schade lijdt. De rechtbank beslist dat [Gedaagde 1] aansprakelijk is jegens eiser voor het ongeval. De rechtbank beslist ook dat eiser geen eigen schuld heeft aan het ongeval. [Gedaagde 1] en Goudse zijn (hoofdelijk) gehouden om de volledige schade van eiser door het ongeval te vergoeden.
2. De procedure
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 maart 2024,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 november 2024,
- de akte overlegging aanvullende productie 12 van eiser van 18 december 2024,
- de akte uitlating na enquête van [Gedaagden] van 15 januari 2025.
2.2. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1. Op 27 maart 2022 is [Eiser] een verkeersongeval overkomen. [Eiser] reed op zijn motor achter zijn twee vrienden, [Getuige 1] (hierna: [Getuige 1]) en [Getuige 2] (hierna: [Getuige 2]) die ieder op een eigen motor reden. [Eiser] reed in Didam over de Ruigenhoek en nam op een rotonde de eerste afslag naar de Bievanckweg, toen hij in aanraking kwam met een door [Gedaagde 1] bestuurde auto. [Eiser] is tot stilstand gekomen en [Gedaagde 1] is doorgereden. De auto van [Gedaagde 1] (een blauwe Citroën) was ten tijde van het ongeval in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij Goudse.
3.2. In het door de politie opgestelde proces-verbaal staat dat op 11 april 2022 een onderzoek is ingesteld door de dienst Verkeersongevallenanalyse (VOA) van de politie en dat van dit onderzoek een afzonderlijk proces-verbaal wordt gemaakt. Onder het kopje *vermoedelijke toedracht staat in het proces-verbaal van de politie - voor zover hier van belang - het volgende:
"Vermoedelijke toedracht
Tijdens een mogelijke inhaalmanoevre ontstaat er een aanrijding tussen beide voertuigen. Niet vast is komen te staan, welke voertuig het andere voertuig raakte. Er is alleen vast komen te staan dat de Citroen de motorrijder inhaalde.
(...)"
3.3. Het proces-verbaal van aangifte bevat een verklaring van [Eiser] afgelegd op 31 maart 2022 die voor zover hier van belang, als volgt luidt:
"Op zondag 27 maart 2022 was ik samen met twee vrienden gaan motorrijden. Ik reed met mijn Ducati (...) motorfiets (...). Ik reed samen met [Getuige 1] en [Getuige 2]. [Getuige 1] en [Getuige 2] reden beide ook op een Ducati. (...)
Omstreeks 15:35 uur reden wij op de Hengelderweg te Didam. Vervolgens sloegen wij op de kruising Hengelderweg met de Ruigenhoek linksaf en reden wij de Ruigenhoek op. De Ruigenhoek betreft een zestig kilometer weg. Wij reden met z'n drieën achter elkaar. [Getuige 1] reed voorop achter [getuige 1] reed [Getuige 2]. Daarachter reed ik met mijn Ducati.
Het verkeersbeeld was naar mijn ziens rustig.
Toen ik aan kam rijden bij de rotonde Ruigenhoek (...) viel mij een blauw kleurige auto op (...). Deze auto reed ergens links van mij. Ik reed vervolgens de rotonde op en kwam waarschijnlijk voor deze blauwe auto te rijden. Ik vermoed dat hij vervolgens achter mij aan is gereden over de Ruigenhoek in de richting van de Bievankweg.
Aan het eind van de Ruigenhoek bevindt zich een rotonde. De eerste afslag vanaf de Ruigenhoek betreft de Bievankweg richting de A18. Toen wij aankwamen rijden bij deze rotonde zag ik dat de rotonde vrij was van verkeer en reden wij op gepaste snelheid zonder te stoppen de rotonde op. Hier namen wij vervolgens de eerste afslag, rechtsaf. reden wij de Bievankweg op in de richting van de A18. Vervolgens werd ik kort na het verlaten van de rotonde ingehaald door een blauw kleurige auto, vermoedelijk diezelfde blauw kleurige auto die ik eerder waargenomen had. Ik vermoed dat deze over het puntstuk is gereden om mij in te halen. Op een gegeven moment, kort na het verlaten van de rotonde, voelde ik een klap aan de linkerzijde van mijn lichaam tegen mijn schouder, arm en been. Ik keek gelijk naar links en zag vervolgens een blauwe auto voorbij rijden. Dit betrof de auto die mij geraakt had. Direct na de aanrijding voelde ik dat de motor in onbalans raakte. Ik zette uiteindelijk mijn linker voet aan de grond om dit te corrigeren. Ik kwam tot stilstand op de tegengestelde rijstrook voor tegemoet komend verkeer. Ik zag daarbij dat het tegemoet komende verkeer stil was gaan staan. Kennelijk zagen zij het gebeuren. Hier is ook een getuige uit gekomen (...) genaamd (...) [Getuige 3]. Hij vertelde mij dat hij het voertuig kort voor de aanrijding dicht achterop mijn motor zag rijden en asociaal rijgedrag vertoonde.
Nadat ik tot stilstand kwam met mijn motor probeerde ik verder te rijden. Ik merkte dat ik pijn had aan mijn linker voet. Ik merkte dat ik niet meer op mijn voet kon staan. Ik stapte van mijn motor af en [Getuige 1] had deze aan de kant van de weg gezet ter hoogte van een bruggetje. Vervolgens stapte ik bij [Getuige 3] [Getuige 3] in zijn voertuig en hij bracht mij naar huis.
Diezelfde middag op zondag 27 maart 2022 nadat ik thuis was afgezet, werd ik door een vriend naar het Slingeland ziekenhuis in Doetinchem gebracht. Hier bleek dat de botjes in de wreef van mijn linker voet verbrijzeld waren. Mogelijk moet ik hieraan geopereerd worden. (...)
Daarnaast heb ik schade aan mijn motorfiets. Dit betreft een beschadiging op het linker handvat aan de linkerzijde van mijn stuur. Daarnaast is tevens aan de linker zijde van mijn motorfiets mijn schakelhendel krom. Deze schade is ontstaan door het ongeval.
(...)"
3.4. Het door de politie opgestelde proces-verbaal van getuigenverhoor van [Getuige 3] (hierna: [Getuige 3]) van 5 april 2022 luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
"(...) Die dag kwam ik met mijn bedrijfsauto (...) de afrit A 18 af. Ik reed vervolgens de openbare weg Bievankweg op richting Didam.
Gekomen bij de 2e rontonde nabij Didam zag ik drie motorrijders mij tegemoet komen rijden. Deze motorrijders kwamen vanuit mijn positie gezien van links en reden de rotonde op en sloegen direct rechtsaf en reden vervolgens in de richting van de A18.
Kort achter deze drie motorrijders zag ik een kleine blauwe personenauto rijden. Het viel mij op dat deze blauwe personenauto zeer kort achter de laatste motorrijder reed. De linker wielen van deze blauwe personenauto reden over de verdrijvingsvlakken en het leek alsof de blauwe personenauto de motorrijder dat voor hem reed wilde inhalen.
Nadat ik dit had gezien naderde ik ook de rotonde en passeerde de drie motorrijders en de blauwe personenauto mij. Zij reden dus richting de A18. Omdat ik het gevoel had dat er iets ging gebeuren bleef ik via mijn linker buitenspiegel de motorrijders en de blauwe personenauto volgen. (.....)
Vervolgens zag ik dat de motorrijder die als laatste reed een zwieper maakte naar links. Het leek alsof de blauwe personenauto deze motorrijder had aangereden. Ik heb de botsing niet gezien. Ik zag dat de motorrijder zijn linkervoet op de witte belijning plaatste dat direct na de rotonde is gelegen. De motorrijder plaatse zijn voet op de rijbaan om kennelijk zijn evenwicht te bewaren. want anders wij hij zeker onderuit gegaan.
Toen dit gebeurde zag ik via de linker buitenspiegel dat de blauwe personenauto rechts naast de motorrijder reed. Vermoedelijk door de botsing is de motorrijder naar links gereden, waarop kennelijk de bestuurder van de blauwe personenauto kans zag de motorrijder rechts te passeren. Op dat moment verloor ik de motorrijder(s) en de blauwe personenauto uit het oog, omdat ik de rotonde opreed. Omdat ik het vermoeden kreeg dat de motorrijder zou vallen heb ik de rotonde in zijn geheel genomen en ben ik naar de motorrijder gereden. (...)
Ik zag dat de motorrijder in shock was. (...) De motorrijder zei tegen mij dat het niet goed was met zijn linkervoet. (...) Ook vertelde hij dat een beugel van zijn motorfiets was beschadigd.
De andere twee motorrijders waren doorgereden, maar de bestuurder van de motor kon via zijn helmset zijn maten terugroepen. (.....) Toen zij bij ons stonden vertelden wij hen wat er was gebeurd. waarna een motorrijder nog opzoek is gegaan naar de blauwe personenauto. (...) De motorrijder die is aangereden is genaamd (...) [Eiser]. Ik heb hem naar huis gebracht.
(...)"
3.5.
Het door de politie opgestelde proces-verbaal van getuigenverhoor van [Getuige 1] van 6 april 2022 luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
"Ik was die dag samen met twee vrienden aan het motorrijden. Mijn vrienden zijn genaamd [Eiser] en [Getuige 2] (...).
(...) Ik reed voorop en daarachter reed [Getuige 2] en [Eiser]reed als laatste. Tussen [Getuige 2] en mij zat ongeveer 20 meter en [Eiser] reed ongeveer 80 meter achter mij. We reden heel rustig. We waren echt aan het toeren.
Ik bestuurde een rode Ducati (...). [Getuige 2] reed ook op een rode Ducati (...). [Eiser] bestuurde ook een rode ducati (.....).
Gekomen bij de rotonde Randweg Zuid / Bievankweg sloegen wij rechtsaf (...). Op de Bievankweg zijn twee rotondes gelegen en daar geldt een inhaalverbod. In de middenas van de Bievankweg ligt een door getrokkenstreep dat doorgetrokken is naar de volgende rotonde. Het is daar verboden in te halen. Toen ik op de Bievankweg reed was onze snelheid ongeveer 40 kilometer per uur.
Terwijl ik daar reed keek ik in de spiegel van mijn motorfiets. Ik zag [Getuige 2] achter mij rijden en bijna direct daarna zag ik een blauw kleurige personenauto op ongeveer 20 meter achter mij rijden. Het kan niet anders dan dat de bestuurder van de blauwe personenauto over de doorgetrokken streep is gereden. Ik zag dat de blauwe personenauto mij met hoge snelheid naderde. Ik zag dat de koplampen heel fel licht uitstraalden. (...) Gezien het rijgedrag van de blauwe personenauto maakte ik voor dit voertuig plaats. Ik reed helemaal naar rechts om de blauwe personenauto door te laten gaan. Zijn rijgedrag vond ik ronduit asociaal.
Ik zag dat de blauwe personenauto mij links passeerde. Tijdens het passeren zag ik een persoon achter het stuur zitten. (.....) Ik zag dat de man met zijn armen aan het zwaaien was. Ik had niet de indruk dat het zwaaien en/of gebaren naar mij gericht was. Ik had wel het gevoel dat ik aan de kant moest. Zijn rijgedrag leek wel of hij aan het dweilen was, waardoor ik het gevoel dus kreeg dat ik aan de kant moest.
Toen de blauwe personenauto mij passeerde zag ik dat de blauwe auto van het merk Citroen was. (...) Nadat de Citroen mij had ingehaald vervolgde de Citroen zijn weg (...). Er reden nog meer voertuigen voor de Citroen, maar hij kon daar niet inhalen i.v.m. gras in de middenberm. Ik zag wel dat de Citroen aan het drukken was achter het voertuig dat voor hem reed.
Toen de Citroen op de Bievankweg nog tussen de twee rotonden reed, hoorde ik [Getuige 2] via onze headset zeggen: "[Eiser] is gevallen". Hierop zei ik nog tegen [Getuige 2]: "Nee, dat kan helemaal niet". We reden als een opa. Hierop zei [Getuige 2]: "Nee. echt". Bij de tweede rotonde nam ik deze in zijn geheel en reed ik terug in richting van [Getuige 2]. Op de Bievankweg zag ik links van de weg [Eiser] staan. Achter [Eiser] stond een witte busje en ook [Getuige 2] zag ik bij [Eiser] staan. [Eiser] stond op één been.
Toen ik bij hen kwam staan hoorde ik [Getuige 2] zeggen dat de bestuurder van de blauwe Citroen [Eiser] had aangereden. [Getuige 2] vroeg of ik achter de Citroen aan wilde rijden. Dit deed ik (...)
[Eiser] heeft letsel aan zijn linker voet. De wreef van zijn linkervoet is verbrijzeld. (...)"
3.6.
[Gedaagde 1] is in bijzijn van zijn advocaat – gehoord door de politie. Het proces- verbaal van verhoor van 29 april 2022 luidt. voor zover hier relevant, als volgt (waarbij V staat voor verbalisant en A voor antwoord van [Gedaagde 1]):
"V: (...) Op 27 maart 2022 omstreeks 15:45 uur heeft er mogelijk een verkeersongeval plaatsgevonden aan de Bievankweg te Didam. (...) hierbij is een motorrijder zwaar gewond geraakt: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Ja, dat begon al bij een rotonde eerder. (...) Ik kwam uit de Dijksestraat te Didam. Ik ging de rotonde op om driekwart te gaan de Ruigenhoek op. Daar kwam meneer van rechts van de rotonde zeg maar.
(...)
A: Er waren 3 motorrijders en de twee voorste waren al links van de rotonde in de richting van Ruigenhoek (...). hij wou recht over. Daar op de rotonde moest ik al stoppen voor hem. Ik stond stil bijna op de rotonde, de motorrijder nam voorrang.
(...)
A: Vervolgens ben ik links afgeslagen op de rotonde achter de motorrijders aan. De volgende rotonde aangekomen moest hij stoppen voor een auto en de andere twee motoren konden rechts afslaan de kant wie wij ook op wilden. (...) Bij de rotonde dacht ik dat hij wilde stoppen rechts van de rotonde. Ik stond op dat moment wachtend voor de rotonde links naast de motorrijder. We stonden allebei nog voor de rotonde stil. Ik weet niet of ik helemaal tot stilstand ben gekomen, maar ik dacht dat de motorrijder daar wilde stoppen rechts van de rotonde om te vragen hoe of wat vanwege dat hij mij geen voorrang had verleend. Ik dacht dat hij de confrontatie op zocht. Ik heb helemaal niet stilgestaan bij hem op dat moment en ben rechtsaf gegaan. Op dat moment zie ik in de spiegel iets gebeuren en zie iets met een hand. Iets van een slaande beweging ofzo. Ik hoorde tegelijkertijd ook iets tegen mijn auto aan.
V: en toen?
A: Je schrikt een beetje ik dacht dat hij tegen mij auto aan sloeg. Ik keek in mijn spiegel wat er met hem gebeurde en ik zie hem de motor corrigeren. Ik keek in mijn binnenspiegel en daarna mijn rechter buitenspiegel. Daarna corrigeerde de motorrijder zichzelf.
(...)
A: Ik zag hem slingeren en corrigeren en vervolgens zag ik dat hij hem rechts van de weg neerzette. (...)
V: en toen?
A: Ik zie hem rechts stoppen en ik zie een maatje van hem afremmen. Uiteindelijk zie ik 2 motorrijders rechts in mijn spiegel stilstaan rechts van de weg.
(...)
V: en toen?
A: Voor mij was het toen klaar, ik zag geen schade en zag beide motoren overeind staan. Zij waren met zijn drieën en had die slaande beweging gezien en had geen zin om met de 3 motorrijders op de vuist te gaan.
V: en toen?
A: niks, ik ben doorgereden. Ik zag de motorrijder staan en verwachtte niet dat er letsel was, voor mij was het klaar.
(...)
V: Waarom bent u niet gestopt nadat u een aanrijding heeft gehad.
A: Dat weet je toch, dat ik dacht dat ze op wat anders uit waren.
(...)
[opmerking verbalisant, toevoeging rechtbank]: Op 8 april 2022 is uw auto in beslag genomen voor sporenonderzoek. Op 11 april 2022 is hier sporenonderzoek aan verricht door de verkeers ongevallen analysedienst. Hierbij is een gedeelte van de conclusie:
Na onderzoek aan beide voertuigen en aan de kleding, zijn wij van mening dat beide voertuigen en de Ducati bestuurder, zeer waarschijnlijk met elkaar in contact gekomen. Uit ons onderzoek is tevens gebleken dat de Citroën bestuurder sneller reed dan de Ducati bestuurder. Op het moment dat de Citroën bestuurder besloot naar rechts te gaan, reed de Ducatie bestuurder rechts naast de Citroën bestuurder. Op het moment van contact kon de Citroën bestuurder. de Ducati bestuurder rechts naast hem in de bijrijdersportierraam zien en in de buitenspiegel. Gezien de schades / sporen lijkt het ons onwaarschijnlijk dat de Citroën bestuurder deze aanrijding niet heeft opgemerkt. Wat kunt u hierover verklaren?
A: Eigenlijk is het heel duidelijk toch. Ik rij voorruit en hij komt er rechts achterop en helemaal als ik sneller reed dan hem, dan zou ik hem passeren.
A: toch wel grappig dat ik met mijn citroen sneller ben dan een Ducati.
(...)"
3.7. Bij brief van 5 mei 2022 heeft [Eiser] Goudse in haar hoedanigheid van WAM- verzekeraar aansprakelijk gesteld voor de door [Eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade.
3.8. Bij e-mailbericht van 1 september 2022 heeft Goudse de aansprakelijkheid afgewezen omdat - samengevat - volgens Goudse op basis van de huidige stukken onvoldoende is komen vast te staan dat [Gedaagde 1] aansprakelijk is voor de aanrijding.
3.9. [Eiser] heeft op 11 november 2022 een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend bij deze rechtbank (zaaknummer C/05/411329 HA RK 22-196). Op 20 november 2024 heeft het voorlopig getuigenverhoor, na een aantal uitstelverzoeken, plaatsgevonden voorafgaand aan de mondelinge behandeling in deze procedure. Als getuigen zijn gehoord achtereenvolgens [Eiser], [Getuige 3], [Getuige 2], [Getuige 1] en [Gedaagde 1].
3.10. [Eiser] heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
"Op vragen van de rechtbank verklaart de getuige als volgt:
Op 27 maart 2022 reed ik op een rotonde af. Ik ging de rotonde weer af. Toen ik die afging voelde ik een klap aan de linkerzijkant en ging ik slingeren. Ik zag een blauwe auto.
Bij de eerste rotonde kwam ik aangereden en ik zag een blauwe auto die leek op de auto van een vriendin van me. Ik reed de rotonde over, naar de tweede rotonde. Ik reed voor de blauwe auto. Daar ben ik rechtsaf geslagen. Ik ben gelijk de tweede rotonde opgereden, ik heb niet stil hoeven staan. Ik weet niet waar de blauwe auto was toen ik de tweede rotonde opreed. Ik zag die blauwe auto pas nadat ik de knal voelde. Na die knal slingerde ik. Ik werd geraakt aan mijn linkerkant. Op de schouder, elleboog en arm. En mijn stuur is ook geraakt. De auto bevond zich aan mijn linkerkant. Na de rotonde heb je een wit puntstuk en daar werd ik geraakt. Ik reed niet hard, ik ging vloeiend de rotonde op. Er was verkeer voor me. Daarmee bedoel ik de andere twee motoren. En toen voelde ik de knal en wist niet wat me overkwam. Toen ik slingerde was de blauwe auto alweer weg. Hij passeerde me links. Hij raakte me links en reed door. U vraagt me welke verkeersregels tussen de rotondes gelden. Het is een doorgaande weg. Je mag er niet inhalen. Je kan er niet eens inhalen.
Op vragen van mr. Du Plessis antwoordt de getuige als volgt:
Het witte puntstuk bevindt zich direct na de rotonde. Die zit aan de rotonde vast.
Op vragen van mr. Hulsbergen antwoordt de getuige als volgt:
Ik droeg handschoenen tijdens het incident.
(...)"
3.11. [Getuige 3] heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
"Op vragen van de rechtbank verklaart de getuige als volgt:
Het is al een tijd geleden. (...) Ik naderde de rotonde. Ik zag drie motorrijders aan komen rijden met een auto erachter die er behoorlijk dicht bovenop zat. Het was een blauwe auto. Ik dacht al dat er wat ging gebeuren omdat de auto zo zat te drukken. Ik ging de rotonde op en zag de eerste twee motorrijders de rotonde op gaan. De derde motorrijder zat daar direct achter. Ik zag de auto met twee banden over het middendeel van de rotonde op de rotonde rijden. Daarna verloor ik ze uit het oog. Rechts zag ik de auto rijden en links de motor. De motor maakte een slinger. De motorrijder reed midden op de rijbaan en de auto reed bij het opgaan van de rotonde links achter de motorrijder. Bij het verlaten van de rotonde reed de auto rechts naast de motor. Op de rotonde leek het of de auto wilde inhalen. Hij reed met twee banden op het middendeel van de rotonde. Hij reed er vlak achter, achter de motor. Op ongeveer nog geen halve meter afstand. Het kan ook een meter zijn. Ik reed verder op de rotonde. De motorrijders namen de eerste afslag op de rotonde. Ik verloor ze toen even uit het oog omdat ik de rotonde afging. Ik zou de rotonde driekwart rijden maar heb hem helemaal genomen omdat ik de motor zag slingeren. Ik zag geen contact tussen de auto en de motor. Ik weet niet waardoor de motor uit balans raakte. Dat heb ik niet gezien. Bij het verlaten van de rotonde zat de auto rechts van de motor. De motor zat links. Ik weet niet waar de motor is geraakt. Ik denk dat de auto de motor heeft gepasseerd, want hij reed door. Ik neem aan dat de auto rechts passeerde, maar ik weet het niet. Je mag niet direct na de rotonde inhalen. Voor de rotonde is een middenberm. Na de rotonde is een soort puntstuk die naar de rotonde toeloopt, zo`n wit vlak en kan je niet inhalen. Het is allemaal heel snel gegaan en het is lang geleden.
Op vragen van mr. Du Plessis antwoordt de getuige als volgt:
Met het woord verdrijvingsvlak in mijn verklaring bij de politie bedoel ik de buitenkring van de rotonde die iets hoger ligt. Het is een heuveltje. Ik weet niet meer hoe ik de motor en de auto heb gezien. Dat moet via het zijraam en de spiegel of mijn schouder zijn geweest, want ik heb een bestelbusje en kan niet door het achterraam kijken.
(...)"
3.12. [Getuige 2] heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, voor zover hier van belang. het volgende verklaard:
"Op vragen van de rechtbank verklaart de getuige als volgt:
Over het ongeval van 27 maart 2022 weet ik het volgende. Wij waren die dag aan het rijden met de motoren, ook de heer [Eiser] was daarbij. (...) We hebben een paar rotondes genomen. We reden relaxed door. Er was wat verkeer op de weg en we konden lekker doorrijden. (...) In de spiegel na de laatste rotonde zag ik het licht van de motor van [Eiser] [Eiser] slingeren. Ik had de rotonde al verlaten. (...) Toen zei ik tegen [Getuige 1]: [Eiser] heeft een aanrijding. Ik ben gekeerd op de weg. Of [Getuige 1] gedraaid is weet ik niet. (...) [Getuige 1] (...) is achter de blauwe auto aangegaan. Ik bleef bij [Eiser]. Ik heb de blauwe auto zelf niet gezien.
(...)"
3.13. [Getuige 1] heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, voor zover hier van belang. het volgende verklaard:
"Op vragen van de rechtbank verklaart de getuige als volgt:
Over het ongeval van 27 maart 2022 kan ik zeggen dat het een teleurstellende middag was en we geschrokken zijn. Er heeft een ongeval plaatsgevonden dat niet had hoeven gebeuren. Wij kwamen met z'n drieën aanrijden. Ik reed voorop en [Eiser] en [Getuige 2] reden achter mij. We kwamen van Zevenaar af. We kwamen een rotonde af en gingen naar de volgende rotonde. Ik ging rechts op de rotonde naar de volgende rotonde. [Getuige 2] volgde mij en toen [Eiser]. Ik was voorbij de rotonde en toen hoorde ik in mijn headset: [Eiser] is aangereden'. Ik keek in mijn spiegel en zag een blauwe Citroen C1 met blauwe koplampen hard mijn richting oprijden. Door de blauwe koplampen viel die auto me op. Hij kwam hard op me af en ik week rechts uit, wetende dat [Eiser] aangereden was. Maar dat drong niet tot me door. De auto reed over de dubbele streep. Het tegemoetkomend verkeer vanuit de A 18 richting Didam was druk. Er waren veel auto's. Dus ik ging rechts rijden en de man in de blauwe auto reed daar tussendoor over de dubbele streep. Ik keek links en zag de bestuurder van de auto druk gebaren met zijn armen. Ik heb de volgende rotonde helemaal genomen en ben teruggereden. Ik zag [Eiser] links van de weg staan. één been omhoog, zijn motor stond ernaast en [Getuige 2] stond erbij. Ik dacht: ik ga achter de auto aan. Ik heb niemand gesproken en heb het ongeval niet gezien. Ik wilde de blauwe auto achterna omdat [Getuige 2] me zei dat [Eiser] was aangereden en ik ervan overtuigd was dat het blauwe auto moest zijn geweest. Er was geen andere auto. (.....) Je mag 50 km/u op het stuk waar de aanrijding plaatsvond. Maar we reden rustig.
Op vragen van mr. Du Plessis antwoordt de getuige als volgt:
Op beide rotondes was het druk toen ik probeerde de blauwe auto in te halen of op te halen. Er was veel tegemoetkomend verkeer vanuit de A18. De eerste keer dat wij de rotonde waar het ongeval plaatsvond opreden, was het niet druk.
(...)
3.14. [Gedaagde 1] heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
"Op vragen van de rechtbank verklaart de getuige als volgt:
Ik sta achter het proces-verbaal. Ik sta achter die verklaring die ik heb afgelegd bij de politie twee jaar geleden. (...)
Ik heb één motorrijder gezien, niet meerdere. Die zag ik voor het eerst op de eerste rotonde. Toen kon ik niet verder rijden want de motorrijder ging bijna over mijn motorkap heen. Toen stond ik dus stil. Daarna ging de motorrijder rechtdoor. Ik moest die kant ook op. Ik ging dus achter hem aan. Toen bij de volgende rotonde stopte de motorrijder langs de kant en kwam ik langs hem stil te staan. Mijn weg ging rechtsaf. ik wilde daarheen. Ik had mijn knipperlicht uit. Ik sloeg rechtsaf, ik hoorde een klap aan mijn auto. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik de motorrijder slaande bewegingen maken naar mijn auto. Ik heb daarna de motorrijder niet gezien. Hij maakte een slingerende beweging en ging stilstaan naast de weg. Ik heb niet gezien of hij direct een slingerende beweging maakte. Ik was met mijn eigen weghelft bezig. Die slinger kan ik niet honderd procent zeker zeggen dat hij die maakte, ik heb het niet gezien. Hij raakte mijn auto. Ik zag hem stilstaan in mijn spiegel. Ik zag hem in mijn spiegel rijden naar de berm. Ik kon hem passeren omdat hij stilstond bij de rotonde. Hij stond rechts, ik links. Ik weet niet meer hoe ik de rotonde heb genomen. Met mijn vrachtwagen neem ik altijd het middenstuk mee van de rotonde, de verhoging. Maar op dat moment reed ik niet in de vrachtwagen, ik weet niet meer of ik de verhoging nam. Maar ook als je de verhoging meeneemt: er staat nergens dat dat niet mag. De klap voelde ik net na de rotonde. Ik zat toen voor de motorrijder. Hij wilde denk ik niet dat ik hem voorbij kwam. Ik hoorde iets tegen de auto aan en zag een vuist van de motorrijder. Het was vlak na de rotonde. Op dat moment zat ik voor hem. Hij zat rechts van mij. De klap was aan de rechterkant van de auto. Ik zat volledig voor hem. Ik ben de motorrijder links voorbij gegaan want hij stond rechts.
Op vragen van mr. Du Plessis antwoordt de getuige als volgt:
(...) U houdt mij voor wat ik heb verklaard bij de politie over stilstaan voor de tweede rotonde. Ik durf dat niet meer te zeggen, of we stapvoets reden of meer. Ik weet het niet meer. (...)
Op vragen van mr. Hulsbergen antwoordt de getuige als volgt:
U vraagt me of de auto schade heeft op de plek waar de heer [Eiser] een slaande beweging maakte. Dat klopt. de auto heeft op die plek een dikke deuk. Die zit er nu nog steeds. Ik heb geen geld om die eruit te laten halen. Die schade was nog niet aanwezig voorafgaand aan het incident met de heer [Eiser]. Ik denk dat die schade is ontstaan door de slaande beweging van de heer [Eiser]. Ik heb het niet gezien maar ik ga ervan uit.
(...)“
3.15. [Gedaagde 1] is strafrechtelijk vervolgd voor het ongeval. In de aantekening mondeling vonnis van 11 juli 2024 van de politierechter van deze rechtbank is ten aanzien van de ten laste gelegde overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) aan [Gedaagde 1] een geldboete opgelegd van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis. Ten aanzien van de ten laste gelegde overtreding van artikel 7 WVW is aan [Gedaagde 1] opgelegd een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en voorwaardelijk 2 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid met een proeftijd van 1 jaar. Verder is [Gedaagde 1] veroordeeld om als schadevergoeding te betalen aan [Eiser] een bedrag van € 4.955,08 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, plus wettelijke rente.
3.16. Partijen zijn ten aanzien van (verdere) vergoeding van schade door [Gedaagde 1] aan [Eiser] niet tot een regeling gekomen.
4. Het geschil
4.1. [Eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat [Gedaagde 1] en Goudse op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW en 6 WAM aansprakelijk is/zijn voor het ontstaan van het [Eiser] overkomen ongeval op 27 maart 2022.
2. voor recht verklaart dat [Gedaagde 1] en Goudse gehouden is/zijn de als gevolg van het
ongeval reeds geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade van [Eiser] aan hem te vergoeden.
3. [Gedaagde 1] en Goudse veroordeelt in de proceskosten.
4.2. [Eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [Gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld door hem aan te rijden waardoor hij uit balans raakte en zijn linkervoet aan de grond moest zetten, als gevolg waarvan hij letsel aan zijn linkervoet opliep. [Gedaagde 1] vertoonde roekeloos rijgedrag voorafgaand aan de aanrijding en heeft daarmee zijn medeweggebruikers in gevaar gebracht. [Gedaagde 1] maakte zich schuldig op de rotonde aan bumperkleven, reed met twee wielen over de (midden)verhoging van de rotonde in een poging [Eiser] in te halen op c.q. kort na de rotonde en heeft [Eiser] vervolgens aangereden. [Gedaagde 1] moet daarom de door [Eiser] geleden en nog te lijden schade vergoeden en Goudse dient als WAM-verzekeraar op grond van artikel 6 WAM die schade te vergoeden, aldus [Eiser].
4.3. [Gedaagde 1] c.s. voert aan dat de vorderingen van [Eiser] moeten worden afgewezen omdat [Eiser] niet heeft aangetoond dat door toedoen van [Gedaagde 1] een aanrijding is ontstaan. Als er al een aanrijding heeft plaatsgevonden, dan is sprake van eigen schuld van [Eiser]. [Eiser] is op de rotonde dicht naast [Gedaagde 1] komen rijden en heeft een slaande beweging naar de auto van [Gedaagde 1] gemaakt, waardoor hij zijn balans verloor maar niet ten val kwam. Daaraan voorafgaand had [Eiser] op een eerdere rotonde bijna een aanrijding veroorzaakt door ten onrechte [Gedaagde 1] geen voorrang te verlenen. [Gedaagde 1] dacht dat [Eiser] - die voor hem reed - bij de tweede rotonde verhaal wilde halen. Om een confrontatie te vermijden is [Gedaagde 1] [Eiser] gepasseerd en als eerste de tweede rotonde opgereden. [Eiser] is vervolgens rechts naast hem komen rijden en maakte slaande bewegingen. [Gedaagde 1] zag [Eiser] vervolgens slingeren maar zag dat hij niet viel, en is doorgereden. [Gedaagde 1] betwist - tot slot - dat [Eiser] (letsel)schade heeft geleden door de aanrijding.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna. voor zover nodig. nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Voor toewijzing van de vorderingen is onder meer vereist dat komt vast te staan dat in het handelen van [Gedaagde 1] een fout is gelegen op grond waarvoor hij (en ook Goudse als WAM-verzekeraar) aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade van [Eiser] door het ongeval. De rechtbank gaat voorbij aan de betwisting in de conclusie van antwoord dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden. Zowel bij de politie als de rechter-commissaris heeft [Gedaagde 1] verklaard dat (de motor van) [Eiser] zijn auto heeft geraakt en daarna een slingerende beweging heeft gemaakt, waarna [Eiser] heeft gecorrigeerd en tot stilstand is gekomen. Dit heeft [Gedaagde 1] ook erkend onder randnummer 5 sub h van zijn conclusie van antwoord. [Gedaagde 1] is bovendien strafrechtelijk veroordeeld voor (onder andere) doorrijden na een aanrijding (artikel 7 WVW). Aangezien partijen verschillende standpunten innemen over de toedracht van het ongeval, spitst het geschil zich erop toe of [Gedaagde 1] [Eiser] heeft aangereden dan wel andersom en of [Eiser] eigen schuld heeft aan het ongeval.
De toedracht van het ongeval
5.2. Over de toedracht van de aanrijding verklaren [Eiser] en [Gedaagde 1] verschillend. [Eiser] stelt dat [Gedaagde 1] hem heeft aangereden waardoor hij in disbalans raakte en zijn voet aan de grond moest zetten. [Gedaagde 1] voert aan – samengevat - dat [Eiser] op de eerste rotonde voorrang heeft genomen waarna [Gedaagde 1] naar hem toeterde, en dat [Eiser] bij de tweede rotonde vervolgens vermoedelijk "verhaal wilde halen en een slaande beweging naar de auto van [Gedaagde 1] heeft gemaakt, waardoor [Eiser] uit balans raakte en begon te slingeren.
5.3. Uit de verklaringen van de getuigen [Getuige 3], [Getuige 1] en [Getuige 2] blijkt dat geen van hen de botsing daadwerkelijk heeft zien gebeuren. Ook de politie is niet ter plaatse geweest na het ongeval. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat op basis van de overgelegde informatie en de verklaringen uit het voorlopig getuigenverhoor voldoende vaststaat dat [Gedaagde 1] [Eiser] heeft aangereden en niet andersom. De rechtbank kom tot dit oordeel op grond van het navolgende.
5.4. Uit het proces-verbaal blijkt dat de politie in de periode na het ongeval getuigen en partijen heeft gehoord en een VOA-analyse heeft gemaakt (zie rov. 3.2). Op basis daarvan concludeert de politie dat de Citroën (van [Gedaagde 1]) de motorrijder ([Eiser]) heeft ingehaald. De VOA-analyse is niet overgelegd in deze procedure, maar de conclusie daarvan is tijdens zijn verhoor aan [Gedaagde 1] voorgehouden (zie rov. 3.6) en niet is betwist dat dit een juiste weergave is van de conclusie van de VOA-analyse. Uit die conclusie blijkt – samengevat dat de voertuigen zeer waarschijnlijk met elkaar in contact zijn gekomen, dat de Citroën sneller reed dan de motor, dat de motor rechts naast hem reed toen [Gedaagde 1] besloot naar rechts te gaan, dat [Gedaagde 1] de motor naast zich had kunnen zien en dat de Citroën de aanrijding moet hebben opgemerkt.
5.5. Uit de (getuigen)verklaringen blijkt het volgende. [Eiser] verklaart dat [Gedaagde 1] over het puntstuk van de rotonde reed en hem kort na het verlaten van de rotonde inhaalde. waarna hij werd geraakt. Volgens [Getuige 3] zat de auto van [Gedaagde 1] kort achter de motorrijders, reed de auto met twee banden over het verdrijvingsvlak van de rotonde. leek het of de auto wilde inhalen en zat de auto bij het verlaten van de rotonde naast [Eiser]. [Gedaagde 1] heeft zelf verklaard dat hij achter de motorrijders reed, voor de rotonde links naast [Eiser] is gaan staan/rijden, rechtsaf is geslagen de rotonde af en de klap net na de rotonde voelde toen hij voor de motorrijder zat. De verklaring van [Getuige 3] ondersteunt de verklaring van [Eiser] dat [Eiser] kort na de inhaalmanoeuvre in disbalans raakte en slingerde. Ook [Getuige 2] heeft verklaard dat hij [Eiser] zag slingeren. [Gedaagde 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij [Eiser] zag slingeren na de aanrijding en tegenover de rechter-commissaris (ook) dat [Eiser] hem heeft geraakt en hij een klap voelde. [Getuige 3] en [Getuige 1] hebben verder verklaard dat volgens hen [Gedaagde 1] gevaarlijk rijgedrag vertoonde. [Getuige 3] heeft verklaard dat [Gedaagde 1] over het verdrijvingsvlak reed en bij [Eiser] zat te 'drukken'. Volgens [Getuige 1] reed [Gedaagde 1] asociaal en hard en kreeg [Getuige 1] het gevoel voor [Gedaagde 1] aan de kant te moeten gaan.
5.6. Uit het voorgaande blijkt dat [Gedaagde 1] gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond door naast [Eiser] te gaan rijden op of kort na de rotonde en hem vervolgens in te halen waar dat niet is toegestaan. [Gedaagde 1] bevond zich immers (volgens zijn eigen verklaring) eerst achter en vervolgens links naast [Eiser] voordat ze de rotonde opreden en volgens [Getuige 3] zat [Gedaagde 1] kort voor de rotonde achter [Eiser]. [Gedaagde 1], [Getuige 3] en [Eiser] hebben verklaard dat [Gedaagde 1] kort na de rotonde voor [Eiser] reed. Hierbij is [Gedaagde 1] over het puntstuk (volgens [Eiser]) c.q. het verdrijvingsvlak van de rotonde (volgens [Getuige 3]) gereden. [Gedaagde 1] kan [Eiser] dan ook alleen hebben gepasseerd door links naast hem te gaan rijden op de rotonde of bij het verlaten daarvan. Hiermee heeft [Gedaagde 1] zich in een positie gebracht waardoor hij in aanraking kon komen met [Eiser]. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van [Gedaagde 1] dat [Eiser] hem heeft ingehaald in plaats van andersom. Ook volgens de verklaring van [Gedaagde 1] reed hij eerst achter en later voor [Eiser]. Dit kan niet anders worden verklaard dan dat hij [Eiser] heeft ingehaald. [Gedaagde 1] heeft bovendien zelf verklaard dat hij [Eiser] heeft gepasseerd en 'er links langs [is] gegaan` (zie rov. 3.14). Als al juist is dat hij al op de rotonde voor [Eiser] reed en [Eiser] later naast hem is komen te rijden, dan neemt dit nog niet weg dat hij degene is geweest die [Eiser] heeft ingehaald op een plek waar dit niet was toegestaan en waardoor een gevaarlijke situatie is ontstaan. Dit betoog strookt bovendien niet met de hiervoor weergegeven verklaringen van [Eiser] en [Getuige 3] en evenmin met het proces-verbaal van de politie en de VOA-analyse, waaruit respectievelijk volgt dat [Gedaagde 1] [Eiser] inhaalde en [Gedaagde 1] sneller reed dan [Eiser].
5.7. De rechtbank is verder van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of [Eiser] een slaande beweging heeft gemaakt naar de auto van [Gedaagde 1] en daardoor de disbalans zelf heeft veroorzaakt. Behalve [Gedaagde 1] zelf, verklaart geen van de getuigen dat zij [Eiser] een slaande beweging hebben zien maken. Volgens [Gedaagde 1] wordt zijn verklaring ondersteund doordat zijn auto een dikke deuk heeft op de plek waar - volgens [Gedaagde 1] - [Eiser] een slaande beweging heeft gemaakt. Het ligt echter voor de hand dat die deuk is veroorzaakt doordat [Gedaagde 1] met zijn auto tegen het stuur of de schakelhendel van de motor aanreed. aangezien [Eiser] (onbetwist) heeft gesteld dat het stuur en de schakelhendel waren beschadigd na de aanrijding. Het is niet waarschijnlijk dat [Eiser] - al rijdende en met gehandschoende hand - een dergelijke deuk in een auto heeft geslagen terwijl [Gedaagde 1] hem passeerde.
5.8. [Eiser] stelt dat hij na de aanrijding zijn linkervoet aan de grond moest zetten om de disbalans te corrigeren en dat hij daardoor een verbrijzelde wreef heeft opgelopen. [Eiser] heeft dit verklaard tegenover de politie en zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [Getuige 3] en [Getuige 1]. [Getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat [Eiser] zijn linkervoet op de witte belijning van de weg plaatste en dat [Eiser] - nadat [Getuige 3] bij hem was - tegen hem zei dat het niet goed was met zijn linkervoet. [Getuige 1] heeft verklaard dat hij na het ongeval naar [Eiser] toe is gegaan en zag dat [Eiser] op één voet stond. In het proces-verbaal van de politie is opgenomen dat [Eiser] zwaar gewond is geraakt. Daarmee heeft [Eiser] voldoende onderbouwd gesteld dat hij door de aanrijding letsel aan zijn linkervoet heeft opgelopen. Verder heeft [Eiser] onbetwist gesteld dat zijn motor is beschadigd door de aanrijding (zie rov. 5.7). De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de betwisting van [Gedaagde 1] dat [Eiser] niet heeft gesteld, laat staan aangetoond, dat hij door de aanrijding schade heeft geleden.
Eigen schuld
5.9. Volgens [Gedaagde 1] heeft [Eiser] eigen schuld aan het ongeval omdat: i) [Eiser] zijn snelheid had moeten aanpassen en voldoende afstand tot [Gedaagde 1] had moeten houden, wat [Eiser] niet heeft gedaan, en ii) [Eiser] een slaande beweging heeft gemaakt met zijn arm naar de auto van [Gedaagde 1], waardoor [Eiser] uit balans is gemaakt en zichzelf met zijn voet moest corrigeren.
5.10. Het is aan [Gedaagde 1] om te stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen. dat er aan de zijde van [Eiser] sprake is geweest van gedragingen die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade (ex artikel 6:101 BW). De rechtbank is van oordeel dat [Gedaagde 1] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat [Eiser] eigen schuld te verwijten valt gelet op het navolgende.
5.11. Ten aanzien van het eerste punt ([Eiser] had zijn snelheid moeten aanpassen en voldoende afstand moeten houden) overweegt de rechtbank als volgt. Uit het voorgaande (zie rov. 5.6) blijkt dat [Gedaagde 1] achter [Eiser] reed en vervolgens [Eiser] heeft ingehaald waar dat niet kon, waarbij hij [Eiser] heeft aangereden. [Getuige 3] en [Getuige 1] hebben verklaard dat [Gedaagde 1] voorafgaand daaraan bezig was met bumperkleven en asociaal rijgedrag vertoonde. Geen van de getuigen heeft verklaard dat [Eiser] te hard of onvoorzichtig reed (integendeel: volgens [Getuige 1] en [Getuige 2] reden zij juist rustig) en ook uit het politieonderzoek blijkt dit niet. [Gedaagde 1] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling naar pagina 5 van zijn eigen verklaring aan de politie, maar licht niet toe welk specifiek deel van zijn verklaring zijn stelling zou onderbouwen. Uit die pagina blijkt bovendien dat, nadat de verbalisant [Gedaagde 1] de conclusie van de VOA-analyse heeft voorgelezen. [Gedaagde 1] als volgt reageert: "toch wel grappig dat ik met mijn citroen sneller ben dan een Ducati'. Op de vraag van de verbalisant met welke snelheid [Gedaagde 1] reed tijdens het ongeval, verklaart [Gedaagde 1] (samengevat) dat niet te weten. maar dat hij denkt dat hij niet zo hard zal hebben gereden aangezien ze net van de rotonde afkwamen. De rechtbank concludeert dan ook dat het juist [Gedaagde 1] was die dicht achter [Eiser] reed en onvoldoende afstand hield en dat [Gedaagde 1] volgens zijn eigen verklaring sneller reed dan [Eiser] en niet zo hard reed. [Gedaagde 1] heeft dan ook zijn stelling dat [Eiser] zijn snelheid had moeten aanpassen en voldoende afstand tot [Gedaagde 1] had moeten bewaren, onvoldoende gemotiveerd.
5.12. Ten aanzien van het tweede punt (de slaande beweging) is hiervoor onder rov. 5.7 geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld of [Eiser] een slaande beweging heeft gemaakt. Het antwoord daarop kan echter ook in het kader van de eigen schuld in het midden blijven. Zelfs indien dit het geval was, dan betekent dit niet dat [Gedaagde 1] niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Het is voorstelbaar dat [Eiser] als afweer- of schrikreactie met zijn arm een beweging naar de auto van [Gedaagde 1] heeft gemaakt, toen die ineens naast hem opdook. [Gedaagde 1] heeft zelf een gevaarlijke situatie gecreëerd door naast [Eiser] te gaan staan/rijden voor de rotonde en hem vervolgens in te halen waar dat niet was toegestaan. Voor zover hij heeft beoogd te stellen dat [Eiser] de confrontatie met hem opzocht geldt dat niet is gebleken dat [Eiser] hem heeft ingehaald. Als [Eiser] al de confrontatie opzocht, is dat geen reden voor [Gedaagde 1] om [Eiser] aan te rijden. Voor zover hij heeft bedoeld te stellen dat hij juist de confrontatie uit de weg heeft willen gaan, strookt deze stelling niet met voorgaande vaststelling dat hij door zijn inhaalmanoeuvre juist een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd. Ook op basis van het tweede argument wordt daarom geen eigen schuld aangenomen.
Tot slot
5.13. Het voorgaande overziend, is de rechtbank van oordeel dat [Gedaagde 1] op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is jegens [Eiser] voor (de schade door) het ongeval. De onder 1 en 2 gevorderde verklaringen voor recht worden in zoverre toegewezen. Ten aanzien van Goudse als WAM-verzekeraar heeft [Eiser] op grond van artikel 6 lid 1 WAM een rechtstreeks vorderingsrecht. Voor het ontstaan van het ongeval is Goudse op zichzelf niet aansprakelijk, zodat de onder 1 gevorderde verklaring voor recht in zoverre niet wordt toegewezen. De onder 2 gevorderde verklaring voor recht wordt wel toegewezen.
Proceskosten
5.14. [Gedaagde 1] c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen (artikel 237 lid I Rv). Onder deze kosten kunnen worden begrepen de kosten van een voorlopig getuigenverhoor, waaronder vallen de kosten van het daartoe ingediende verzoekschrift, het eventuele verschijnen bij de mondelinge behandeling, het mogelijk verschuldigde griffierecht (van € 314,00). het horen van de getuigen en de getuigentaxen (van € 166,00). De rechtbank zal die kosten ook in de kostenveroordeling opnemen. De component salaris advocaat wordt begroot aan de hand van 2,5 punten liquidatietarief in de bodemprocedure en 2 punten liquidatietarief voor het verzoekschrift en het bijwonen van het voorlopig getuigenverhoor.
5.15. De proceskosten van [Eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 133,00
- griffierecht € 628,00
- kosten getuigen € 166,00
- salaris advocaat € 2.763.00 (4.5 punten € 614.00 tarief II)
- nakosten € 178.00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.868.00
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. verklaart voor recht dat [Gedaagde 1] op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor het ontstaan van het [Eiser] overkomen ongeval op 27 maart 2022,
6.2. verklaart voor recht dat [Gedaagde 1] en Goudse hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, gehouden zijn de als gevolg van het ongeval van 27 maart 2022 door [Eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade aan [Eiser] te vergoeden,
6.3. veroordeelt [Gedaagde 1] en Goudse hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van 3.868,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als niet tijdig aan de veroordelingen wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
6.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
Met dank aan mw. mr. Susan du Plessis, www.duplessis-letselschade.nl voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: letselschademagazine.nl/2025/RBGEL-090725