Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 310725

Citeerwijze: letselschademagazine.nl/2025/RBNHO-310725

beschikking


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer/rekestnummer: C/15/363381/HA RK 25-43
Beschikking van 31 juli 2025

in de zaak van
[verzoeker] te [ Y ],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. E.A.P. Mulders,

tegen

1. UNIGARANT VERZEKERINGEN N.V.,
te Hoogeveen,
2. [verweerder],
te Den Helder,
verwerende partijen,
hierna te noemen: Unigarant en [verweerder],
advocaat: mr. R.T. Bocxe.

De zaak in het kort
Tussen [verzoeker] en [verweerder] heeft een aanvaring plaatsgevonden op het Amstelmeer. [verzoeker] was hierbij betrokken als windsurfer, [verweerder] voer op een waterscooter. Als gevolg van de aanvaring heeft [verzoeker] letsel opgelopen. [verzoeker] vindt dat [verweerder] aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval en verzoekt de rechtbank om de aansprakelijkheid vast te stellen en te beslissen dat Unigarant en [verweerder] de volledige schade van [verzoeker] moeten vergoeden. Unigarant en [verweerder] voeren aan dat er sprake is van eigen schuld aan de kant van [verzoeker]. De rechtbank beslist dat [verweerder] aansprakelijk is voor de schade van [verzoeker], maar dat er aan de kant van [verzoeker] ook sprake is van 10% eigen schuld. De vergoedingsverplichting van Unigarant bedraagt daarom 90% van de schade.

1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- akte overlegging van producties tevens houdende akte wijziging van het verzoek
- de mondelinge behandeling van 5 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.

2. De feiten

2.1.
Op 4 mei 2023 zijn [verzoeker] en [verweerder] betrokken geweest bij een aanvaring op het Amstelmeer. [verzoeker] surfde ten tijde van het ongeval op een windsurfplank. [verweerder] voer - samen met zijn zoon op een waterscooter. Als gevolg van de aanvaring heeft [verzoeker] onder meer beenletsel opgelopen.
2.2.
[verzoeker] heeft [verweerder] aansprakelijk gesteld. Unigarant heeft de schade vervolgens in behandeling genomen. Bij brief van 24 juli 2023 heeft Unigarant de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend op basis van artikel 6.17 van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR). Unigarant vindt wel dat er sprake is van eigen schuld door [verzoeker], zodat zij niet de gehele schade van [verzoeker] hoeft te betalen.
2.3.
Voor zover van belang staat in de artikelen 6.01 BPR en 6.17 BPR het volgende:
"Artikel 6.01. Begripsbepalingen
1.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. naderen op tegengestelde koersen: elkaar naderen van twee schepen op koersen die recht of vrijwel recht aan elkaar tegengesteld zijn;
b. oplopen: naderen door een schip van een ander schip uit een richting van meer dan 22°30' achterlijker dan dwars van dat schip;
voorbijlopen: manoeuvre die het gevolg is van oplopen totdat de schepen geheel vrij van elkaar zijn;
d. kruisende koersen: elkaar naderen van twee schepen onder zodanige hoek, dat er geen sprake is van naderen op tegengestelde koers dan wel oplopen; in geval van twijfel wordt er geacht sprake te zijn van naderen op tegengestelde koersen dan wel oplopen [...]"
"Artikel 6.17. Koers kruisen
[...]
9. Indien de koersen van een klein motorschip, een klein zeilschip of een klein door spierkracht voortbewogen schip elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt, het motorschip voorrang verlenen aan het andere schip en moet het door spierkracht voortbewogen schip voorrang verlenen aan het zeilschip."

2.4.
In haar brief van 12 oktober 2023 stelt Unigarant dat er toch geen sprake was van een kruisende koers, maar dat er sprake was van een oplopende koers waarbij [verzoeker] aan [verweerder] voorbijliep Voor zover van belang staat in artikel 6.09 BPR het volgende:
"Artikel 6.09. Voorbijlopen algemene bepalingen
1. Een schip mag een andere schip slechts voorbijlopen, nadat het zich er van heeft vergewist, dat dit zonder gevaar kan geschieden."

2.5.
Zowel [verzoeker] als Unigarant en [verweerder] stellen dat de andere partij niet heeft gehandeld volgens het beginsel van goed zeemanschap. Voor zover van belang staat in artikel 1.04 BPR het volgende:
"Artikel 1.04. Voorzorgsmaatregelen 
De schipper moet, ook bij ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften in dit reglement, alle voorzorgsmaatregelen nemen die volgens goede zeemanschap of door de omstandigheden waarin het schip of het samenstel zich bevindt zijn geboden, teneinde met name te voorkomen dat:
a. het leven van personen in gevaar wordt gebracht;
b. schade wordt veroorzaakt aan andere schepen of aan drijvende voorwerpen, dan wel aan oevers of aan werken en inrichtingen van welke aard ook die zich in de vaarweg of op de oevers daarvan bevinden;
c. de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht."

2.6.
Op 13 november 2024 heeft op verzoek van [verzoeker] een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor zijn zowel [verzoeker], [verweerder] als de zoon van [verweerder] verhoord. Ook de heer [getuige] (hierna: [getuige]) is verhoord. [getuige] is de vriend waarmee [verzoeker] op de dag van het ongeval aan het windsurfen
was.
2.7.
Tijdens het getuigenverhoor is gebruik gemaakt van onderstaande kaart, waarop de vaarlijnen van partijen zijn weergegeven. [verzoeker] (, de rode pijl) surfde daarbij vanuit de richting van de Rijksstraatweg naar de Amsteldijk. [verweerder] (Jetski, de gele pijl) voer vanuit de richting van de Van Ewijcksluis naar het Lutjesstrand. [getuige] (groene pijl) surfde [verzoeker] tegemoet.

Situatieschets

 

3. Het verzoek en het verweer
3.1.
[verzoeker] verzoekt, na wijziging van het verzoek, dat de rechtbank:
I beslist dat Unigarant en/of [verweerder] aansprakelijk is/zijn voor de volledige schade van [verzoeker] en beslist dat de schadevergoedingsverplichting van Unigarant en/of [verweerder] niet wordt verminderd, ook niet met enige mate van eigen schuld van [verzoeker];
II de kosten voor de rechtsbijstand van [verzoeker] begroot zoals opgenomen onder randnummers 59 tot en met 62 van de dagvaarding en Unigarant en/of [verweerder] veroordeelt in de begrote kosten van dit deelgeschil.
3.2.
Aan het verzoek legt [verzoeker] het volgende ten grondslag. [verzoeker] stelt dat, na beoordeling van de causale verdeling en de billijkheidscorrectie daarop, zijn volledige schade (100%) dient te worden vergoed. Volgens [verzoeker] zijn daarvoor de volgende omstandigheden van belang. Er was sprake van een kruisende koers en [verweerder] had hem op grond van artikel 6.17 lid 9 BPR voorrang moeten verlenen. Door geen voorrang te verlenen heeft [verweerder] een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW) gepleegd. Verder heeft [verweerder] in strijd gehandeld met het beginsel van goed zeemanschap zoals opgenomen in artikel 1.04. BPR. [verweerder] is namelijk onvoldoende oplettend geweest en heeft onvoldoende gedaan om de aanvaring te voorkomen. Ten slotte mocht [verweerder] volgens de Omgevingsverordering NH2020 überhaupt niet met zijn waterscooter op het Amstelmeer varen. In dit verband heeft [verzoeker] ook gesteld dat hem geen verwijten valt te maken. Dit betekent dat [verweerder] aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van het ongeval lijdt.
3.3.
Unigarant en [verweerder] verzetten zich tegen toewijzing van het verzoek. Volgens Unigarant was er sprake van een oplopende koers. [verzoeker] kwam voor [verweerder] niet van links, maar van linksachter. Dit betekent dat [verzoeker] zich er op grond van artikel 6.09. BPR bij het inhalen van [verweerder] van had moeten vergewissen dat dit veilig kon. [verzoeker] heeft dit nagelaten. Verder surfde [verzoeker] met meer dan vier keer de toegestane snelheid over het meer terwijl hij door zijn grote zeil slecht zicht had. Dit betekent dat [verzoeker] zelf verantwoordelijk is voor het ontstaan van het ongeval. Als de rechtbank toch van oordeel is dat Unigarant en [verweerder] aansprakelijk zijn voor het ontstaan van het ongeval, moet er in ieder geval rekening worden gehouden met een hoog percentage eigen schuld aan de kant van [verzoeker]. De door [verzoeker] gemaakte fouten wegen namelijk veel zwaarder dan de enkele fout van [verweerder] dat hij zonder ontheffing met een waterscooter over het Amstelmeer voer.

4. De beoordeling
Juridisch kader deelgeschilprocedure
4.1.
[verzoeker] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Rv. In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. De rechtbank moet beoordelen of er sprake is van schade die wordt geleden door dood of letsel. Ook moet de rechtbank beoordelen of er sprake is van een geschil omtrent een deel van wat partijen verdeeld houdt.
4.2.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over schade als gevolg van dood of letsel in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, om de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen. In verband hiermee moet de rechtbank eerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Als dit onvoldoende het geval is, moet het verzoek worden afgewezen (artikel 1019z Rv).
4.3.
Partijen verschillen - kort gezegd - van mening over de vraag of Unigarant (als aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerder]) de gehele schade die [verzoeker] lijdt als gevolg van het ongeval moet vergoeden, of dat sprake is van een percentage eigen schuld aan de kant van [verzoeker]. Uit de door Unigarant overgelegde stukken begrijpt de rechtbank dat Unigarant van mening is dat [verweerder] niet aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval. De rechtbank stelt echter vast dat Unigarant de aansprakelijkheid heeft erkend en dat deze daarmee vaststaat. In deze procedure gaat het daarom alleen nog over de vraag of er aan de kant van [verzoeker] sprake is van een percentage eigen schuld. De bewijslast daarvan rust op [verweerder]. Met een oordeel hierover kan de ontstane impasse tussen partijen worden doorbroken en kunnen de onderhandelingen in principe worden voortgezet. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek inhoudelijk zal behandelen.

Inhoudelijke beoordeling
De situatieschets als uitgangspunt
4.4.
Om een oordeel te kunnen geven over de eventuele eigen schuld aan de kant van [verzoeker] is het van belang om vast te stellen hoe het ongeval heeft plaatsgevonden (de toedracht). Tijdens de getuigenverhoren is een door [getuige] gemaakte situatieschets gebruikt. Deze situatieschets is weergegeven onder randnummer 2.7 van dit vonnis. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van Unigarant naar voren gebracht dat niet vaststaat dat de situatieschets en de daarin aangegven vaarrichtingen overeenkomen met de situatie zoals deze in werkelijkheid was. De rechtbank gaat aan die stelling voorbij. Immers door alle getuigen is aan de hand van bedoelde situatieschets een verklaring afgelegd en bij deze verklaring is door geen van de gehoorde getuigen aangegeven dat deze niet klopt of verkeerd is ingetekend. Ook tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak zijn partijen naar voren gekomen en hebben zij op de schets aangewezen waar de botsing volgens hen heeft plaatsgevonden. Op dat moment hebben partijen niets gezegd over fouten of onjuistheden in de situatieschets. Dit betekent dat de rechter in deze deelgeschilprocedure de situatieschets en de daarop aangegeven vaarroutes en vaarrichtingen als uitgangspunt zal nemen.

Een kruisende of een oplopende koers?
4.5.
Partijen verschillen van mening over de vraag of er bij het ontstaan van het ongeval sprake was van een kruisende of oplopende koers. Uit artikel 6.01. lid 1 sub b BPR volgt dat sprake is van een oplopende koers op het moment dat één van de schepen het andere schip. (schuin) van achteren nadert. Van een kruisende koers is volgens artikel 6.01 lid 1 sub d BPR sprake als twee schepen elkaar onder een hoek naderen. Unigarant voert aan dat [verzoeker] voor [verweerder] van linksachter kwam en dat er daarom sprake was van een oplopende koers. Uit de situatieschets blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter dat er sprake is geweest van een kruisende koers. Op de situatieschets is namelijk te zien dat [verzoeker] duidelijk van links kwam voor [verweerder]. Niet van (schuin) achteren. Dat er sprake was van een kruisende koers betekent dat [verweerder] op grond van artikel 6.17. lid 9 BPR voorrang had moeten verlenen aan [verzoeker]. Dit heeft [verweerder] nagelaten, zodat de fout die heeft geleid tot het ongeval bij [verweerder] ligt.

Eigen schuld?
4.6.
Vervolgens is de vraag aan de orde of Unigarant de volledige schade van [verzoeker] moet vergoeden. Unigarant stelt dat er sprake is van eigen schuld van [verzoeker] in de zin van artikel 6:101 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat de gedragingen van [verzoeker] (in overwegende mate) hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De bewijslast en het bewijsrisico van de eigen schuld komen voor rekening van Unigarant, zodat het op haar pad ligt om de benodigde feiten en omstandigheden te stellen. Unigarant stelt in dit verband dat de mate waarin [verweerder] een verwijt kan worden gemaakt in het niet valt bij de verwijten die [verzoeker] te maken zijn, zodat [verzoeker] zijn eigen schade zou moeten dragen. Volgens Unigarant surfde [verzoeker] met ruim vier keer de toegestande snelheid over het meer terwijl hij door zijn grote zeil slecht zicht had. De enige fout die [verweerder] kan worden verweten is dat hij zonder ontheffing met een waterscooter over het Amstelmeer voer.
4.7.
De in artikel 6:101 lid 1 BW gegeven regel houdt - toegepast op deze situatie - in dat de schade van [verzoeker] wordt verdeeld over [verzoeker] en Unigarant in evenredige mate met de mate waarin aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen (causaliteitsafweging). Deze verdeling kan vervolgens worden gecorrigeerd als de billijkheid dit eist wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval (de billijkheidscorrectie).

Causaliteitsafweging
4.8. De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van partijen volgt dat het op de dag van het ongeval goed weer was en dat beide partijen dus in beginsel goed zicht hadden. Met Unigarant en [verweerder] is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] op grond van het goed zeemanschap zoals opgenomen in artikel 1.04. BPR ook oplettend had moeten zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij dat onvoldoende gedaan. [verzoeker] stelt dat hij door zijn grote zeil een dode hoek heeft en dat hij [verweerder] daarom niet (goed) heeft kunnen zien. Dat er sprake is van een dode hoek komt voor risico van [verzoeker]. Hij neemt het risico dat hij iets niet of niet optijd ziet, waardoor hij onvoldoende heeft kunnen anticiperen op vaartuigen of personen die op zijn pad kwamen.
4.9.
De rechtbank begrijpt uit de verklaring van [verzoeker] dat hij vlak voor het ongeval plaatsvond surfde met een snelheid van 35 á 40 kilometer per uur. In de dagvaarding stelt [verzoeker] dat er op grond van artikel 4.24 lid 2 van de Omgevingsverordening NH2020 voor gemotoriseerde vaartuigen een maximale snelheid van 9 kilometer per uur geldt op het Amstelmeer. Hoewel een windsurfplank geen gemotoriseerd vaartuig is, betekent dit wel dat [verzoeker] vier keer sneller surfde dan voor andere vaartuigen is toegestaan. [verzoeker] heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank een verhoogd risico genomen. Hij heeft immers het risico genomen dat hijzelf niet op tijd zou kunnen anticiperen op het gedrag van andere vaartuigen of personen op het Amstelmeer.
4.10.
[verzoeker] stelt dat [verweerder] met een te hoge snelheid heeft gevaren en dat [verweerder] ongeveer net zo snel voer als hij surfte. Deze stelling is vooral gebaseerd op wat [getuige] zou hebben gezien. [getuige] heeft echter verklaard dat zijn blik gefocust was op [verzoeker], niet op de waterscooter. [verzoeker] zelf heeft de waterscooter pas enkele momenten voor de aanvaring opgemerkt, omdat hij [verweerder] iets hoorde roepen. Pas op het moment van de aanvaring zelf heeft [verzoeker] de waterscooter en [verweerder] gezien. Over de snelheid van de waterscooter voor het ongeval kan [verzoeker] of [getuige] zelf dus niets verklaren. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat de waterscooter (ook) te hard ging.
4.11.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de combinatie van de hoge snelheid van [verzoeker] en het risico van de dode hoek met zich meebrengt dat [verzoeker] enige mate van eigen schuld heeft aan de veroorzaking van de aanvaring. Het grootste deel van de schuld blijft echter bij [verweerder] liggen. [verweerder] had goed zicht en had voorrang moeten verlenen aan [verzoeker]. Daarbij voer [verweerder] op een wendbare waterscooter, waardoor hij bij goede oplettendheid voldoende mogelijkheid (aanmerkelijk meer dan [verzoeker]) had gehad om [verzoeker] te ontwijken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat 90% van de schade voor rekening van Unigarant moet komen en 10% van de schade voor rekening van [verzoeker] zelf.

Billijkheidscorrectie
4.12.
Bij de vraag of de billijkheidscorrectie leidt tot een andere verdeling van de schade dient de rechtbank de ernst van de gemaakte fouten en de overige omstandigheden van het geval te betrekken.
4.13.
Gezien de mate en ernst van het door [verzoeker] opgelopen letsel als gevolg van het ongeval ziet de rechtbank geen aanleiding om de verdeling van de schade anders vast te stellen. Ook de over en weer gemaakte fouten vormen voor de rechtbank geen aanleiding om een billijkheidscorrectie toe te passen. Hoewel ook [verzoeker] fouten heeft gemaakt, ligt het zwaartepunt van de gemaakte fouten nog altijd bij [verweerder] zodat een correctie op die hiervoor vastgestelde verdeling niet op zijn plaats is.

Kosten deelgeschil
4.14.
De rechtbank moet op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de deelgeschilprocedure begroten.
4.15.
Bij de begroting van de kosten moet de rechtbank de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) in aanmerking nemen. Daarbij moet de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
4.16.
[verzoeker] maakt aanspraak op € 4.138,20 inclusief btw, te vermeerderen met het griffierecht. Daarbij is [verzoeker] uitgegaan van een tijdsbesteding van in totaal 12,00 uur tegen een uurtarief van € 285,00, vermeerderd met de BTW.
4.17.
Unigarant voert geen verweer tegen de opgegeven tijdsbesteding of de hoogte van het gehanteerde uurtarief. Wel stelt Unigarant dat bij het begoten van de kosten rekening moet worden gehouden met het percentage eigen schuld van [verzoeker].
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat de door [verzoeker] opgegeven tijdsbesteding en het gehanteerde uurtarief niet onredelijk zijn. De kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank dan ook worden begroot op € 4.138,20 inclusief BTW en het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 331,00. In totaal zal de rechtbank de kosten begroten op een bedrag van € 4.469,20.
4.19.
Omdat de vergoedingsplicht van Unigarant op 90% is gesteld, is een correctie wegens eigen schuld aan de orde. Unigarant zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van (90% van € 4.469,20 =) € 4.022,28.

5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
beslist dat [verweerder] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] als gevolg van het ongeval geleden schade, waarbij de schadevergoedingsverplichting van Unigarant wordt beperkt tot 90% van de door [verzoeker] geleden schade in verband met het percentage van 10% eigen schuld van [verzoeker];
5.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 4.469,20 inclusief BTW en veroordeelt Unigarant tot betaling van 90% daarvan, te weten € 4.022,28, aan [verzoeker];
5.3. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Blokland, bijgestaan door de griffier mr. M. Bouwen en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.

Met dank aan mr. Edgar Mulders, www.jba.nl voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: letselschademagazine.nl/2025/RBNHO 310725

 


 

Bestand(en)