Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 230725

Citeerwijze: letselschademagazine.nl/2025/RBNNE-230725

vonnis


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/150401 / HA ZA 25-4
Vonnis van 23 juli 2025

in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij in de hoofdzaak en in het incident,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. Y.B. Boendermaker,

tegen
1. [verweerder 1],
te [woonplaats],
niet verschenen,
2. UNIGARANT N.V.,
te Hoogeveen,
advocaat: mr. D.D. Markvoort,
gedaagde partij in de hoofdzaak en in het incident,
hierna te noemen: Unigarant.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 30,
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 19,
  • de akte van depot van Unigarant,
  • de akte overlegging productie 20 van de zijde van Unigarant,
  • de akte overlegging producties 31 tot en met 35 van de zijde van [eiser],
  • de mondelinge behandeling van 10 juli 2025 en de daarbij door de griffier gemaakte aantekeningen van de over en weer ingenomen standpunten van partijen,
  • de pleitaantekeningen van de zijde van [eiser],
  • de pleitaantekeningen van de zijde van Unigarant.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

 

2. De feiten voor zover van belang in het incident

2.1. [eiser] is op 11 juli 2022 betrokken geweest bij een verkeersongeval in België, waarbij hij van achteren is aangereden door [verweerder 1] (gedaagde sub 1).
2.2. Op 19 september 2022 heeft Unigarant de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Unigarant heeft Lindesk ingeschakeld als schaderegelaar.
2.3. Unigarant heeft voorschotten aan [eiser] betaald. De bedragen zien vooral op de kosten van vervanging van [eiser] in zijn ondernemingen.
2.4. Op 11 mei 2023 is Lindesk (namens Unigarant) akkoord gegaan met het inschakelen van een vervanger (hierna: [vervanger]) voor de onderneming van [eiser].
2.5. Op 14 maart 2024 heeft Lindesk (namens Unigarant) een e-mailbericht aan de advocaat van [eiser] gestuurd, waarin onder andere het volgende staat vermeld:
Zoals beloofd zou ik u deze week terugbellen met antwoorden op de door u gestelde vragen. Ik heb inmiddels contact gehad met de behandelaar bij Unigarant en u zet in dit mailbericht de afspraken onder elkaar.

  • Er is een akkoord voor het verlengen van de opdracht aan de ingeleende kracht ([vervanger]) voor de duur van 1 jaar.
  • Uit uw informatie blijkt dat er sprake is geweest van overleg tussen Arag en de heer Jagers over een multidisciplinair traject. De nota van Aulus zal aan [eiser] worden betaald.
  • Voor de verlenging van een traject van 12 weken bij Aulus is een akkoord. U kunt de factuur te zijner tijd naar ons toesturen. De behoefte aan verlenging is vooral gebaseerd om op mentaal vlak een stabiele en duurzame basis te creëren. Ik kan op grond van de nu aanwezige informatie niet het belang zien voor een werkplekonderzoek. Daarvoor geef ik op dit moment geen akkoord.
  • U zult de medische informatie zo spoedig mogelijk toezenden naar [medisch adviseur] en ook een eigen advies aanvragen.
  • Ten aanzien van de bevoorschotting geeft u aan dat er na voldoening van een aanvullend voorschot een totaalbedrag is betaald van € 187.500,00. Deze informatie is niet juist. Op 29 december 2023 heeft Unigarant een aanvullend voorschot betaald van € 35.000,00. De totale bevoorschotting is op dit moment € 187.500,00. Unigarant is bereid om financiële rust te creëren wat hopelijk ten goede komt aan het herstel van [eiser]. Unigarant zal op korte termijn nogmaals een voorschot overmaken van € 35.000,00. De totale bevoorschotting komt hiermee op € 222.500,00. In dit bedrag zijn de kosten van de vervangende kracht ([vervanger]) verdisconteerd.

2.6. Bij brief van 2 oktober 2024 heeft de advocaat van Unigarant de zaak van Lindesk overgenomen en onder meer kenbaar gemaakt dat geen nadere bevoorschotting zal plaatsvinden. Hieraan ligt ten grondslag dat een uitgevoerd feitenonderzoek vragen oproept over het realiteitsgehalte van de gestelde klachten en beperkingen, de noodzaak en mogelijkheden voor behandelingen in Nederland en de betrokkenheid van [eiser] bij zijn bedrijf.

 

3. Het geschil in het incident

3.1. [eiser] vordert, bij wijze van provisionele voorziening, zo veel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Unigarant te veroordelen tot betaling van een voorschot op zijn schade van € 100.000,00, alsmede tot veroordeling van Unigarant tot betaling van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 8.251,22, met veroordeling van Unigarant in de kosten van het incident.
3.2. [eiser] verzoekt de rechtbank bij wijze van incidentele vordering:

  1. Een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van dr. A. Verrips als neuroloog;
  2. Een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van dr. A.L Mathoera als verzekeringsarts;
  3. Aan de te benoemen deskundigen op te dragen de in de dagvaarding geformuleerde vragen gemotiveerd schriftelijk te beantwoorden en een verslag te schrijven van zijn onderzoeksbevindingen;
  4. De deskundigen op te dragen om [eiser] als eerste in de gelegenheid te stellen kennis te kunnen nemen van hun rapportages, zodat zij al dan niet gebruik kan maken van het haar toekomende blokkeringsrecht;
  5. Unigarant te veroordelen om het honorarium van de te benoemen deskundige te betalen, althans te gelasten dat Unigarant het voorschot voor deze kosten moet voldoen;
  6. Unigarant te veroordelen in de kosten van deze procedure;

3.3. Unigarant voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

 

4. De beoordeling in het incident

Verstek [verweerder 1]
4.1. [verweerder 1] is niet in rechte verschenen. Omdat bij de dagvaarding de in de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, is tegen hem verstek verleend. In het kader van de verstekverlening overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 140 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tussen alle partijen één vonnis wordt gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2. In de pleitaantekeningen heeft (de advocaat van) [eiser] erop gewezen dat het merkwaardig is dat Unigarant zich niet namens [verweerder 1] heeft gesteld omdat zij de belangen van [verweerder 1] wel buiten rechte heeft behartigd en het ook gebruikelijk is dat een veroorzaker van een ongeval wordt bijgestaan door dezelfde raadsman als die door de (WAM-)verzekeraar is gekozen. Desgevraagd gaf Unigarant ter zitting aan dat het wat haar betreft een semantische discussie is nu Unigarant garant staat voor een eventuele veroordeling van [verweerder 1]. Indien en voor zover het nodig mocht blijken, zal Unigarant zich alsnog namens [verweerder 1] stellen. Volgens Unigarant is [verweerder 1] hiervan ook op de hoogte.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat dit discussiepunt verder in het midden kan blijven nu Unigarant de door [eiser] opgeworpen vraag over het niet namens [verweerder 1] stellen afdoende heeft beantwoord. Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat de toezegging van Unigarant (waarover hierna meer) ook aan [verweerder 1] kan worden toegerekend, gaat de rechtbank hieraan voorbij. [verweerder 1] is namelijk niet betrokken (geweest) bij de tussen [eiser] en Unigarant op 14 maart 2024 gesloten overeenkomst.

Provisionele vordering tot betaling van een voorschot op de schade
4.4. Ter beoordeling aan de rechtbank is allereerst, of de provisionele vordering voldoet aan de minimumvereisten van artikel 223 Rv. De rechtbank stelt vast dat de gevraagde voorlopige voorziening tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding samenhangt met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige hoofdzaak kan worden gegeven.
4.5. Het algemene vereiste voor toewijsbaarheid van een vordering, dat de eisende partij bij haar vordering belang heeft, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van een provisionele voorziening op grond van artikel 223 Rv, leidt ertoe dat het belang bij de gevraagde voorziening dringend moet zijn in die zin dat van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht.
4.6. De rechtbank moet derhalve beoordelen of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico in beginsel alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
4.7. [eiser] heeft aan zijn vordering tot betaling van een voorschot op de schade ten grondslag gelegd dat Unigarant in het e-mailbericht van 14 maart 2024 heeft toegezegd om de kosten van vervanging te betalen. Op deze erkenning kan Unigarant als verzekeraar niet terugkomen, aldus [eiser]. Verder voert [eiser] aan dat hij een spoedeisend belang heeft bij de toekenning van een voorschot omdat de huidige bevoorschotting onvoldoende is vanwege de gemaakte kosten van vervanging in zijn bedrijf.
4.8. Unigarant stelt zich op het standpunt dat de provisionele vordering moet worden afgewezen. Volgens Unigarant heeft [eiser] haar op basis van onjuiste, beperkte en misleidende informatie veel geld laten betalen, terwijl daar geen grondslag voor was. Op 14 maart 2024 heeft Unigarant weliswaar akkoord gegeven op het verlengen van de opdracht aan [vervanger], maar die is gebaseerd op de onjuiste vooronderstelling dat [eiser] niet kon werken. Het akkoord betekent niet dat, wat er ook gebeurt, Unigarant gehouden is de kosten die gemoeid zijn met een vol jaar inzet van [vervanger] te voldoen. Zeker niet nu uit onderzoek is gebleken dat [eiser] door de aanrijding geen relevante klachten en beperkingen heeft opgelopen en de aansprakelijkheid daarom ten onrechte is erkend. Bovendien is volgens Unigarant ook gebleken dat [vervanger] feitelijk geen vervanger van [eiser] is en de inzet van [vervanger] afgezet tegen het bedrijfsresultaat in het jaar voorafgaand aan het ongeval als investering ronduit onverantwoord is. Van Unigarant kan bij die stand van zaken niet worden verlangd dat zij de kosten van vervanging van [eiser] blijft voldoen.
4.9. De rechtbank oordeelt als volgt. Tussen partijen staat om te beginnen vast dat Unigarant de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval in eerste instantie heeft erkend en dat Unigarant in dit kader voorschotten aan [eiser] heeft voldaan. Verder kan op basis van de inhoud van het e-mailbericht van 14 maart 2024 als vaststaand worden aangemerkt dat (Lindesk namens) Unigarant op 14 maart 2024 akkoord heeft gegeven op het verlengen van de opdracht aan [vervanger] voor de duur van 1 jaar (hierna te noemen: de toezegging).
4.10. Naar het oordeel van de rechtbank dient de provisionele vordering in het licht van deze toezegging te worden beoordeeld. Op basis van de toezegging kan [eiser] in beginsel nakoming vorderen van hetgeen partijen met elkaar zijn overeengekomen. Dit houdt in dat Unigarant akkoord is gegaan met de verlenging van de overeenkomst met [vervanger] en dat zij in dit kader nogmaals een voorschot van € 35.000,00 aan [eiser] zou overmaken. Gesteld noch gebleken is dat deze toezegging afhankelijk is gesteld van nadere voorwaarden. De rechtbank is daarom van oordeel dat Unigarant op haar toezegging niet zomaar kan terugkomen tenzij sprake is geweest van nieuwe feiten en omstandigheden die van dien aard zijn dat gebondenheid aan de toezegging niet meer van haar kan worden gevergd.
4.11. De rechtbank overweegt dat uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat [eiser] in de aanloop naar het verstrekken van de toezegging op 14 maart 2024 stukken over de toedracht van het ongeval alsmede medische en financiële informatie aan Unigarant heeft verstrekt. Niet ter discussie staat dat op het moment dat de toezegging is gedaan de foto's van de aangereden auto bij Unigarant bekend waren. Ook wist Unigarant, voordat de aansprakelijkheid werd erkend, dat het Schade-Aanrijdingsformulier niet volledig was ingevuld en dat er geen proces-verbaal is opgemaakt. Unigarant wist toen ook al dat niet alle medische informatie, waaronder het huisartsenjournaal, door [eiser] was verstrekt. Verder staat vast dat [eiser] Unigarant ervan op de hoogte heeft gebracht dat hij aan rally's heeft meegedaan. Tot slot is er voorafgaand aan de toezegging op 12 maart 2024 een brief door de advocaat van [eiser] aan Lindesk gestuurd, waaruit onder meer volgt dat de omzet van de onderneming van [eiser] fors is gedaald, wat de voorlopige cijfers over 2023 waren en waarin een winst- en verliesrekening is opgenomen, met daarin in concept de kosten voor 2023 van interim-management voor de vervanging van [eiser].
4.12. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat [eiser] op enig moment niet heeft meegewerkt aan verzoeken van Unigarant en evenmin dat hij de procedure op enige wijze heeft belemmerd of vertraagd. Desondanks stelt Unigarant niet gebonden te zijn aan de toezegging. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Unigarant toegegeven dat zij (of haar schaderegelaar) zich aanvankelijk te weinig heeft verdiept in deze kwestie en te weinig onderzoek heeft gedaan. Zo heeft Unigarant te weinig onderzoek gedaan naar het realiteitsgehalte van de klachten en beperkingen van [eiser], de impact van de aanrijding en de bedrijfsvoering van de ondernemingen van [eiser]. Desgevraagd heeft Unigarant ook ter zitting verklaard dat er na de toezegging geen, althans weinig, nieuwe feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die maken dat er gronden zijn om op de toezegging terug te komen.
4.13. Gebleken is dat [eiser] ook uitvoering heeft gegeven aan de toezegging door het contract van [vervanger] tot 1 juni 2025 te verlengen. Het ligt op de weg van Unigarant om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die tot de conclusie kunnen leiden dat zij zich niet aan de toezegging hoeft te houden. Daarin is Unigarant niet geslaagd.
4.14. Bovendien is het gegeven de informatieverschaffing door [eiser] en de minder nauwkeurige bestudering van de stukken door Unigarant en het desondanks doen van een toezegging, naar aanleiding waarvan [vervanger] kosten heeft gemaakt, ook onredelijk om Unigarant niet aan de toezegging te houden. Daarbij benadrukt de rechtbank dat, zoals ook ter zitting ter sprake is gekomen, het een voorschot op schade betreft en dat Unigarant al voorafgaand aan de toezegging aan [eiser] heeft aangegeven dat de daadwerkelijke schade nog moet worden begroot en dat het nu uitbetalen van voorschotten er dus toe kan leiden dat [eiser] geld moet terugbetalen.
4.15. Gelet op de gedane toezegging van Unigarant, waarin uitdrukkelijk een bedrag van € 35.000,00 als voorschot is genoemd, zal de rechtbank als voorlopige voorziening dat bedrag als voorschot op de gestelde schade toewijzen. Voor het overige is door [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat hij uit de toezegging een hoger voorschotbedrag heeft mogen afleiden. Op dit moment kan de rechtbank ook niet vaststellen dat [eiser] een vorderingsrecht heeft dat het voorschot van € 35.000,00 overstijgt. Dat komt vooral doordat in het stadium waarin de zaak zich nu bevindt het partijdebat over de klachten en beperkingen en het gestelde causale verband onvoldoende is uitgekristalliseerd, waardoor onvoldoende zeker is dat er causaal verband is tussen de gestelde klachten en beperkingen en het ongeval. Dit zal in de hoofdzaak worden beslist.
4.16. Het restitutierisico weegt naar het oordeel van de rechtbank niet zwaarder dan het belang van [eiser] om zijn onderneming met het voorschot te kunnen voortzetten. Unigarant heeft ook niet voldoende onderbouwd dat er een restitutierisico is. Tijdens de zitting heeft [eiser] ook onbetwist gesteld dat de marktwaarde van zijn woning aanzienlijk hoger is dan de resterende hypotheekschuld.

Provisionele vordering tot betaling van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten
4.17. De rechtbank zal het voorschot op betaling van de buitengerechtelijke kosten afwijzen. Anders dan aan de betaling van het voorschot op de schade ligt aan de betaling van de buitengerechtelijke kosten geen overeenkomst ten grondslag. Gelet op het debat van partijen over het realiteitsgehalte van de klachten en beperkingen en het causale verband tussen deze klachten en het ongeval staat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast dat in de hoofdzaak uiteindelijk zal worden vastgesteld dat [eiser] schade ten gevolge van het ongeval heeft geleden.

Voorlopig deskundigenbericht
4.18. Het verzoek van [eiser] strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft [eiser] aangevoerd dat hij met de voorlopige deskundigenonderzoeken in ieder geval inzicht wil krijgen in de medische gevolgen van het ongeval, om zodoende uiteindelijk zijn schade te kunnen begroten. Hij verzoekt om achtereenvolgens een neuroloog en verzekeringsarts te benoemen.
4.19. Bij de beoordeling van het verzoek wordt het volgende vooropgesteld. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Een verzoek kan evenwel worden afgewezen als de rechter van oordeel is dat de verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW, dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde of dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid een voorlopig deskundigenbericht te verlangen.
4.20. Unigarant verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe het volgende aan. Het verzoek is prematuur gedaan en daarmee in strijd met de goede procesorde. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Unigarant gezegd dat benoeming van een deskundige (nog) niet aan de orde is omdat er sprake is van een incompleet medisch dossier en er eerst medische gegevens moeten worden verstrekt.
4.21. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat Unigarant herhaaldelijk om specifieke stukken heeft gevraagd die [eiser] heeft geweigerd te verstrekken. De advocaat van [eiser] heeft ter zitting verklaard dat als mocht blijken dat de deskundige nadere informatie nodig heeft, het op de weg van de deskundige ligt om deze op te vragen. Unigarant heeft daartegenover gesteld dat dat in de praktijk niet zo werkt maar zij heeft deze stelling niet van enige onderbouwing voorzien, zodat de rechtbank daaraan voorbij zal gaan. Daarvoor is te meer reden nu het, voor zover de rechtbank bekend, juist wel gangbaar is dat een deskundige nadere informatie opvraagt die hij of zij nodig heeft voor het uit te voeren onderzoek.
4.22. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat [eiser] op enig moment in het schaderegelingsproces niet heeft meegewerkt en evenmin dat hij de procedure heeft belemmerd of vertraagd. Bovendien heeft [eiser] ter zitting onbetwist verklaard dat hij vlak na het ongeval een verklaring heeft getekend dat hij medewerking aan onderzoeken zou verlenen en dat er inmiddels twee jaren zijn verstreken maar dat hij geen enkele oproep van de zijde van Unigarant hiervoor heeft gekregen. De rechtbank kan gelet op het voorgaande Unigarant niet volgen in haar stelling dat het verzoek om een deskundigenbericht te gelasten prematuur en strijdig met een goede procesorde is.

Enkel benoeming neuroloog
4.23. Het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen zal dan ook worden toegewezen. Dit heeft evenwel enkel te gelden voor zover het gaat om benoeming van een neuroloog. Tegen de achtergrond van de discussie van partijen over het realiteitsgehalte van de klachten en beperkingen acht de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht met benoeming van meerdere (kostbare) deskundigen in dit stadium te prematuur. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank in de rede dat eerst de klachten en beperkingen als gevolg van de aanrijding worden vastgesteld. Zodra dit in kaart is gebracht, kan nader worden bepaald of benoeming van een verzekeringsarts de volgende stap dient te zijn. Het verzoek van [eiser] tot benoeming van een verzekeringsarts zal daarom worden afgewezen.

Persoon van de deskundige
4.24. Partijen verschillen van mening over de persoon van de te benoemen deskundige. [eiser] heeft de heer A. Verrips, verbonden aan CW te Nijmegen, voorgesteld. Unigarant heeft zonder nadere motivering volstaan met bezwaar te maken tegen de door [eiser] voorgestelde deskundige en Van den Doel als deskundige voorgesteld. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het voorkeur verdient dat de heer Verrips, die ruime ervaring heeft als gerechtelijk deskundige en is ingeschreven in het Landelijk Register van Gerechtelijke deskundigen, zal worden benoemd teneinde het onderzoek te verrichten. De heer Verrips heeft de rechtbank desgevraagd laten weten onafhankelijk te zijn ten opzichte van partijen en in staat en bereid te zijn een deskundigenbericht in deze zaak uit te brengen.

Vraagstelling
4.25. Ten aanzien van de vraagstelling overweegt de rechtbank dat [eiser] concrete vragen heeft voorgesteld die zijn gebaseerd op de onderhavige situatie en die voortkomen uit de gedragscode "IWMD Vraagstelling causaal verband bij ongeval”. Unigarant heeft geen concrete bezwaren tegen de vraagstelling van [eiser] geuit, anders dan dat zij heeft voorgesteld om de standaard IWMD-vraagstelling te gebruiken. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van Unigarant gelegen om haar bezwaar tegen de voorgestelde vraagstelling meer handen en voeten te geven. Nu Unigarant dit heeft nagelaten en de vraagstelling van [eiser] is gebaseerd op de gedragscode en deze de rechtbank niet ondoelmatig voorkomt, volgt de rechtbank [eiser] in zijn voorstel.

Voorschot op de kosten van de deskundige
4.26. Partijen verschillen van mening over de vraag wie (het voorschot ter zake van) de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek dient te betalen. Als uitgangspunt heeft te gelden dat deze kosten op grond van artikel 195 Rv door de verzoekende partij gedeponeerd moeten worden. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien feiten of omstandigheden van het geding een dergelijke afwijking rechtvaardigen. De rechtbank ziet in de feiten en omstandigheden van dit geval aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door Unigarant moet worden gedeponeerd. Dit is erin gelegen dat Unigarant de aansprakelijkheid voor de gestelde schade heeft erkend. De omstandigheid dat Unigarant later is teruggekomen op deze erkenning van de aansprakelijkheid maakt niet dat onder de gegeven omstandigheden anders over het deponeren van het voorschot wordt geoordeeld. Indien en voor zover mocht blijken dat er aan de zijde van [eiser] sprake is geweest van opzet tot misleiding zal [eiser] uiteindelijk alsnog voor de kosten van de deskundige dienen te betalen. Het nog nader te bepalen voorschot zal daarom in het kader van deze procedure door Unigarant moeten worden betaald.

De verplichtingen van partijen
4.27. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die haar geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.28. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
4.29. Tenslotte wenst [eiser] de mogelijkheid te behouden gebruik te maken van het hem toekomende inzage-, correctie- en blokkeringsrecht.

Proceskosten
4.30. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4.31. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5. De beslissing

De rechtbank:

in de provisionele vordering

  • 5.1. veroordeelt Unigarant tot betaling van een voorschot van € 35.000,00 aan [eiser],
  • 5.2. verklaart dit vonnis in het incident tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
  • 5.3. wijst het meer of anders gevorderde af,
  • 5.4. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,

in het voorlopig deskundigenonderzoek

  • 5.5. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
    • 1. DE SITUATIE MET ONGEVAL
      Anamnese (aanbeveling 2.2.4 RMSR)

      a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
      Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR)
      b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
      - de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
      - de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
      Medisch onderzoek (aanbeveling 2.2.5 en aanbeveling 2.2.7 RMSR)
      c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
      Consistentie (aanbeveling 2.2.8 RMSR)
      d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
      e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
      Diagnose (aanbeveling 2.2.15 RMSR)
      f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaatdiagnostische overweging geven?
      Functionele invaliditeit
      g. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA Guides, 6e editie), aangevuld met de eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
      Beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR)
      h. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
      Medische eindsituatie (aanbeveling 2.2.14 RMSR)
      i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? j. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
      k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
      1. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag lh)?

      2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
      Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden (aanbeveling 2.2.14 en aanbeveling 2.2.16 RMSR).
      Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
      a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
      b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
      Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
      c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
      d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
      e. Kunt u aangeven welk percentage functieverlies uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
      f. Kunt u aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
      g. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
      h. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
      i. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
      j. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor het percentage functieverlies en voor de beperkingen (als bedoeld in de vragen 2e en 2f)?
      3. Overig
      a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

      5.6.
      benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
      dr. A. Verrips als neuroloog, werkzaam bij Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, correspondentieadres:
      Postbus
      telefoon:
      e-mailadres:
      Het voorschot
      5.7. bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
      - de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten;
      - de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen;
      - partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting;
      - indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot ор de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag;
      - indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing.
      5.8.  bepaalt dat Unigarant het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
      5.9.  draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;

      Het onderzoek
      5.10. bepaalt dat [eiser] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen;
      5.11. bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
      5.12. wijst de deskundige er op dat:
      - de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
      - de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
      - de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
      5.13. bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dient te geven tot het verrichten van het onderzoek;

      Het schriftelijk rapport
      5.14. draagt de deskundige op om uiterlijk zes maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
  • 5.14. draagt de deskundige op om uiterlijk zes maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
  • 5.15. wijst de deskundige er op dat:
    • de deskundige na aanvaarding van de benoeming verplicht is de opdracht onpartijdig en naar beste kunnen te volbrengen;
    • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
    • de deskundige [eiser] in de gelegenheid dient te stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [eiser] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [eiser] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) dient toe te sturen en [eiser] daarbij een termijn van twee weken dient te bieden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [eiser] zich van commentaar op het concept moet onthouden);
    • indien [eiser] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk staakt en dit aan de rechtbank mededeelt,
    • indien [eiser] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen toezendt;
    • de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, dat uit het schriftelijk bericht moet blijken dat aan dit voorschrift is voldaan en dat ook van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken in het schriftelijk bericht melding moet worden gemaakt;
    • het rapport met redenen moet zijn omkleed en duidelijke conclusies moet bevatten.
  • 5.16. bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
  • 5.17. houdt iedere verdere beslissing aan.

in de hoofdzaak

  • 5.18. bepaalt dat de zaak weer op de rol van woensdag 3 september 2025 zal komen voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van [eiser];
  • 5.19. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr.dr. P.P.D. Bal en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
Assen d.d. 23 JULI 2025 


Met dank aan Mr. Yorick Boendermaker, Boendermaker Letselschade Advocatuur B.V. voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: letselschademagazine.nl/2025/RBNNE-230725