Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE-241024

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBOVE-241024

IN NAAM VAN DE KONING

beschikking


RECHTBANK OVERIJSSEL


Civiel recht
Kantonrechter

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer / rekestnummer: I 1089536 \ EJ VERZ 24-64

Beschikking van 24 oktober 2024

in de zaak van
[Verzoekster].
wonende te X,
verzoekende partij.
hierna te noemen: [Verzoekster],

gemachtigde: mr. M.M. Nijhuis, advocaat te Enschede.

tegen
1. de vennootschap naar vreemd recht
XL Insurance Company SE.
handelend onder de naam AXA XL.
kantoorhoudende te Amsterdam.
2. [verweerder]
wonende te Enschede.
verwerende partijen.
hierna te noemen: AXA, [verweerder] en gezamenlijk AXA c.s..
gemachtigden: mrs. P.C. Knijp en B.V. Rozema. advocaten te Rotterdam.

1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift.
- de mondelinge behandeling van 26 september 2024, waar [Verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en AXA c.s. zich hebben laten vertegenwoordigen door mr. Rozema. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij de advocaten van partijen gebruik hebben gemaakt van pleitaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt tijdens de mondelinge behandeling.

1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.

2. Samenvatting

2.1. In dit deelgeschil staat de vraag centraal of [Verweerder] aansprakelijk is voor de schade die [Verzoekster] heeft geleden en lijdt als gevolg van het ongeval dat haar op 18 april 2023 is overkomen. [Verweerder] had die dag zijn bestelbus, met de alarmlichten aan, geparkeerd op het fietspad. [Verzoekster] fietste op het fietspad en is om de bestelbus te kunnen passeren door het grasveld langs het fietspad gefietst. Toen zij het fietspad weer op wilde gaan is zij in aanraking gekomen met een opstaande rand, waardoor zij ten val is gekomen.

2.2. De kantonrechter is van oordeel dat artikel 185 van de Wegenverkeerswet (WVW) niet van toepassing is, omdat niet aan alle vereisten ter zake is voldaan. Het beroep van [Verzoekster] op de omkeringsregel slaagt. Daarvoor is redengevend dat het uit artikel 5 WVW juncto artikel 10 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) voortvloeiende verbod om een motorvoertuig te parkeren op een fietspad, strekt ter voorkoming van een specifiek gevaar, namelijk dat zich een verkeersongeval voordoet. Door de bestelbus op het fietspad te parkeren zoals [Verweerder] heeft gedaan, wordt het gevaar dat bij een andere weggebruiker schade ontstaat in het algemeen aanmerkelijk vergroot, in dit geval heeft dat specifieke gevaar zich verwezenlijkt. AXA c.s. hebben niet gesteld en aannemelijk gemaakt dat het ongeval ook zou zijn ontstaan als [Verweerder] de bestelbus niet op het fietspad had geparkeerd en dus geen gedrag zou hebben vertoond waardoor gevaar dan wel hinder ontstond. Dit betekent dat het ongeval (mede) is veroorzaakt doordat [Verweerder] de bestelbus heeft geparkeerd op het fietspad en daarmee dat hij onrechtmatig jegens [Verzoekster] heeft gehandeld. De kantonrechter is van oordeel dat [Verzoekster] deels eigen schuld heeft aan het ongeval. Na beoordeling van alle omstandigheden van het geval oordeelt de kantonrechter dat AXA c.s. 60% van de schade van [Verzoekster] moeten vergoeden en dat [Verzoekster] 40 % van de schade zelf moet dragen.

3. De feiten

3.1. Op 18 april 2023 fietste [Verzoekster] samen met een vriendin op het fietspad naast de Brugstraat in Daarlerveen. komend vanuit de richting Daarlerveen/Vroomshoop en gaand in de richting van Vriezenveen. Ter hoogte van het adres Brugstraat 63 stond de op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) bij AXA verzekerde bestelbus (met kenteken XXX-XX-X) van DPD, bestuurd door [Verweerder], stil op het fietspad met de alarmlichten aan. omdat [Verweerder] een pakket moest afleveren op dit adres. De bestelbus stond zo geparkeerd dat het niet mogelijk was om die bus met de fiets over het fietspad te passeren.

3.2. [Verzoekster] is door het grasveld tussen het fietspad en de rijbaan van de Brugstraat gefietst om langs de bestelbus te fietsen. Toen zij vanaf het gras het fietspad weer op wilde fietsen, is zij tegen de opstaande rand van het fietspad gereden en ten val gekomen. Daarbij heeft zij letsel (waaronder een breuk in haar rechterpols, een breuk in haar linkerelleboog, kneuzingen en bloeduitstortingen) opgelopen.

3.3. Bij e-mailbericht van 6 juni 2023 heeft [Verzoekster] AXA aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade. Bij e-mailbericht van 28 juli 2023 is namens AXA de aansprakelijkheid afgewezen. Daarna is nog gecorrespondeerd tussen (de advocaten van) [Verzoekster] en AXA. Namens AXA is het standpunt dat de aansprakelijkheid wordt afgewezen, gehandhaafd.

4. Het verzoek en het verweer

4. 1. [Verzoekster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat AXA c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, voortvloeiende uit het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 18 april 2023:
II. de kosten die zij heeft moeten maken voor dit geding als volgt te begroten:
- de buitengerechtelijke kosten met betrekking tot dit geding na 1 mei 2024 op een bedrag van € 1.421,75 (inclusief btw) of een in goede justitie vast te stellen bedrag:
- voor de periode tot en met het indienen van het verzoekschrift op 1 mei 2024 op een bedrag van € 4.740.69 (inclusief btw) of een in goede justitie vast te stellen bedrag:
III. AXA c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure conform artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de buitengerechtelijke kosten ad € 3. 103.95 (inclusief btw) en de overige kosten in het geding, conform artikel 1019a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo. artikel 6:96 BW.

4.2. AXA c.s. voeren gemotiveerd verweer.

4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan, .

5. De beoordeling

geschiktheid deelgeschil
5.1. De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek, dat gegrond is op artikel 1019w Rv. zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Het verzoek van [Verzoekster] richt zich op het vaststellen van de aansprakelijkheid. Een oordeel over de aansprakelijkheid kan er aan bijdragen dat de impasse tussen partijen wordt doorbroken. De aansprakelijkheidsvraag betreft immers doorgaans een geschilpunt aan het begin van het traject van minnelijke onderhandelingen. zodat de beslissing op dit verzoek de onderhandelingen op gang kan brengen. De kantonrechter zal het verzoek dus inhoudelijk beoordelen.

aansprakelijkheid van AXA
5.2. De kantonrechter stelt bij de verdere beoordeling voorop dat indien en voor zover de door [Verzoekster] verzochte verklaring voor recht voor toewijzing in aanmerking zou komen, deze met betrekking tot AXA alleen zou kunnen worden toegewezen in die zin dat AXA op grond van artikel 6 WAM gehouden is de geleden en nog te lijden schade van [Verzoekster] te vergoeden en niet dat AXA aansprakelijk is (want dat is zij als verzekeraar immers niet).

aansprakelijkheid op grond van artikel 185 WVW
5.3. [Verzoekster] stelt zich primair op het standpunt dat [Verweerder] in strijd met artikel 185 WVW heeft gehandeld. Volgens haar wordt aan alle voorwaarden van artikel 185 WVW voldaan. Het ongeval heeft op de openbare weg plaatsgevonden. Daarbij waren een motorvoertuig (de bestelbus) en een niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer ([Verzoekster]) betrokken. De bestelbus was volgens [Verzoekster] actief betrokken bij het verkeersongeval: de bestelbus stond stil op het fietspad, met de alarm lichten aan en met stationair draaiende motor.
Een bestelbus die stilstaat om te laden en te lossen (in dit geval om een pakket te bezorgen) neemt deel aan het verkeer. Dat geen sprake is geweest van een aanraking met of beweging of geluid van het motorrijtuig waardoor het ongeval is ontstaan, doet niets af aan de werking van artikel I85 WVW. aldus [Verzoekster].

5.4. AXA c.s. stellen zich op het standpunt dat artikel 185 WVW toepassing mist, omdat .
niet aan alle eisen is voldaan. AXA c.s. menen dat de schade niet is veroorzaakt door een verkeersongeval en de bestelbus in dit geval niet kan worden aangemerkt als een rijdend motorrijtuig.

5.5. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
5.6. Artikel 185 WVW is van toepassing als een motorrijtuig waarmee op de weg wordt gereden betrokken is bij een verkeersongeval, waardoor schade wordt toegebracht aan niet door dat motorrijtuig vervoerde personen of zaken. In dat geval is de eigenaar of houder van dat motorrijtuig aansprakelijk. tenzij hij aannemelijk maakt dat het ongeval is te wijten aan overmacht. Het begrip betrokkenheid bij een verkeersongeval is een belangrijk criterium bij de vaststelling van de aansprakelijkheid. Dit criterium is in de plaats gekomen van het begrip "botsing, aan- of overrijding" dat gold onder het oude regime van artikel 31 WVW.

5.7. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen contact is geweest tussen [Verzoekster] en de bestelbus. Ondanks de afwezigheid van een contact tussen een fietser of voetganger en het motorrijtuig kan er toch sprake zijn van een situatie waarbij betrokkenheid in de zin van artikel I85 WVW wordt aangenomen, bijvoorbeeld in het geval dat een fietser schrikt van een botsing tussen auto's en ten val komt.(1) De enkele aanwezigheid van een motorrijtuig op de plaats van het ongeval of het enkel samengaan van de handeling van een motorrijtuig en het ongeval is daarentegen niet voldoende voor betrokkenheid in de zin van artikel I85 lid I WVW. De stelplicht en de bewijslast voor het vaststellen van de betrokkenheid van [Verweerder] bij het ongeval rust op grond van artikel 150 Rv op [Verzoekster].

5.8. Op basis van hetgeen door [Verzoekster] naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat de bestelbus een actieve rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. Uit de verklaring van [Verzoekster] ter zitting volgt dat zij. terwijl zij op het fietspad fietste, zag dat op enige afstand van haar een bestelbus op het fietspad stond en dat zij [Verweerder] bij de bestelbus zag weglopen. Zij heeft niet gezien dat [Verweerder] de bestelbus parkeerde. [Verzoekster] is door het gras tussen het fietspad en de rijbaan langs de bestelbus gefietst. Toen zij het fietspad weer op wilde gaan is zij door contact met de hoge opstaande rand van het fietspad ten val gekomen. Uit deze toedracht blijkt niet dat bij [Verzoekster] sprake is geweest van een schrikreactie waardoor zij is gevallen.

5.9. Los van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat er gezien de toedracht ook geen sprake is van een rijdend motorrijtuig. De bestelbus stond immers al enige tijd stil met de alarmlichten aan. [Verzoekster] stelt wel dat de motor van de bestelbus stationair draaide, maar AXA c.s. heeft dit betwist. Dat dit het geval was blijkt ook niet uit de verklaringen van
mevrouw Y en de heer Z, zodat daar in dit geding niet van kan worden uitgegaan. Gelet op de toedracht kan ook niet gezegd worden dat de bestelbus tot stilstand is gebracht in verband met het overige verkeer, dat als een onderdeel van het rijden wordt beschouwd.
Hierbij wordt ook meegewogen dat [Verweerder] zich niet meer in de bestelbus bevond, maar al was uitgestapt. De verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 1999 (2) kan [Verzoekster] niet baten. In dat arrest is weliswaar aandacht geschonken aan het begrip "onmiddellijk laden en lossen", maar dat moet wel in de context van de daar voorliggende kwestie worden bezien, namelijk de vraag of een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting terecht opgelegd is. Dat is een heel andere kwestie (met een ander wettelijk kader) dan het geschil dat in deze procedure ter beoordeling voorligt. In zoverre kan aan dit arrest dan ook niet de waarde worden toegekend die [Verzoekster] daaraan toekent.

5.10. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat artikel 185 lid 1 WVW hier toepassing mist.

onrechtmatig handelen van [Verweerder]
5.11. Subsidiair stelt [Verzoekster] dat [Verweerder] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door in strijd met artikel 10 RVV, artikel 6 WVW dan wel artikel 5 WVW te handelen. AXA c.s. hebben betwist dat [Verweerder] één of meer van deze artikelen heeft geschonden en stellen zich op het standpunt dat. voor zover al sprake zou zijn van enige normschending. het conditio sine qua non-verband tussen de normschending en de schade ontbreekt. Het eventueel schenden van een norm door [Verweerder] door de bestelbus op het fietspad neer te zetten, kan redelijkerwijs niet worden gezien als de oorzaak van het ongeval/de schade.

5.12. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.

5.13. In artikel 10 lid I RVV is bepaald dat bestuurders hun voertuig niet mogen parkeren op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.

5. 14. Op grond van artikel 5 WVW is het een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.

5. 15. In artikel 6 WVW is bepaald dat het een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden is zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.

5.16. [Verzoekster] doet een beroep op de omkeringsregel. AXA c.s. stellen dat er geen plaats is voor toepassing van de omkeringsregel. omdat voornoemde artikelen niet strekken tot bescherming tegen het ongeval en de schade zoals in deze zaak aan de orde.

5.17. In de rechtspraak waarin de omkeringsregel is aanvaard, wordt tot uitdrukking gebracht dat in de daarin bedoelde gevallen op grond van een bijzondere, uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende regel, een uitzondering dient te worden gemaakt op de hoofdregel van artikel 150 Rv in die zin dat het bestaan van causaal verband (in de zin van: conditio sine qua non-verband) tussen de onrechtmatige gedraging of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen tenzij degene die wordt aangesproken, bewijst dat de bedoelde schade ook zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan.

5.18. Voor het maken van bedoelde uitzondering is plaats als het gaat om schending van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen en als dit gevaar door de normschending in het algemeen aanmerkelijk
wordt vergroot. Naar her oordeel van de kantonrechter staat in het onderhavige geval vast dat [Verweerder] een specifieke norm heeft geschonden door de bestelbus op het fietspad te parkeren, terwijl dit verboden is. Uit de Nota van Toelichting bij artikel 10 RVV kan worden afgeleid dat het verbod is opgenomen uit het oogpunt van verkeersveiligheid. De uit artikel 5 WVW juncto artikel 10 RVV voortvloeiende norm dat het verboden is om een motorvoertuig te parkeren op een fietspad strekt ter voorkoming van een specifiek gevaar, namelijk dat zich een verkeersongeval voordoet. Door de bestelbus op het fietspad te parkeren zoals [Verweerder] heeft gedaan, waardoor het hele fietspad werd geblokkeerd en [Verzoekster] dus een alternatieve wijze van passeren of route moest kiezen, is het gevaar dat bij een andere weggebruiker schade ontstaat in het algemeen aanmerkelijk vergroot. In dit geval heeft dat specifieke gevaar zich verwezenlijkt. Op grond hiervan is de kantonrechter van oordeel dat de omkeringsregel van toepassing is.

5.19. In deze zaak betekent dit dat AXA c.s. moeten stellen en aannemelijk maken dat het ongeval ook zou zijn ontstaan als [Verweerder] de bestelbus niet op het fietspad had geparkeerd en dus geen gedrag had vertoond waardoor gevaar dan wel hinder ontstond. Dat hebben zij niet gedaan.

5.20. De kantonrechter is gezien het voorgaande van oordeel dat het ongeval (mede) is veroorzaakt doordat [Verweerder] de bestelbus heeft geparkeerd op het fietspad en dat hij daarmee onrechtmatig jegens [Verzoekster] heeft gehandeld. Zij heeft een rechtstreeks vorderingsrecht ten aanzien van AXA als WAM-verzekeraar.

eigen schuld
5.21. AXA c.s. hebben een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van [Verzoekster]. Zij wijzen er in dat verband op dat de val van [Verzoekster] geheel het gevolg is van het handelen of nalaten van [Verzoekster] zelf. [Verzoekster] heeft de bestelbus immers al vanaf een afstand zien staan en heeft er voor gekozen door het gras te fietsen in plaats van af te stappen. Daarbij heeft zij zelf een verkeerde stuurbeweging gemaakt, waardoor zij zo tegen de opstaande rand langs het fietspad is gereden dat zij ten val is gekomen. [Verzoekster] betwist dat er sprake is van eigen schuld. Zij werd gedwongen haar route te wijzigen door de onveilige, door [Verweerder] gecreëerde situatie. Het kan haar niet worden verweten dat zij werd geconfronteerd met een opstaande rand. [Verzoekster] heeft niet gezien dat er een opstaande rand was. ook niet toen zij het fietspad .
weer op fietste.

5.22. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Aan [Verweerder] kan worden verweten dat hij de bestelbus heeft geparkeerd op het fietspad, terwijl dat verboden is. Niet in geschil is dat hij daarbij wel ter waarschuwing de alarmlichten van de bestelbus heeft laten branden. De val van [Verzoekster] is niet veroorzaakt doordat zij in aanraking is gekomen met de bestelbus. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [Verzoekster] niet goed geanticipeerd op de situatie zoals die zich voordeed. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat [Verzoekster] de bestelbus tijdig en vanaf een afstand heeft zien staan. Zij had dus voldoende tijd om zich te realiseren dat zij beter kon afstappen. Dat heeft zij echter niet gedaan.
Zij heeft zelf de keuze gemaakt om de bestelbus te passeren door door het gras te fietsen, waarna zij, al dan niet door een verkeerde stuurbeweging. in aanraking is gekomen met een opstaande rand met als gevolg dat zij is gevallen.

5.23. Alle omstandigheden tegen elkaar afwegend is de kantonrechter van oordeel dat voormelde gedragingen van [Verzoekster] hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, waardoor een deel van de schade voor haar eigen rekening dient te blijven. Weliswaar heeft [Verweerder] een verkeersregel overtreden, maar daarbij kan niet uit het oog worden verloren dat er van een aanraking met de bestelbus geen sprake is geweest en dat de bestelbus voor [Verzoekster] tijdig en goed zichtbaar was.

5.24. Alles afwegende is de kantonrechter van oordeel dat 60% van de schade van [Verzoekster] voor rekening van AXA c.s. moet komen en 40% van de schade voor rekening van [Verzoekster] zelf.

betaling buitengerechtelijke incassokosten
5.25. [Verzoekster] maakt aanspraak op betaling van € 3.103.95 (inclusief btw) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. AXA c.s. hebben tegen de werkzaamheden, de daaraan bestede uren en het gehanteerde uurtarief op zichzelf geen bezwaren geuit. Wel stellen zij zich op het standpunt dat rekening moet worden gehouden met de mate van eigen schuld.

5.26. Gezien het voorgaande zal de kantonrechter uitgaan van het bedrag ad € 3.103.95 (inclusief btw ). Omdat de vergoedingsplicht is vastgesteld op 60% is een correctie aan de orde. AXA c.s. zullen dan ook hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 1.862.37 inclusief btw (60% van € 3.103.95) aan [Verzoekster].

kosten deelgeschil
5.27. [Verzoekster] heeft verzocht om de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 6.162.44 (inclusief btw) en AXA c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van dit bedrag. AXA c.s. hebben zich hiertegen verweerd in die zin dat zij het in rekening brengen van 16 uur voor het opstellen van het verzoekschrift inclusief correspondentie in dat verband en "overleg over pij" niet redelijk achten. Zij menen dat hiervoor hoogstens 7.5 uur in rekening kan worden gebracht. Ook moet rekening worden gehouden met de mate van eigen schuld, aldus AXA c.s.

5.28. De kantonrechter is van oordeel dat deze zaak niet omvangrijk is en ook niet (zeer) complex: het is een beperkt en overzichtelijk deelgeschil. De kantonrechter acht daarom het aantal bestede uren voor het opstellen van het verzoekschrift, correspondentie, dossierstudie en overleg niet redelijk. Dit zal worden gematigd tot 12 uur. In totaal betekent dit dat er zal worden uitgegaan van 17 uur. nu de werkzaamheden na I mei 2024 zijn begroot op 5 uur en daartegen geen bezwaar is geuit. Evenmin is bezwaar geuit tegen het gehanteerde uurtarief van € 235.- exclusief btw. zodat de kosten van de procedure worden begroot op € 4.920.95 (€ 4.833.95 ( 17 uur x € 235,- x 1.21) en het griffierecht van € 87,-). Omdat de vergoedingsplicht van AXA c.s. op 60% is gesteld, is een correctie aan de orde. De kantonrechter sluit aan bij het merendeel van de rechterlijke uitspraken waarin het percentage van de schade dat voor eigen rekening van de benadeelde komt doorwerkt in de kosten ex artikel 1019aa Rv..
AXA c.s. zullen dan ook hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 2.952,57 (60% van € 4.920,95) aan (de advocaat van) [Verzoekster].

6. De beslissing

De kantonrechter

6.1. verklaart voor recht dat [Verweerder] voor 60% aansprakelijk is voor de door [Verzoekster] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval op 18 april 2023 en dat AXA c.s. (hoofdelijk) gehouden zijn om 60% van de door [Verzoekster] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval op 18 april 2023 te vergoeden;

6.2. veroordeelt AXA c.s. hoofdelijk tot betaling aan [Verzoekster] van het bedrag € 1.862.37 .
ter zake van buitengerechtelijke kosten;

6.3. begroot de kosten van dit deelgeschil op € 4.920,95 en veroordeelt AXA c.s. . .
hoofdelijk aan (de advocaat van) [Verzoekster] 60 % van dit bedrag te voldoen, oftewel € 2.952,57:

6.4. verklaart de onderdelen 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad;

6.5. wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. KJ. Haarhuis en in het,openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.

(1) Vgl. HR 23 november 1939. NJ 1940. 265
(2) HR 12 mei 1999. ECLI:NL:HR:1999:AA2760

Met dank aan mw. mr. Silke Lennips, Damsté Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBOVE-241024