Rb Almelo 261110 leugenachtige verklaringen door belangenbehartigers
- Meer over dit onderwerp:
Rb Almelo 261110 leugenachtige verklaringen door belangenbehartigers
2.2 [Eisers] hebben op 9 november 2009 een tweetal overeenkomsten van opdracht gesloten met AG Enschede c.s., teneinde hun belangen te laten behartigen in een letselschadezaak na een auto-ongeval van 8 november 2009.
2.3 Op 5 augustus 2010 hebben [eisers] en de verzekeraar (London Verzekeringen) van de aansprakelijke wederpartij, althans haar schaderegelingsbureau, vaststellingsovereenkomsten gesloten, inhoudende dat aan [eisers] ieder een bedrag van € 10.000,-- zou worden betaald.
2.4 In het kader van de gesloten vaststellingsovereenkomsten heeft London Verzekeringen op 17 en 18 augustus 2010 via haar schaderegelingsbureau aan AG Enschede c.s. betalingen gedaan van in totaal € 20.000,--. Op of direct na 23 augustus 2010 is dit bedrag bijgeschreven op de derdenrekening van AG Enschede c.s.
2.5 Bij brief van 26 augustus 2010 hebben AG Enschede c.s. London Verzekeringen laten weten dat zij de (letselschade)zaken van [eisers] niet langer behandelen.
2.6 Bij brief van 2 september 2010 hebben AG Enschede c.s. London Verzekeringen laten weten dat zij van hen het bedrag van € 24.500,--, waar ook de verzekeringspenningen deel van uitmaken, niet hebben ontvangen.
2.7 Bij brief van 14 september 2010 hebben [eisers] AG Enschede c.s. gesommeerd tot doorbetaling over te gaan van het ten behoeve van [eisers] geïncasseerde bedrag van € 20.000,--.
2.8 Bij brief van 15 september 2010 hebben AG Enschede c.s. aan [eisers] laten weten dat zij niet tot (integrale) doorbetaling zullen overgaan van de € 20.000,--, omdat het ongeval volgens AG Enschede c.s. door [eisers] in scène was gezet. Daarnaast hebben AG Enschede c.s. aan [eisers] laten weten dat zij aanspraak maken op een bedrag van €14.299,01 aan buitengerechtelijke incassokosten en dat zij eventueel het restantbedrag zullen doorbetalen.
2.9 Bij brief van 6 oktober 2010 hebben [eisers] AG Enschede c.s. gesommeerd tot doorbetaling van € 20.000,--.
2.10 Bij e-mail van 6 oktober 2010 hebben AG Enschede c.s. laten weten dat de ontvangen bedragen niet zullen worden doorgestort wegens de verzekeringsfraude.
2.11 Op 22 oktober 2010 hebben [eisers] met toestemming van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir beslag gelegd op de bankrekeningen van AG Enschede c.s. en onder de Stichting Beheer Derdengelden.
2.12 Op 22 oktober 2010 heeft London Verzekeringen van AG Enschede c.s. vernomen dat er volgens AG Enschede c.s. sprake zou zijn van een opzetaanrijding.
2.13 Op 17 november 2010 heeft London Verzekeringen aan de raadsman van AG Enschede c.s. per e-mail laten weten dat zij onvoldoende aanleiding had om AG Enschede c.s. te adviseren het geld niet door te betalen aan [eisers] hetgeen zij op 5 november 2010 per e-mail al had laten weten aan de raadsman van AG Enschede c.s.
3. De standpunten van partijen
In conventie
Standpunt [eisers]
3.1 [Eisers] vorderen – kort weergegeven – primair, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, AG Enschede c.s. te veroordelen om binnen twee dagen aan [eisers] te betalen een bedrag van € 20.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2010, althans 20 september 2010. Subsidiair vorderen [eisers] AG Enschede c.s. te veroordelen om binnen twee dagen haar Stichting Derdengelden opdracht te geven tot betaling van een bedrag van € 20.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en op straffe van een dwangsom. Meer subsidiair vorderen [eisers] een voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie bepaalt. Voorts vorderen [eisers] AG Enschede c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief de beslagkosten.
3.2 [Eisers] voeren hiertoe aan dat partijen overeenkomsten van opdracht hebben gesloten. Uit hoofde hiervan zijn AG Enschede c.s. gehouden aan [eisers] door te (doen) betalen het bedrag van € 20.000,--, hetgeen AG Enschede c.s. uit hoofde van de verzekeringspenningen van de verzekeraar van de aansprakelijke wederpartij uitgekeerd hebben gekregen. [Eisers] hebben gesteld dat AG Enschede c.s. dit bedrag niet hebben uitgekeerd aan [eisers], waardoor er aan de zijde van AG Enschede c.s. sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van overeenkomsten van opdracht.
3.3 [Eisers] stellen dat het bedrag van € 20.000,-- (ook) niet op 14 november 2010 cash is uitbetaald. Op het betalingsbewijs staat volgens [eisers] een handtekening die is vervalst, althans onder de betalingsbewijs is ‘ingekopieerd’.
Standpunt AG Enschede c.s.
3.4 AG Enschede c.s. voeren gemotiveerd verweer. Op dit verweer zal – voor zover nodig – hierna worden in gegaan.
In reconventie
Standpunt AG Enschede c.s.
3.5 AG Enschede c.s. vorderen, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eisers] te veroordelen om de executiemaatregelen stop te zetten en het gelegde executoriale beslag op alle bankrekeningen van AG Enschede c.s. en haar vennoten binnen twee dagen op te heffen. Subsidiair (naar de voorzieningenrechter begrijpt: naast hetgeen is gevorderd zoals hiervoor weergegeven) vorderen AG Enschede c.s. betaling van € 2.000,-- ex BTW succesfee conform de opdrachtovereenkomsten ter compensatie van de reeds uitbetaalde € 20.000,-- en de nevenvorderingen van [eisers]. Verder vorderen AG Enschede c.s. veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.6 AG Enschede c.s. stellen hiertoe dat op zondag 14 november 2010 het bedrag van € 20.000,-- cash is uitbetaald aan [eisers]. In de gesloten overeenkomsten van opdracht is tussen partijen succesfee afgesproken van 10% ex BTW van de schadesom, zodat volgens AG Enschede c.s. [eisers] een bedrag van € 2.000,-- ex BTW verschuldigd zijn.
Standpunt [eisers].
3.7 [Eisers] voeren gemotiveerd verweer. Op dit verweer zal – voor zover nodig – hierna worden in gegaan.
4. De beoordeling
In conventie
4.1 Tussen partijen is niet (langer) in geding dat AG Enschede c.s. verplicht zijn de door hen geïncasseerde verzekeringspenningen van € 20.000,-- aan [eisers] door te betalen. In deze procedure moet beoordeeld worden of AG Enschede c.s. dit bedrag hebben doorbetaald aan [eisers], die betwisten dat AG Enschede c.s. dit bedrag op 14 november 2010 cash aan hen zouden hebben uitbetaald.
4.2 De vordering van [eisers] strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
4.3 Op of direct na 23 augustus 2010 hebben AG Enschede c.s. op haar derdenrekening een bedrag van € 20.000,-- ontvangen van London Verzekeringen ten behoeve van [eisers]. Terwijl AG Enschede c.s. het geld al hadden ontvangen, hebben zij op 26 augustus 2010 aan London Verzekeringen laten weten dat zij de zaken van [eisers] niet langer behandelen, om vervolgens op 2 september 2010 aan London Verzekeringen te laten weten dat zij (onder andere) het bedrag van € 20.000,-- nog niet hebben ontvangen. Hoewel AG Enschede c.s. het ontvangen geldbedrag uit hoofde van de met [eisers] gesloten overeenkomsten van opdracht aan hen moesten doorbetalen, hebben zij, nadat ze tot doorbetaling gesommeerd zijn door [eisers], op 15 september 2010 aan [eisers] laten weten dat zij niet tot integrale doorbetaling zullen overgaan, dat zij recht hebben op de buitengerechtelijke incassokosten van € 14.299,01, en dat zij wellicht het restantbedrag aan hen zullen doorbetalen.
AG Enschede c.s. hebben zich daarbij op het standpunt gesteld dat [eisers] op 20 augustus 2010 op het kantoor van AG Enschede c.s. hebben verklaard dat het verkeersongeval door hen in scène was gezet. Vervolgens hebben AG Enschede c.s. zich ook op het standpunt gesteld dat zij het geïncasseerde bedrag van London Verzekeringen niet mochten doorbetalen, terwijl London Verzekeringen juist aan AG Enschede c.s. had laten weten dat zij het geld mochten doorbetalen. AG Enschede c.s. hebben [eisers] op de hoogte gesteld dat zij helemaal niet tot doorbetaling zullen overgaan, ook niet van het restantbedrag. [Gedaagde sub 3] van AG Enschede c.s. heeft – onbetwist door [eisers] gesteld – gesproken met de heer [E.], de veroorzaker van de aanrijding, en heeft hem onder dreigementen van geweld verzocht om te verklaren dat het ongeval door [eisers] in scène was gezet. Hoewel AG Enschede c.s. op 20 augustus 2010 van [eisers] zouden hebben gehoord dat het een opzetaanrijding zou betreffen, hebben zij pas op 22 oktober 2010 London Verzekeringen op de hoogte gesteld van de (volgens hen zogenaamde) opzetaanrijding. Dat was juist de dag waarop door [eisers] conservatoir beslag was gelegd. Al die tijd hebben AG Enschede c.s. het geld onder zich gehouden. Hoewel AG Enschede c.s. op 5 november 2010 van London Verzekeringen hadden begrepen het geld te mogen doorbetalen en de raadsman van AG Enschede c.s. op 9 november 2010 aan de raadsman van [eisers] had aangekondigd het bedrag van € 20.000,-- over te zullen maken – dus toch zonder daarop de buitengerechtelijke kosten te hebben verminderd – zijn AG Enschede c.s. daartoe niet binnen enkele dagen overgegaan. AG Enschede c.s. hebben echter vervolgens wel gesteld dat zij op zondagavond 14 november 2010 in hun kantoor € 20.000,-- onder bedreiging en onderdrukstelling aan [eisers] cash hebben moeten betalen.
Uit de hiervoor weergegeven overwegingen volgt dat de handelingen en verklaringen van AG Enschede c.s. innerlijk tegenstrijdig en leugenachtig zijn. Het enige bewijsmiddel voor de stelling van AG Enschede c.s. dat zij het geld op 14 november 2010 hebben betaald, is het door hen geprocedeerde stuk dat volgens AG Enschede c.s. heeft te gelden als betalingsbewijs. Hoewel AG Enschede c.s. hebben gesteld dat het bedrag aan [eiser sub 2] cash is betaald en dat hij het betalingsbewijs heeft ondertekend, staat op het betalingsbewijs schijnbaar de handtekening van [eiser sub 1]. Deze handtekening is bovendien – ook in omvang – exact hetzelfde als de handtekening van [eiser sub 1] zoals die staat onder aan de brief die als productie zeven bij de dagvaarding in geding is gebracht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de handtekening op het betalingsbewijs dan ook ingekopieerd. Aan het betalingsbewijs wordt dan ook, mede gelet op de innerlijk tegenstrijdige en leugenachtige verklaringen en handelingen van AG Enschede c.s., voorbij gegaan. Aan de door AG Enschede c.s. in geding gebrachte schriftelijke verklaringen van de getuigen voor de deurwaarder, die een verklaring hebben afgelegd over hetgeen op 14 november 2010 zou zijn gebeurd, zal geen waarde worden gehecht, nu de deurwaarder hier enkel constateert hetgeen hij of zij heeft gehoord van de getuigen. Deze verklaringen doen bovendien niet af aan het hiervoor weergegeven oordeel. Nu het bedrag van € 20.000,-- door AG Enschede c.s. niet is doorbetaald aan [eisers] en eisers hebben gesteld dat zij het hen toekomende bedrag nodig hebben ter dekking van de door hen geleden schade respectievelijk om in hun levensonderhoud te voorzien, hebben [eisers] een spoedeisend belang bij hun vordering die in hoge mate aannemelijk is. Het restitutierisico doet zich niet voor. Het bedrag van € 20.000,-- hebben AG Enschede c.s. ontvangen van London Verzekeringen en zij dienden dit bedrag als tussenpersoon door te betalen aan [eisers]. Als er al een restitutierisico is, dan ligt dat bij London Verzekeringen. London Verzekeringen is in dit geding niet partij en zij heeft juist aan AG Enschede c.s. laten weten dat zij het geld dienen door te betalen aan [eisers]. Gelet op het voorgaande zullen AG Enschede c.s. dan ook worden veroordeeld tot doorbetaling aan [eisers] van een bedrag van € 20.000,--.
4.4 [Eisers] hebben over een bedrag van € 20.000,-- de wettelijke rente gevorderd vanaf 27 augustus 2010, althans vanaf 20 september 2010. AG Enschede c.s. betwisten de verschuldigdheid van de wettelijke rente, nu de ingebrekestelling ongeldig is, omdat [eisers] in de brief van 14 september 2010 als datum van verzuim 20 september 2010 hebben genoemd, maar de wettelijke rente hebben gevorderd vanaf 27 augustus 2010.
Bij brief van 14 september 2010 hebben [eisers] AG Enschede c.s. in gebreke gesteld. Er heeft geen betaling plaatsgevonden binnen de daarvoor gestelde termijn, namelijk voor 20 september 2010. AG Enschede c.s. zijn daarom per 20 september 2010 in verzuim met de betaling. [Eisers] hebben vanaf 27 augustus 2010 de wettelijke rente gevorderd, derhalve met terugwerkende kracht. Op grond van de wet is AG Enschede c.s. de wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum van verzuim, derhalve vanaf 20 september 2010. Dat [eisers] de wettelijke rente met terugwerkende kracht hebben gevorderd, maakt de ingebrekestelling die aan de wettelijke vereisten voldoet niet ongeldig. AG Enschede c.s. zijn derhalve over het bedrag van € 20.000,-- de wettelijke rente verschuldigd vanaf 20 september 2010.
4.5 Gelet op het voorgaande dient de primaire vordering van [eisers] te worden toegewezen.
4.6 AG Enschede c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld, inclusief de kosten van het beslag.
In reconventie
4.7 De vordering van AG Enschede c.s. tot betaling van de succesfee strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
4.8 [Eisers] hebben de vordering van AG Enschede c.s. tot betaling van de succesfee betwist. [Eisers] hebben gesteld dat AG Enschede c.s. gelet op hun handelswijze aan [eisers] schade hebben berokkend, zodat er sprake is van een situatie als genoemd in artikel 6:248 lid 2 BW. Voorts is er volgens [eisers] sprake van onrechtmatigheid van AG Enschede c.s. waardoor [eisers] schade lijden die zij zonodig zullen verrekenen met de vordering van AG Enschede c.s.
Als er al sprake zou zijn van een vordering van AG Enschede c.s. op [eisers], dan acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat [eisers] gelet op de handelwijze van AG Enschede c.s. – zoals onder overweging 4.3 is weergegeven – in een bodemprocedure met succes een beroep zouden kunnen doen op verrekening van de vordering van AG Enschede c.s. met de schade die zij door de gedragingen van AG Enschede c.s. hebben geleden. Nu de vordering van AG Enschede c.s. daarom niet in hoge mate aannemelijk is, zal zij worden afgewezen.
4.9 AG Enschede c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. LJN BO5505