Rb Arnhem 0711007 advocaat handelt niet als redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 0711007 advocaat handelt niet zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht
2.12. Het oordeel van de tuchtrechter dat niet volgens een voor het beroep geldende norm, te weten artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet, is gehandeld, dwingt de rechtbank niet tot het oordeel dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming jegens [gedaagde]. De rechtbank dient dan ook ter beoordeling van de gestelde tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op basis van de haar voorliggende feiten een eigen oordeel te vellen over de vraag of [eiser] de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
2.13. De rechtbank komt bij het beantwoorden van deze vraag tot het oordeel dat [eiser] aan dit criterium niet heeft voldaan. Zoals reeds uitgebreid in conventie en in het tussenvonnis overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] op initiatief van [gedaagde] heeft geadviseerd op een wijze die ertoe heeft geleid dat de grote schuldeiser [naam schuldeiser] buiten spel werd gezet. Door op deze wijze te adviseren waarbij het gevaar bestond dat de te hanteren constructie zou leiden tot strafrechtelijke en persoonlijke aansprakelijkstelling heeft [eiser] niet de zorgvuldigheid betracht die van een redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Voorts is de rechtbank van oordeel dat [eiser] niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht door zijn cliënt voor deze gevaren onvoldoende te waarschuwen, zoals eveneens is overwogen door de Raad van Discipline in zijn beslissing van 30 januari 2006. Van een redelijk handelende advocaat mag worden verwacht dat hij zich bij het geven van zijn adviezen niet enkel laat leiden door de wensen van zijn cliënt, maar in de uitvoering van zijn werkzaamheden zijn eigen verantwoordelijkheden neemt, zijn werkzaamheden op integere wijze uitvoert en zijn cliënt zonodig waarschuwt voor risico’s die hij loopt.
2.14. De rechtbank is verder van oordeel dat [eiser] onzorgvuldig jegens [gedaagde] heeft gehandeld door zijn betrokkenheid bij de lening die door [XXX] is verleend aan [XXX] en door het persoonlijk belang dat [eiser] had bij deze lening. Van een redelijk handelende advocaat mag worden verwacht dat hij zich niet in een positie manoeuvreert waarbij hij op directe of indirecte wijze een persoonlijk belang verkrijgt of kan verkrijgen bij de advisering van zijn cliënten. Door op deze wijze te handelen heeft [eiser] niet de zorgvuldigheid betracht die van een redelijk handelende advocaat mag worden verwacht.
2.15. Nu vast is komen te staan dat [eiser] niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht ten aanzien van zijn advisering van [gedaagde] en ten aanzien van zijn positie bij de door [XXX] aan [XXX] verschafte lening, is naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast komen te staan dat [eiser] met zijn handelswijze is tekortgeschoten in de nakoming van zijn overeenkomst met [gedaagde]. Vervolgens dient de rechtbank te oordelen over de vraag of deze tekortkoming in de nakoming [eiser] kan worden toegerekend. Nu door [eiser] geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend, komt de rechtbank tot het oordeel dat [eiser] jegens [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn overeenkomst met [gedaagde].
2.16. Vervolgens dient de rechtbank te oordelen over de vraag of deze vaststelling dient te leiden tot veroordeling van [eiser] tot vergoeding van de schade die [gedaagde] heeft geleden als gevolg van het tekortschieten van [eiser]. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
2.17. Bij deze beoordeling speelt naar het oordeel van de rechtbank, de rol van [gedaagde] bij de advisering door [eiser] een belangrijke rol. Zoals reeds uitgebreid overwogen bij tussenvonnis en hiervoor bij de beoordeling in conventie, moet het initiatief om over te gaan tot een reeks van handelingen die de grote schuldeiser [naam schuldeiser] buiten spel zetten, hebben gelegen bij [gedaagde]. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het [gedaagde] is geweest die vervolgens actief heeft meegewerkt aan de advisering van [eiser] die leidde tot een bedrijfsstructuur waarbij [XXX] en haar schuldeisers konden worden benadeeld. [gedaagde] als niet-juridische ervaringsdeskundige, met naar eigen zeggen meer dan twintig jaren ervaring in het ondernemerschap, had redelijkerwijs kunnen voorzien dat de op zijn initiatief uitgebrachte advisering van [eiser] zou kunnen leiden tot een strafrechtelijke vervolging en een persoonlijke aansprakelijkheid tegenover de schuldeisers en/of de boedel van [XXX]. Dat [gedaagde] zelf voor deze gedragingen verantwoordelijk dient te worden gehouden blijkt eveneens uit hetgeen door de strafrechter is overwogen in zijn vonnis van 8 juli 2004. In het vonnis overweegt de strafrechter dat [gedaagde] met name de listige manier wordt toegerekend waarop door hemzelf is gefraudeerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ontstane schade evenzeer een gevolg is van het gedrag van [gedaagde] zelf en is daarbij van oordeel dat een veroordeling van [eiser] tot het vergoeden van de door [gedaagde] geleden schade, gelet op de omvangrijke rol die [gedaagde] daarbij heeft gespeeld, in deze omstandigheid niet aan de orde is. De rechtbank zal de gevorderde veroordeling van [eiser] tot vergoeding van de schade die [gedaagde] heeft geleden afwijzen. LJN BB8054