Rb Maastricht, 080206 Verjaring niet gestuit
- Meer over dit onderwerp:
Rechtbank Maastricht 08-02-2006: Op 22 september 1986 is te Tilburg aan [Eiseres] een ongeval overkomen waarvan de toedracht - kort samengevat - als volgt kan worden weergegeven.
[Eiseres] fietste om ongeveer 21.30 uur naast haar vriendin [Naam vriendin] op een fietststrook en op een gegeven moment kwamen de sturen van hun fietsen met elkaar in aanraking. [Eiseres] is toen op de rijbaan terecht gekomen en gedeeltelijk overreden door een van achterop komende touringcar, bestuurd door ene [Naam chauffeur] en toebehorende aan De Lux B.V. [Naam touringcarbedrijf]). [Eiseres] heeft door dit ongeval zeer ernstig letsel opgelopen en heeft, na intensieve verpleging en revalidatie, per 1 september 1987 getracht haar studie weer te hervatten. Vanwege voortdurende hevige hoofdpijnen en een ernstige mate van dubbelzien is dit niet gelukt. Een tweetal operaties om het dubbelzien te verhelpen hebben geen soelaas geboden en zelfs tot verergering van die klachten geleid, waarna [Eiseres] voor 80-100% arbeidsongeschikt is verklaard. (...)
Ruim vier jaar na het ongeval heeft [Eiseres] zich tot [Gedaagde sub 1] gewend teneinde haar belangen in verband met het ongeval te behartigen. Door [Gedaagde sub 1] is op enig moment (1994? - zie dagv. sub 11) het advocatenkantoor [Gedaagde sub 2] ingeschakeld, van wie onder meer [Gedaagde sub 3] - mogelijk indertijd als werknemer van het kantoor - rechtsbijstand aan [Eiseres] heeft verleend. (...)
[Gedaagde sub 1] heeft een beroepsfout gemaakt doordat zij heeft nagelaten stuiting van de verjaring (artikel 3:317 BW) jegens [Naam Touringcarbedrijf] te bewerkstelligen: haar brief van 11 december 1992 was immers gericht aan Aegon. (...)
Voor wat betreft de causaliteitsmaatstaf die in een beroepsaansprakelijkheidszaak als de onderhavige moet worden gehanteerd verwijst [Eiseres] (dagv. sub 25) naar het arrest van de Hoge Raad NJ 1998/257. Uit rechtsoverweging 5.2 van dat arrest volgt dat voor de beantwoording van de vraag welke schade [Eiseres] als gevolg van de gemaakte beroepsfout(en) heeft geleden, in beginsel moet worden beoordeeld hoe de rechtbank te Den Bosch - de gemaakte fouten weggedacht - zou hebben beslist op de ingestelde vordering, althans moet het mogelijk toewijsbare bedrag worden geschat aan de hand van de goede en kwade kansen die [Eiseres], zonder afwijzing van haar vordering wegens verjaring en/of een onjuiste grondslag, alsdan in die procedure zou hebben gehad. (...)
[Eiseres] had - de verjaring weggedacht - naar het oordeel van de rechtbank dus met succes 50% van haar schade kunnen verhalen. Het verlies van die aanspraak is aan te merken als schade die het gevolg is van de beroepsfout van [Gedaagde sub 1]. LJNAV2190
[Eiseres] fietste om ongeveer 21.30 uur naast haar vriendin [Naam vriendin] op een fietststrook en op een gegeven moment kwamen de sturen van hun fietsen met elkaar in aanraking. [Eiseres] is toen op de rijbaan terecht gekomen en gedeeltelijk overreden door een van achterop komende touringcar, bestuurd door ene [Naam chauffeur] en toebehorende aan De Lux B.V. [Naam touringcarbedrijf]). [Eiseres] heeft door dit ongeval zeer ernstig letsel opgelopen en heeft, na intensieve verpleging en revalidatie, per 1 september 1987 getracht haar studie weer te hervatten. Vanwege voortdurende hevige hoofdpijnen en een ernstige mate van dubbelzien is dit niet gelukt. Een tweetal operaties om het dubbelzien te verhelpen hebben geen soelaas geboden en zelfs tot verergering van die klachten geleid, waarna [Eiseres] voor 80-100% arbeidsongeschikt is verklaard. (...)
Ruim vier jaar na het ongeval heeft [Eiseres] zich tot [Gedaagde sub 1] gewend teneinde haar belangen in verband met het ongeval te behartigen. Door [Gedaagde sub 1] is op enig moment (1994? - zie dagv. sub 11) het advocatenkantoor [Gedaagde sub 2] ingeschakeld, van wie onder meer [Gedaagde sub 3] - mogelijk indertijd als werknemer van het kantoor - rechtsbijstand aan [Eiseres] heeft verleend. (...)
[Gedaagde sub 1] heeft een beroepsfout gemaakt doordat zij heeft nagelaten stuiting van de verjaring (artikel 3:317 BW) jegens [Naam Touringcarbedrijf] te bewerkstelligen: haar brief van 11 december 1992 was immers gericht aan Aegon. (...)
Voor wat betreft de causaliteitsmaatstaf die in een beroepsaansprakelijkheidszaak als de onderhavige moet worden gehanteerd verwijst [Eiseres] (dagv. sub 25) naar het arrest van de Hoge Raad NJ 1998/257. Uit rechtsoverweging 5.2 van dat arrest volgt dat voor de beantwoording van de vraag welke schade [Eiseres] als gevolg van de gemaakte beroepsfout(en) heeft geleden, in beginsel moet worden beoordeeld hoe de rechtbank te Den Bosch - de gemaakte fouten weggedacht - zou hebben beslist op de ingestelde vordering, althans moet het mogelijk toewijsbare bedrag worden geschat aan de hand van de goede en kwade kansen die [Eiseres], zonder afwijzing van haar vordering wegens verjaring en/of een onjuiste grondslag, alsdan in die procedure zou hebben gehad. (...)
[Eiseres] had - de verjaring weggedacht - naar het oordeel van de rechtbank dus met succes 50% van haar schade kunnen verhalen. Het verlies van die aanspraak is aan te merken als schade die het gevolg is van de beroepsfout van [Gedaagde sub 1]. LJNAV2190