Rb Midden-Nederland 010317 ten overvloede: advocaat hoefde niet de gevolgen voor pensioen bij ontbinding vd aov te beoordelen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Midden-Nederland 010317beroep op klachtplicht slaagt; ten overvloede: advocaat hoefde niet de gevolgen voor pensioen bij ontbinding vd aov te beoordelen
Beroepsfout
4.10.
Hoewel het beroep van [gedaagde] op artikel 6:89 BW slaagt en de rechtbank dus niet meer behoeft toe te komen aan de vraag of [gedaagde] een beroepsfout heeft gemaakt, overweegt de rechtbank ten overvloede als volgt.
4.11.
De contractuele verhouding tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 lid 1 BW. Op grond van artikel 7:401 BW diende [gedaagde] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Daarbij dient als maatstaf te gelden dat [gedaagde] de zorgvuldigheid in acht moet hebben genomen die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
4.12.
Getoetst aan bovengenoemde maatstaf, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] geen beroepsfout heeft gemaakt door [eiser] ten tijde van het indienen van het ontbindingsverzoek niet te informeren over de gevolgen voor zijn pensioenopbouw in het - toen nog - hypothetische geval dat de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] zou verslechteren, na ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.12.1.
Allereerst geldt dat uit de brief van 9 december 2002 van [eiser] en zijn verklaring ter comparitie volgt dat [eiser] in de periode 2002-2004 de wens heeft gehad om de arbeidsovereenkomst met VBA op kortst mogelijke termijn te beëindigen om te voorkomen dat hij passende werkzaamheden voor VBA zou moeten verrichten. Uit de brief van 9 december 2002 en de verklaring van [eiser] ter comparitie dat terugkeren naar VBA absoluut niet was wat hij wilde, maakt de rechtbank op dat [eiser] [gedaagde] de opdracht heeft verstrekt om dan ook de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat had het in die situatie niet gevergd hoeven worden om het pensioenreglement van VBA op te vragen, nu de pensioenregeling bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst doorgaans eindigt.
4.12.2.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat - ook indien [eiser] het pensioenreglement wel vooraf aan [gedaagde] zou hebben verstrekt, of [gedaagde] dit uit eigen beweging bij de pensioenuitvoerder zou hebben opgevraagd - zonder nadere onderbouwing van [eiser] , die niet is gegeven, niet valt in te zien dat een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat onder de hiervoor geschetste omstandigheden al ten tijde van de ontbindingsprocedure had moeten voorzien dat de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] na ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou toenemen naar 80 -100%. [eiser] heeft nog wel gesteld dat op basis van de mededeling van de arbeidsdeskundige van 27 april 2004 het voor hem en [gedaagde] zeer waarschijnlijk was dat de mate van arbeidsongeschiktheid zou worden aangepast tot 80 -100%. Echter, de mededeling van de arbeidsdeskundige dateert van na de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zodat [gedaagde] deze informatie niet heeft kunnen betrekken in zijn eerdere advies. Daarnaast is onbestreden dat het medische en arbeidskundige beeld van de klachten van [eiser] pas na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst definitief door het UWV is herzien. Op het moment van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde] geen rekening hoeven houden met de mogelijkheid van een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid. Weliswaar had [eiser] zich op basis van andere klachten ziekgemeld, maar [gedaagde] is geen medisch deskundige en van hem kan niet worden verwacht de (toekomstige) mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] op waarde in te schatten. Dit voorgaande geldt temeer nu op de comparitie is gebleken dat [eiser] destijds een andere juridisch adviseur had ingeschakeld om hem bij te staan bij zijn WAO-problematiek.
4.12.3.
Tot slot valt zonder nadere toelichting van [eiser] , die is niet gegeven, niet in te zien dat een redelijke handelend en redelijk bekwaam advocaat - ook indien deze zou weten dat [eiser] op enig moment volledig arbeidsongeschikt zou raken - uit de destijds geldende pensioenregeling heeft kunnen opmaken dat [eiser] in dat geval in aanmerking zou komen voor volledige premievrijgestelde pensioenopbouw. Uit de e-mail van 18 november 2016 van AZL blijkt immers dat de bepalingen inzake arbeidsongeschiktheid in het Pensioenreglement B 2002 - partijen twisten over de vraag of deze, of een latere versie van dit reglement door [eiser] is overgelegd - slechts beperkte informatie geven over de premievrije opbouw van het pensioen bij arbeidsongeschiktheid.
4.13.
Aan de vraag of schade is geleden door [eiser] komt de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet meer toe. ECLI:NL:RBROT:2017:2305