Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 161215 afwikkeling met lump-sumbedrag op advies van letselschadebureau; letselschadebureau heeft gehandeld als redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot

Rb Rotterdam 161215 afwikkeling met lump-sumbedrag op advies van letselschadebureau; letselschadebureau heeft gehandeld als redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot

2 De feiten

2.1.
[eiseres] is op 4 mei 2002 betrokken geweest bij een verkeersongeval. Interpolis, de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval, heeft de aansprakelijkheid voor de door [eiseres] geleden schade erkend voor zover deze het gevolg is van het ongeval.

2.2.
Na [eiseres] te hebben onderzocht, heeft een neuroloog op 24 november 2004 rapport uitgebracht. In dit rapport staat het volgende vermeld:

Samenvatting van het neuropsychologisch onderzoek:
Er is sprake van een variabel maar over het algemeen verlaagd tempo van informatieverwerking en van een auditieve concentratiestoornis. Er is een snelle mentale vermoeidheid en een variabele kwaliteit van aandacht. Secundair aan de genoemde stoornis is sprake van verminderd inprenten en opdiepen van informatie en een verminderd planmatig vermogen. Er zijn aanwijzingen voor een matig/ernstige depressieve stemming. De onderzoeksresulaten worden mogelijk mede bepaald door de medische problematiek.
Conclusie:
Persisterende klachten van pijn in de nek met uitstraling naar het hoofd, de schouder en de rug alsmede klachten over snel optredende vermoeidheid en klachten over taal-, geheugen- en concentratiestoornissen. Bij algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek worden behoudens geringe bewegingsbeperking van de CWK geen afwijkingen gevonden. Bij neuropsychologisch onderzoek zijn er afwijkingen m.b.t. het tempo van informatieverwerking, de auditieve concentratie, de mentale vermoeibaarheid, de kwaliteit van aandacht, de verminderde inprenting en opdiepen van informatie en een verminderd planmatig vermogen. Tevens zijn er aanwijzingen voor het bestaan van een matig ernstige stemmingsstoornis.
Beantwoording van de vragen:
(…)
3. (…) De beschreven klachten moeten als een gevolg van het onderhavige ongeval worden beschouwd. Het is niet uitgesloten dat de klachten onder invloed staan van een stemmingsstoornis. Deze depressieve reactie kan enerzijds als een gevolg van het onderhavige ongeval worden beschouwd maar kan ook zeker samenhangen met de problematische financiële situatie waarin betrokkene verkeert. Betrokkene dient eerst psychologisch te worden behandeld voordat hier verdere uitspraken over kunnen worden gedaan.
4. Ik kan niet met zekerheid vaststellen dat er op dit moment een eindtoestand is bereikt m.b.t. de ongevalgevolgen. Eerst dient het effect van de behandeling door de psycholoog te worden afgewacht. Hierna dient het neurologisch onderzoek te worden herhaald en zonodig te worden aangevuld met een expertise door een onafhankelijk psychiater. Ik schat de blijvende functionele invaliditeit volgens de normen van de AMA (5e druk) en de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie welke zijn veroorzaakt door de genoemde pijnklachten en de bewegingsbeperking van de CWK op 2% van de gehele mens. Met nadruk dient hierbij te worden vermeld dat bij dit percentage functionele invaliditeit geen rekening is gehouden met de eventuele functionele invaliditeit veroorzaakt door stoornissen in het geïntegreerde mentale functioneren.
5. Voor de gevolgen m.b.t. het vermogen loonvormende arbeid te kunnen uitoefenen dient het oordeel van een arbeidsdeskundige te worden ingewonnen. (…)
(…)
7. Ik heb geen andere suggesties dan de suggestie van de neuropsycholoog dat psychologische behandeling geïndiceerd is. (…)

2.3.
In de letselschadezaak die volgde werd [eiseres] vanaf omstreeks april 2005 bijgestaan door [persoon 1] , destijds werkzaam bij Korevaar Van Dijk, een bureau dat slachtoffers van letselschade bijstaat. Vóór die datum werd [eiseres] bijgestaan door een ander letselschadebureau.

2.4.
Gedurende de letselschadezaak is [eiseres] in behandeling geweest bij een psychotherapeut. Totdat de hoogte van het schadebedrag is vastgesteld, heeft Interpolis aan [eiseres] voorschotten betaald ten behoeve van de door haar gemaakte kosten.

2.5.
Op 26 januari 2006 heeft [eiseres] een brief aan [persoon 1] gestuurd, waarin zij het volgende schrijft:
(…)
Hierbij een regelrechte noodkreet. Geen persoonlijke kritiek, maar een laatste poging om de ernst van de situatie nogmaals kenbaar te maken in de hoop dat er - ondanks alle problemen die er steeds met Interpolis spelen toch actie ondernomen wordt!
Al zeer geruime tijd geef ik aan op psychologisch vlak uitgeput te raken van de lopende zaken en alle spanning die daarbij komt kijken. Mijn behandelend psycholoog heeft daar zelfs nog een brief over gestuurd. Ik ben inmiddels van alle spanningen werkelijk aan het einde van mijn kunnen. Niet vreemd denk ik, na getouwtrek van bijna vijf jaar! Geen enkel uitzicht en alleen maar problemen die zich op blijven stapelen! Geen enkele duidelijkheid, geen rust, geen vaste grond.
Vandaag heb ik mijn laatste huur overgemaakt en geld geleend van een vriend om boodschappen te kunnen doen. Ik ben halverwege april uitgerekend en houd dit niet langer vol. Vanmorgen was er een zitting met het verzoek tot uitzetting van mijn woning wegens onregelmatige betalingen van de huur. Een direct gevolg van de letselschadezaak.
Op alle fronten wordt op deze wijze werkelijk elk bestaansrecht onder mij vandaan geslagen, en je begrijpt dat dit zelfs voor een gezond mens niet dragelijk zou zijn, laat staan dat het voor míj doenlijk is. Ik kom mijn dagen nauwelijks door, heb last van slaapproblemen en bovenmatige spanningen welke nu zelfs ook nog hun uitwerking op mijn zwangerschap hebben!!! Het kan echt niet meer zo.
Ik weet werkelijk niet meer wat ik moet doen. Ik vecht wederom tegen een zware depressie en omstandigheden die blijkbaar niet binnen mijn macht liggen om ze te veranderen maar waar ik voor mijn eerste levenstocht en een basis in mijn bestaan wél afhankelijk van ben. Mijn leven wordt nu al jaren beheerst door deze situatie en wordt steeds alleen maar slechter in plaats van dat ze verbeterd of opgelost wordt. Ik zie het gaatje echt niet meer.
Ik wil graag dat er (en het liefst morgen nog!) vastgesteld wordt door een arts of andere deskundige - aangezien mijn behandelend psycholoog blijkbaar niet serieus genomen wordt! (noch vergoed!) welke impact deze perikelen op mij hebben, en tot een oplossing met Interpolis komen.
Deze situatie vraagt van mij inmiddels het onmogelijke en houd ik écht niet meer vol. Ik ben nu zowel geestelijk als lichamelijk een wrak en voel me zo ongelooflijk verdrietig dat ik zó mijn eerste kind moet dragen en kan je niet vertellen hoe het is om steeds zo ongelofelijk somber en gespannen te zijn door alle problemen. (En dus niet door mijn aard of bij gebrek aan inzet en motivatie, maar door het destructieve beleid en het nimmer eindigende steekspel van Interpolis c.q. de letselschadezaak!).
Ik heb het idee gewurgd te worden door de verschillende systemen en procedures, waar ik steeds weer de dupe van word. Ik kan weinig anders meer dan nog eenmaal laten weten dat ik het niet meer aankan. Dat ik verzuip.
En dat zijn geen woorden, dat is de naarste werkelijkheid waar ik elke dag mee moet gaan slapen en weer mee wakker wordt.
Er is niets anders dan dat ik zou wensen, en dat is dat deze situatie opgelost wordt zodat ik na jaren van gevangenschap, uitzichtloosheid en depressies eindelijk aan mijn nieuwe leven mag beginnen en een start kan maken om te herstellen in plaats van alleen maar verder de ellende in te draaien …
Ik hoop zo dat je … hier mee kunt en zult helpen want ik weet niet meer wat ik moet doen? Als het niet lukt met Interpolis wil ik kijken of er andere oplossingen zijn, en om te zorgen dat we … op grond van wellicht een medische verklaring kunnen dwingen rust en stabiliteit te garanderen. Want dit is werkelijk onmenselijk beleid.
(…)

2.6.
In februari 2006 is tussen [eiseres] en Interpolis overeenstemming bereikt over de te verrichten psychiatrische expertise. Dezelfde maand laat Interpolis bij brief van 27 februari 2006 weten dat voorlopig geen aanvullende voorschotten meer worden verleend gezien de bestaande discussiepunten op medisch en schade-technisch gebied.

2.7.
Bij brief van 6 juni 2006 heeft [persoon 1] [eiseres] geïnformeerd over een door Interpolis gedaan schikkingsvoorstel, inhoudende een slotbetaling van € 80.500,-- tegen finale kwijting. [persoon 1] heeft in de brief het volgende geschreven:

(…)
U heeft rustig de tijd om het gedane voorstel te overwegen. Zoals ik eerder aangaf, denk ik dat er nog een beperkte verdere onderhandelmarge bestaat. Het plafond ligt vermoedelijk bij een slotbetaling van rond € 100.000,--. Ik denk dat het zeer verstandig is om voorzichtig door te onderhandelen in een poging om het voorliggende resultaat nog tot aan de bovenzijde van de marge op te waarderen.
Zoals ik u eerder uiteenzette, zou ik het in geen geval op een civiele procedure laten aankomen, daar deze voor u meer risico’s dan kansen oplevert, zeker in het licht van de relatief ruime schadevergoeding die Interpolis u beschikbaar stelt. In het kader van een eventuele procedure zullen u diverse argumenten worden tegengeworpen, op zowel medisch, arbeidsdeskundig als bedrijfseconomisch terrein. De kans dat al deze verweren in een procedure succesvol kunnen worden gepareerd, acht ik zeer gering. Bovendien zult u er vermoedelijk niet aan ontkomen om uw volledige patiëntenkaart (huisartsendossier) over te leggen.
Kort en goed: neem het voorstel in beraad en overweeg de drie theoretische opties:
1. Accepteer het voorliggende voorstel;
2. Procederen;
3. Dooronderhandelen naar een nog wat hogere slotbetaling tegen finale kwijting.

De derde optie lijkt mij zonder meer het meest raadzaam.
Ik wacht uw nadere berichten voor het moment maar even af.
(…)

2.8.
Na verdere onderhandelingen is [eiseres] akkoord gegaan met het door Interpolis gedane voorstel van een slotbetaling van € 100.500,--. Op 29 juni 2006 heeft [persoon 1] per brief de reeds door Interpolis ondertekende vaststellingsovereenkomst aan [eiseres] gestuurd ter ondertekening. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

(…)
1. Interpolis zal aan Mevrouw [persoon 2] ( [eiseres] , rd. Rb) op de door haar hierna onder punt 5 aan te geven wijze na retournering van deze ondertekende overeenkomst betalen als lump sum een bedrag van € 320.000,- (…), waarvan reeds is betaald als voorschot een bedrag van € 219.500,- (…), zodat thans nog resteert te betalen een bedrag van € 100.500,- (…), als vergoeding van de door Mevrouw [persoon 2] geleden en/of te lijden materiële en immateriële schade alsmede schade ten gevolge van verminderd vermogen tot het presteren van arbeid alsmede de nog openstaande buitengerechtelijke kosten ten gevolge van het onderwerpelijk ongeval.

2. Mevrouw [persoon 2] en Interpolis verklaren ieder voor zich dat alle goede en kwade kansen in deze regeling zijn verdisconteerd en dat zij deswege uitdrukkelijk afstand doen van ieder beroep op toekomstige en/of reeds ingetreden hen al dan niet bekende feiten of omstandigheden, welke ook, die invloed kunnen hebben op de omvang van de door Mevrouw [persoon 2] geleden en/of te lijden schade.

3. Mevrouw [persoon 2] verleent na betaling van het onder punt 1 genoemde bedrag volledige kwijting en décharge aan Interpolis, alsmede aan allen die, uit welken hoofde dan ook, (mede) aansprakelijk zouden kunnen zijn voor de door Mevrouw [persoon 2] geleden en of te lijden schade, hoe ook genaamd en van welke aard dan ook.
(…)

In de begeleidende brief heeft [persoon 1] geschreven:
(…)
In de vaststellingsovereenkomst zijn de tussen partijen gemaakte afspraken verwoord. Het betreft enerzijds een slotbetaling ad € 100.500,00, inclusief de nog openstaande buitengerechtelijke kosten en anderzijds het door u verlenen van finale kwijting. Dit houdt - zoals u weet - in dat u na ontvangst van de betaling bij Interpolis niet meer op de zaak kunt terugkomen, ook niet in het geval er zich voor u ongunstige onvoorziene omstandigheden voordoen.
Gelet op alle discussiepunten in de onderhavige zaak (medisch, arbeidsdeskundig en bedrijfseconomisch vlak) denk ik dat u met het treffen van deze regeling geen onverstandige keuze heeft gemaakt.
(…)
[eiseres] heeft de vaststellingsovereenkomst op 1 juli 2006 ondertekend. Daarmee is de letselschadezaak tussen [eiseres] en Interpolis tot een einde gekomen.

2.9.
Op 30 november 2010 is [eiseres] wederom betrokken bij een verkeersongeval, waarvan zij (lichamelijke) klachten heeft ervaren. Met de verzekeraar van de veroorzaker van dit ongeval is op 16 december 2011 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij aan [eiseres] in totaal een schadevergoeding van € 9.000,- is toegekend.

3 Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- voor recht wordt verklaard dat Korevaar Van Dijk aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en te lijden materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van rechtsbijstand ten gevolge van de door Korevaar Van Dijk jegens [eiseres] gepleegde wanprestatie dan wel onrechtmatige daad;
- Korevaar Van Dijk wordt veroordeeld de schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- Korevaar Van Dijk wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.2.
[eiseres] legt wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad van Korevaar Van Dijk aan haar vordering ten grondslag. [persoon 1] had er niet op aan moeten sturen om de letselschadezaak zonder voorbehoud en tegen finale kwijting af te sluiten door middel van de vaststellingsovereenkomst. In de eerste plaats omdat [persoon 1] uit de brief van 26 januari 2006 en uit het rapport van haar psycholoog had kunnen afleiden dat het niet goed met [eiseres] ging en dat zij zich in een aperte noodsituatie (ziekte, schulden, een dreigende ontruiming en een vergevorderde zwangerschap) bevond, waardoor [eiseres] de situatie niet kon overzien. In de tweede plaats was er ook geen aanleiding om een vaststellingsovereenkomst te sluiten, aangezien [eiseres] nog nader onderzocht diende te worden (waaronder psychiatrisch) en er daardoor geen sprake was van een medische eindsituatie.
De schade die [eiseres] door het ongeval heeft geleden en nog altijd lijdt, is veel hoger dan het door Interpolis uitgekeerde bedrag van € 320.000,- en voor deze extra schade is Korevaar Van Dijk, als toenmalig werkgever van [persoon 1] , op grond van artikel 6:74 jo. artikel 6:76 BW dan wel artikel 6:162 BW aansprakelijk.

3.3.
Korevaar Van Dijk concludeert tot afwijzing van de vordering en voert het volgende aan. Omdat [eiseres] destijds goed in staat was haar standpunt zowel mondeling als schriftelijk te verwoorden, bestond bij [persoon 1] niet het beeld dat het slecht ging met haar. Het beeld golfde, maar er waren ook signalen dat het de goede kant op ging. Het was in het belang van de gezondheid van [eiseres] om de letselschadezaak af te sluiten. Er is sprake geweest van een goed geslaagde bemiddeling, te meer nu er voldoende redenen waren om te kiezen voor een vaststellingsovereenkomst. Zo bestond er met Interpolis discussie over de vraag in hoeverre de klachten van [eiseres] het gevolg waren van het ongeval in 2002, over de mate van resterende belastbaarheid en over de hoogte van de door [eiseres] geleden schade (met name gelet op de ontwikkeling van het inkomen na de zwangerschap, het aanvragen van het faillissement van haar bedrijf zonder toestemming van Interpolis en het verlies aan arbeidsvermogen) terwijl nieuwe onderzoeken nog veel tijd zouden vergen. [eiseres] is op de consequenties van het sluiten van een vaststellingsovereenkomst gewezen en is er zelf akkoord mee gegaan. [persoon 1] is dan ook niet onzorgvuldig geweest in zijn handelen.
Subsidiair voert Korevaar Van Dijk aan dat, indien [persoon 1] een fout gemaakt zou hebben, het de vraag is of [eiseres] schade heeft geleden als gevolg van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Bovendien is [eiseres] nogmaals betrokken geweest bij een verkeersongeval in 2010 en niet uit te sluiten valt dat daardoor de causaliteit is doorbroken.

4. De beoordeling

4.1.
Uit het feit dat [persoon 1] namens Korevaar Van Dijk vanaf juni 2005 de belangen van [eiseres] heeft behartigd in de letselschadezaak die volgde op het verkeersongeval in 2002, wordt afgeleid dat er tussen [eiseres] en Korevaar Van Dijk een bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 BW tot stand is gekomen.

4.2.
De vraag of Korevaar Van Dijk, in de persoon van [persoon 1] , is tekortgeschoten in de nakoming van de bemiddelingsovereenkomst dient getoetst te worden aan de in artikel 7:401 BW verwoorde zorgplicht. Het komt er daarbij op aan of [persoon 1] bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst als een redelijk bekwaam en redelijk handelend bemiddelaar heeft gehandeld.

4.3.1.
[eiseres] stelt dat [persoon 1] uit haar brief van 26 januari 2006 (vgl. 2.5.) en uit het rapport van haar psycholoog van een half jaar eerder had kunnen afleiden dat het niet goed met haar ging. Kennelijk doelt [eiseres] met het psychologisch rapport op de brief van 27 juli 2005 zoals dat genoemd wordt in het medisch advies van 6 februari 2006 (vgl. punten 7 en 18.3 en productie 11 dagvaarding). De brief zelf bevindt zich echter niet in het procesdossier, zodat deze verder buiten beschouwing zal worden gelaten.

4.3.2.
Uit de brief van 26 januari 2006 heeft [persoon 1] kunnen opmaken dat [eiseres] zich in een netelige (financiële) situatie bevond en dat de lopende letselschadezaak zijn weerslag had op haar geestelijke en lichamelijke gezondheid. Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend bemiddelaar behoefde echter niet te worden verwacht dat hij hieruit zou afleiden dat [eiseres] op dat moment niet in staat was om over het al dan niet sluiten van een vaststellingsovereenkomst te beslissen. Zo heeft [eiseres] in haar brief in duidelijke bewoordingen haar situatie omschreven, was zij ook in staat de door haar omschreven problemen als een direct gevolg van de lopende letselschadezaak aan te merken en leek zij zich ook bewust te zijn van de complexiteit van de letselschadezaak. Dat een vriend de brief had opgesteld omdat [eiseres] door de situatie kennelijk niet in staat was om dat zelf te doen (zo begrijpt de rechtbank de stelling van [eiseres] ), kon [persoon 1] niet weten en vormt dus evenmin een omstandigheid op grond waarvan [persoon 1] er rekening mee had moeten houden dat [eiseres] mogelijk beperkt was in haar vermogen om belangrijke beslissingen in de letselschadezaak te nemen. Gelet op de emotionele inhoud van de brief van [eiseres] onderstreepte die brief eerder het belang van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, omdat daarmee nu juist de door [eiseres] gewenste afronding van de letselschadezaak kon worden bewerkstelligd.

4.4.
Dat [eiseres] door [persoon 1] niet de keuze zou zijn gegeven om met de vaststellingsovereenkomst wel of niet akkoord te gaan, zoals [eiseres] heeft gesteld, vindt geen steun in de processtukken. [persoon 1] heeft bij brief van 6 juni 2006 (vgl. r.o. 2.7.) [eiseres] weliswaar geadviseerd om het niet tot een civiele procedure te laten aankomen, maar uit de strekking van die brief blijkt niet dat [eiseres] geen keuze zou hebben gehad om met Interpolis een vaststellingsovereenkomst aan te gaan. Integendeel, [eiseres] wordt drie opties in overweging gegeven, waarvan één optie (procederen) het weigeren van een vaststellingsovereenkomst betreft. Ook uit de brief van 29 juni 2006 (vgl. 2.8.) van [persoon 1] komt niet naar voren dat [eiseres] geen keuze zou hebben gehad om al dan niet akkoord te gaan met de vaststellingsovereenkomst.

4.5.
Verder is van belang dat tussen Interpolis en (de voorganger van) [persoon 1] discussie bestond over de vraag in hoeverre de klachten van [eiseres] het gevolg waren van het ongeval in 2002, een en ander naar aanleiding van de conclusie van de neuroloog dat niet uitgesloten kon worden dat de klachten van [eiseres] konden samenhangen met de problematische financiële situatie van [eiseres] (vgl. r.o. 2.2.). Een psychiatrisch onderzoek kon daar uitsluitsel over geven. De uitkomst van dat onderzoek kon enerzijds uitwijzen dat de klachten van [eiseres] enkel het gevolg waren van het ongeval in 2002, maar anderzijds bestond het risico dat het psychiatrisch onderzoek het standpunt van Interpolis zou ondersteunen en daarmee nadelig voor [eiseres] zou zijn. Met het treffen van een schikking kon dit risico worden vermeden.

4.6.
Daarnaast komt uit de overgelegde correspondentie (vgl. onder meer productie 5 dagvaarding) tussen Interpolis en [persoon 1] naar voren dat ook discussie bestond over de hoogte van de door [eiseres] geleden schade. Zo stelde Interpolis zich op het standpunt dat [eiseres] na het ongeval in 2002 geen enkele poging had ondernomen om weer deels te gaan werken in haar eigen winkel, terwijl zij daartoe wel in staat moest worden geacht, en was zij verder van mening dat [eiseres] zonder aanleiding is overgegaan tot liquidatie van haar eigen winkel, waardoor zij haar arbeidscapaciteit niet meer te gelde kon maken. Ook deze omstandigheden brachten onzekerheid mee aangaande de hoogte van het door Interpolis aan [eiseres] te vergoeden schadebedrag.

4.7.
Door [eiseres] onder voormelde omstandigheden te adviseren, althans niet af te raden, de vaststellingsovereenkomst zoals geciteerd in r.o. 2.8. te sluiten, heeft Korevaar Van Dijk (in de persoon van [persoon 1] ) gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder dergelijke omstandigheden verwacht mocht worden. Van een tekortkoming in de nakoming van de met [eiseres] gesloten bemiddelingsovereenkomst is daarom geen sprake, zodat aansprakelijkheid op grond van artikel 6:74 BW afstuit. Evenmin is sprake van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW, nu van onrechtmatig handelen aan de zijde van Korevaar Van Dijk niet is gebleken althans [eiseres] dit onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering zal dan ook worden afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2015:9824