CTG 300506 huisarts ondeskundig en onzorgvuldig bij kind met 40.7 koorts na BMR en MenC vaccinatie
- Meer over dit onderwerp:
CTG 30-05-06 huisarts ondeskundig en onzorgvuldig bij kind met 40.7 koorts en rode vlekken na BMR en MenC vaccinaties
Klaagster verwijt de huisarts dat zij ondeskundig en onzorgvuldig heeft gehandeld.
1. De huisarts had bij een kind met 40,7 graden koorts en rode vlekken langs moeten komen, danwel klaagster moeten vragen met F. bij haar langs te komen, om het kind te onderzoeken.
2. Het was onzorgvuldig dat zij de vragen, die zij aan klaagster had, door haar assistente heeft laten stellen en heeft nagelaten F. zelf te onderzoeken.
3. Ook acht klaagster het onzorgvuldig dat zij, toen zij de dokterspost op advies van haar huisarts bezocht, gevraagd is in de wachtkamer plaats te nemen terwijl er niemand aanwezig was. Voorts acht klaagster het onzorgvuldig dat de huisarts haar heeft gevraagd om F. zelf naar het ziekenhuis te brengen met de auto, terwijl een kind in de toestand waarin F. verkeerde alleen per ambulance vervoerd mag worden.
4. Klaagster acht het ondeskundig dat de huisarts F. naar het G.-ziekenhuis heeft gestuurd, terwijl het dichterbij gelegen I. gespecialiseerd is in de behandeling van meningitis.
5. Tenslotte verwijt klaagster de huisarts dat deze haar op de spoedeisende eerste hulp van het G.-ziekenhuis in paniek met haar zoontje heeft achtergelaten zonder hen nog te woord te staan en zonder de komst van de kinderarts af te wachten. (...)
Beoordeling van het hoger beroep
5.1 De essentie van de, in de zaken tegen de twee huisartsen en de verpleegkundige aan het rechterlijk oordeel onderworpen, klachten is, dat F. en zijn ouders in de periode vanaf het eerste consult bij de huisarts 1 tot de opname in het G.-ziekenhuis niet de zorg hebben gekregen waarop zij aanspraak konden maken. Dat klaagster in zoverre terecht en op goede gronden klaagt, kan vrijwel zonder nadere toelichting worden afgeleid uit de door het Centraal Tuchtcollege onder 3. vastgestelde feiten. Veel moeilijker is de beoordeling van de vraag of en in hoeverre de huisarts (en in de zaak onder nummer 2005/058 de hierboven als huisarts 1 aangeduide huisarts en in de zaak onder nummer 2005/060 de verpleegkundige die die nacht de Centrale Post Ambulancevervoer D. als centraliste bemande) hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.2 Toen klaagster omstreeks 3.10 uur telefonisch te woord werd gestaan door de assistente van de huisartsenpost, heeft deze het gesprek onderbroken om met de huisarts te overleggen. Klaagster bleef onderwijl aan de lijn. Wat in detail gedurende deze ruggespraak van de assistente met de huisarts ter sprake is gekomen, is niet met zekerheid vast komen te staan. Op grond van de schriftelijke stukken is daarentegen wel vast komen te staan, dat aan de huisarts melding is gemaakt van het gegeven, dat het ging om een jong kind met hoge koorts waarover reeds eerder op de avond de eigen huisarts was geraadpleegd. Omdat de assistente in de organisatie van de huisartsenpost gold als ervaren en bekwaam, kan de huisarts geen verwijt worden gemaakt omtrent tekortkomingen in het uitvragen van klaagster door de assistente.Echter op grond van het gegeven, dat het hier een vervolghulpvraag betrof en de assistente de behoefte had aan overleg met de huisarts, heeft het op de weg van de huisarts gelegen om zich zelf te vergewissen van de grond en de aard van de hulpvraag en van de bij de assistente kennelijk bestaande onzekerheid, door zelf klaagster te woord te staan. Zeker nu klaagster nog aan de lijn was- had zij het gesprek moeten overnemen.Dit geldt te meer, omdat de doktersassistente gedurende de ruggespraak met de huisarts ter sprake heeft gebracht dat F. rode vlekjes op zijn lichaam vertoonde. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege mocht triage onder de gegeven omstandigheden geen inbreuk maken op de sequentie van hulpvragen en had de huisarts het heft in handen moeten nemen en –naar gelang van haar eigen bevindingen- het kind moeten onderzoeken.
5.3 Dit is te meer klemmend omdat de huisarts wist dat de eigen huisarts eerder benaderd was met een hulpvraag ten aanzien van een kind met koorts. Het lijdt geen twijfel dat huisarts 1 bij een vervolg op de eerdere hulpvraag gedurende de nacht in geval van aanhouding of verslechtering van de verschijnselen bij het kind, het kind opnieuw zou hebben moeten onderzoeken. Zo ver is het echter niet gekomen, omdat deze huisarts geen dienst had en klaagster en haar zoontje voor het verdere verloop gedurende de nacht waren aangewezen op de zorg van de huisartsenpost. Tijdens de parlementaire behandeling die geleid heeft tot de totstandkoming van de thans in Nederland geregelde huisartsendienstenstructuren is ter sprake geweest, dat met de huisartsenzorg gedurende avond, nacht en weekend huisartsenzorg van dezelfde kwaliteit en inhoud bedoeld wordt als huisartsenzorg die geleverd wordt buiten avond, nacht en weekend (Stb. 2001, 525, p. 4). Het is een onderdeel van de voorziening in de huisartsendienst gedurende avond, nacht en weekend, dat de triage van de gedurende die periode nieuw aangemelde gevallen in de praktijk kan worden overgelaten aan niet tot arts opgeleid en niet BIG-geregistreerd personeel. Waar echter uit het voorgaande volgt dat bij een derde serieuze hulpvraag het kind opnieuw had moeten worden onderzocht, is voor een dergelijke triage geen plaats.
5.4 Uit het voorgaande volgt dat de beide eerste klachtonderdelen gegrond zijn en dat de huisarts het verwijt kan worden gemaakt onvoldoende de regie ter hand genomen te hebben. CTG 2005/059
Dezelfde zaak met tuchtklacht tegen de eigen huisarts, onder meer inhoudende:
"3. Hij heeft onzorgvuldig gehandeld waar hij heeft nagelaten de dokterspost op de hoogte te stellen van het feit dat hij om 18.00 uur en om 21.00 uur was geconsulteerd voor een ziek kind. Dit klemt temeer nu hij F. nooit eerder had gezien en blijkens zijn adviezen aan de moeder van F. aan meningitis dacht" werd door het CTG eveneens gegrond geacht: CTG 2005/058 Zie over de uitspraken ook Medisch Contact, te vinden op Recht.nl