Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 060324 herseninfarct na stoprecept simvastatine; HA niet aansprakelijk; stoppen was eigen initiatief patiënt, invloed therapieontrouw 

RBLIM 060324 herseninfarct na stoprecept simvastatine; HA niet aansprakelijk; stoppen was eigen initiatief patiënt, invloed therapieontrouw 

1Inleiding

1.1.

In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] , die huisarts is, ten opzichte van [eiser] als patiënt onzorgvuldig heeft gehandeld. Het gaat daarbij met name om de vraag of [gedaagde] op 30 november 2016 een zogenoemd stoprecept voor het cholesterolverlagende medicijn simvastatine had mogen uitschrijven.

(... red. LSA LM)

3De feiten

3.1.

[gedaagde] is huisarts en voert - samen met een aantal collega huisartsen - een huisartsenpraktijk in [plaatsnaam] .

3.2.

[eiser] is in de periode 2011 tot en met juni 2018 patiënt geweest in de huisartsenpraktijk van [gedaagde] . [eiser] was tijdens deze behandelperiode bekend met overgewicht, verhoogde bloeddruk, diabetes mellitus II en een verhoogd cholesterol.

Voor diabetes mellitus II en verhoogde bloeddruk kreeg [eiser] medicatie voorgeschreven. Sinds 2014 werd [eiser] voor het verhoogde cholesterol simvastatine voorgeschreven.

3.3.

Op 30 november 2016 is [eiser] op consult geweest bij [gedaagde] (hierna aan te duiden als: het consult). [gedaagde] heeft op of omstreeks die dag een zogenoemd stoprecept uitgeschreven voor het gebruik van het medicijn simvastatine.

3.4.

Op 18 september 2017 heeft [eiser] een herseninfarct doorgemaakt.

4Het geschil

4.1.

[eiser] vordert - samengevat - na eisvermeerdering dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. primair:

1. verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] aansprakelijk is op grond van artikel 6:74 BW;

II. subsidiair:

1. verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW;

III. meer subsidiair:

1. verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] aansprakelijk is op grond van proportionele aansprakelijkheid;

zowel onder primair, als subsidiair, als meer subsidiair:

2. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de medische en bijkomende kosten ter behandeling van het letsel van [eiser] , die hij heeft opgelopen als gevolg van het herseninfarct dat heeft plaatsgevonden op 18 september 2017;

3. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de dientengevolge door [eiser] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met wettelijke rente, waarbij [eiser] dit meer subsidiair vordert in evenredigheid met de in het percentage uitgedrukte kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt;

4. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten en wettelijke rente.

4.2.

[eiser] legt aan zijn vorderingen, kort samengevat, het volgende ten grondslag. [eiser] stelt dat hij voordat hij het herseninfarct heeft opgelopen cholesterolverlagende medicatie gebruikte, namelijk simvastatine. [gedaagde] heeft op 30 november 2016 een stoprecept afgegeven voor dit medicijn. Dit terwijl [eiser] op dat moment bekend was met hoge cholesterol en is aan te merken als risicopatiënt. [eiser] stelt dat hij door het afgeven van het stoprecept het herseninfarct heeft opgelopen. Hij voert aan dat het afgeven daarvan in ieder geval van wezenlijke en substantiële invloed is geweest op het ontstaan van het herseninfarct. [gedaagde] heeft bovendien haar informatieplicht jegens [eiser] geschonden (artikel 7:448 BW). Zij heeft hem niet gewezen op de risico’s van het stoppen met het medicijn. Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagde] onvoldoende toezicht en controle heeft gehouden op de gezondheidspositie van [eiser] na afgifte van het stoprecept.

4.3.

[gedaagde] voert - kort samengevat - het volgende verweer. [gedaagde] betwist dat sprake is van onzorgvuldig handelen ten opzichte van [eiser] . Zij stelt dat zij op 30 november 2016 werd geconfronteerd met het voldongen feit dat [eiser] op eigen initiatief was gestopt met het innemen van simvastatine. [gedaagde] voert aan dat zij toen een stoprecept heeft uitgeschreven om aansluiting bij deze feitelijke situatie te zoeken. Bovendien was [eiser] op het betreffende moment niet bekend met een hoog cholesterol, zodat een cholesterolverlager ook niet noodzakelijk was op dat moment. [gedaagde] stelt dat zij tijdens het consult de afweging heeft gemaakt de focus te leggen op verbetering van de levensstijl van [eiser] en hervatting van de bloeddrukverlagende medicatie. [gedaagde] voert verder aan dat het causaal verband tussen het gestelde onzorgvuldig handelen en het herseninfarct met haar gevolgen ontbreekt.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1.

[eiser] woont in België. De zaak heeft daarmee een internationale component. De rechtbank moet daarom eerst ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en welk recht van toepassing is op het geschil.

Rechtsmacht

5.2.

Het gaat in dit geval om een handelszaak waarop de Herschikte EEX-Verordening1 van toepassing is. Op grond van die verordening wordt een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat opgeroepen voor een gerecht van die lidstaat (artikel 4 EEX-Verordening). [gedaagde] heeft woonplaats in Nederland. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd om van het geschil kennis te nemen.

Toepasselijk recht

5.3.

Vervolgens moet de vraag worden beantwoord welk recht van toepassing is op het geschil. De primaire vorderingen zijn gegrond op een contractuele verbintenis (wanprestatie); de subsidiaire op onrechtmatige daad.

Het op de primaire vorderingen toepasselijk recht

5.3.1.

Ten aanzien van de primaire vorderingen geldt dat het toepasselijk recht moet worden bepaald aan de hand van de Rome I-Verordening2 (hierna: Rome I).

5.3.2.

In dit geval is geen beroep gedaan op een rechtskeuze ten aanzien van het toepasselijke recht. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval het recht van toepassing van het land waar de dienstverlener zijn gewone verblijfsplaats heeft (artikel 4 lid 1 sub b van Rome I). [gedaagde] voert en voerde ten tijde van het aangaan van de overeenkomst praktijk in Nederland ( [plaatsnaam] ). Op de primaire vorderingen is daarom Nederlands recht van toepassing.

Het op de subsidiaire vorderingen toepasselijk recht

5.3.3.

Het op de subsidiaire vordering toepasselijke recht moet worden bepaald aan de hand van de Rome II-Verordening3 (hierna: Rome II).

5.3.4.

De rechtbank is van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is op de subsidiaire vorderingen. Uit het geheel der omstandigheden blijkt in dit geval namelijk dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met Nederland (zoals bedoeld in artikel 4, lid 3 Rome II). De voorvallen die de gestelde onrechtmatige daad vormen (het voorschrijven van het stoprecept en het onvoldoende informeren van [eiser] ) hebben zich immers voorgedaan in de huisartsenpraktijk gevestigd in Nederland. Die praktijk wordt, naar mag worden aangenomen, gedreven conform de in Nederland geldende regels en protocollen. De onrechtmatige daad heeft verder geen enkele band met België.

Dit alles brengt mee dat op de subsidiaire vorderingen Nederlands recht van toepassing is.

De primaire vorderingen

5.4.

De rechtbank komt toe aan de inhoudelijke beoordeling van de primaire vorderingen.

Is [gedaagde] aansprakelijk ten opzichte van [eiser] wegens wanprestatie?

5.5.

[eiser] baseert de primaire vorderingen op tekortkoming in de nakoming (6:74 BW).

5.6.

Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen een geneeskundige behandelingsovereenkomst (7:446 BW) tot stand is gekomen. [eiser] stelt dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst omdat [gedaagde] ten opzichte van hem niet heeft gehandeld als goed hulpverlener (artikel 6:74 BW jo. 7:453 BW).

Heeft [gedaagde] gehandeld als goed hulpverlener?

5.7.

De rechtbank stelt voorop dat volgens de wet de hulpverlener bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen (artikel 7:453 BW). Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid vloeit voort uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW), die mede wordt bepaald door onder meer de stand van inzichten in de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht komt erop neer dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Indien niet wordt voldaan aan deze zorgplicht, dan is de tekortkoming in de nakoming in beginsel gegeven.

Op initiatief van [gedaagde] stoppen met de medicatie?

5.8.

[eiser] verwijt [gedaagde] dat zij op haar initiatief een stoprecept voor de medicatie simvastatine heeft uitgeschreven. [gedaagde] betwist dat het stoppen met de simvastatine op haar initiatief plaatsvond. Zij stelt dat [eiser] zelf had besloten te stoppen met de betreffende medicatie.

5.8.1.

[gedaagde] verwijst ter onderbouwing van deze betwisting als eerste naar haar eigen verslaglegging op 30 november 2016, zoals vastgelegd in het huisartsenjournaal. Daarin is voor zover van belang het volgende opgenomen:

30-11-2016

(…).

[initialen ] heeft al meer dan een maand de irbesartan/hct niet meer gebruikt> deze wel herstarten, ook doorgegeven aan apotheek. Is gestopt met simvastatine. gebruikt de metformine nog maar 1xdaags. is 27 kg afgevallen (gastric bypass). roken+. voelt zich fitter en beweegt meer. staat niet meer onder controle

5.8.2.

De rechtbank stelt vast dat daaruit volgt dat [gedaagde] over het consult heeft gerapporteerd dat [eiser] zelf is gestopt met het innemen van diverse medicatie, waaronder ook met simvastatine. De rechtbank overweegt dat zij in beginsel uitgaat van de juistheid van het (tot het medisch dossier behorende) huisartsenjournaal. Dit is alleen anders als aannemelijk is gemaakt dat het medisch dossier en de daarin gemaakte aantekeningen onjuist zijn. Dat de aantekeningen in het huisartsenjournaal niet juist zouden zijn is niet aannemelijk gemaakt door [eiser] .

5.8.3.

Ten tweede stelt [gedaagde] ter onderbouwing van haar betwisting dat het eigenhandig besluiten om te stoppen met de simvastatine past in een non-compliance patroon dat [eiser] als patiënt vertoonde. Zij stelt dat hij zich met grote regelmaat niet aan gemaakte afspraken hield, therapieontrouw was en zonder overleg met een arts met het innemen van medicatie stopte. Ter onderbouwing van die stelling heeft [gedaagde] verwezen naar verklaringen van haar collega’s en naar een overzicht dat is opgenomen in de brief van 4 juni 2020 van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar aan de raadsvrouw van [eiser]4. In dat - aan de hand van het huisartsenjournaal opgesteld - overzicht wordt een opsomming gegeven van het volgens [gedaagde] als non-compliance aan te merken gedrag van [eiser] . De rechtbank zal onderstaand een kleine selectie van het door [gedaagde] gestelde non-compliance gedrag opnemen, waarbij zij rechtstreeks zal citeren uit het huisartsenjournaal (waarbij spelfouten zijn overgenomen):

19-11-2014

[initialen ] wordt opnieuw opgeroepen door diabetesverpleehkundige in ziekenhuis, daar ook niet erg blij want 8x niet verschenen op afspraak. Hier zelfde verhaal bij [medewerker huisartsenpraktijk] . Nu dus retour internist, zeer therapieontrouw en toch ook complex n zeer veel klachten

22-07-2015

[initialen ] Vanuit internist weer terugverwezen naar ons. De internist zet in brief dat hij daar ook een aantal keren niet verschenen is, tevens niet goed gereguleerd dm en hypertensie. (…). Spuit alleen de novorapid en de levemir af en toe. Novorapid spuit hij thuis 30-30-30/40 IE maar deze week op het werk heeft hij niet gespoten. Controleert niet.

[initialen ] Dagcurves gaan prikken! Op het werk ook voor de lunch. Aankomende dinsdag boekje afgeven en dan verder bekijken. Dhr is erg eigenwijs en weet eigenlijk ook niet wat hij wel en niet moet spuiten. Ik ben benieuwd of ik het boekje teruggebracht krijg. Hij gaat een afspraak maken bij [medewerker huisartsenpraktijk] .

06-08-2015

[initialen ] Zou alweer 1,5 week geleden het boekje met dagcurves afgegeven hebben. Hij houdt zich wederom weer niet aan zijn afspraken. Ik ga dhr ook niet meer achterna bellen. Uitgebreid gesproken over zijn ziekte en eigen verantwoordelijkehid zie consult 22/7.

[initialen ] ook nog geen afspraak gemaakt bij [medewerker huisartsenpraktijk]

15-12-2016

Samen met zijn vrouw bij mij. Dhr heeft 6mnd geleden gastric bypass gehad en nu inmiddels ruim 30kg afgevallen. Dhr heeft dit in België laten doen. Helemaal geen begeleiding van FT en dietiek? Hoeft voor hem ook niet “hij is toch afgevallen”. Met eten kan hij alles eten wat hij wil. (…). Dhr spuit geen insuline meer sinds gastric bypass.

08-03-2017

X T90.02. Diabetes mellitus type 2

[initialen ] NVZB [niet verschenen zonder bericht, toevoeging door de rechtbank]

30-03-2017

X T90.02. Diabetes mellitus type 2

[initialen ] Wederom NVZB! [niet verschenen zonder bericht, toevoeging door de rechtbank]

5.9.

De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] hiermee gemotiveerd heeft betwist dat zij zelf aan [eiser] zou hebben geadviseerd om te stoppen met simvastatine. Naar het oordeel van de rechtbank had het bij die stand van zaken op de weg van [eiser] gelegen om op bovengenoemde - met stukken onderbouwde - betwisting van [gedaagde] gemotiveerd te reageren. Omdat [eiser] dat heeft nagelaten, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld dat hij op initiatief van [gedaagde] is gestopt met de simvastatine. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat [eiser] op eigen initiatief is gestopt met de simvastatine en dat tijdens het consult aan [gedaagde] heeft medegedeeld.

Het uitschrijven van het stoprecept

Het standpunt van [eiser]

5.10.

stelt dat [gedaagde] hoe dan ook het stoprecept niet had mogen uitschrijven, ook niet in het geval ervan uit wordt gegaan dat [eiser] zelf was gestopt met het innemen van de medicatie. Door het uitschrijven van het stoprecept heeft [gedaagde] ten onrechte het signaal afgegeven dat het verantwoord was om te stoppen met de betreffende medicatie. Volgens [eiser] had [gedaagde] hem bovendien uitdrukkelijk moeten waarschuwen voor de gevolgen van het stoppen met de simvastatine.

Het standpunt van [gedaagde]

5.11.

stelt dat [eiser] haar tijdens het consult niet alleen mededeelde te zijn gestopt met het innemen van de simvastatine, maar ook (al meer dan een maand) met het bloeddrukverlagende medicijn irbesartan/hct. [eiser] heeft over die besluiten geen overleg gevoerd met zijn huisarts(enpraktijk). Uit een controle van vlak voor het consult was gebleken dat de cholesterolwaarden van [eiser] op dat moment normaal waren. Dat [eiser] met de simvastatine was gestopt, was daarom niet problematisch. De bloeddruk bleek echter niet goed te zijn (te hoog). [gedaagde] stelt dat zij er daarom voor heeft gekozen om op dat moment te focussen op het bij [eiser] aandringen op het weer gaan innemen van de bloeddrukverlagende medicatie. Bovendien stelt zij dat zij op dat moment inschatte dat het zinvoller was om daarnaast te focussen op het motiveren van [eiser] om zijn leefstijl te verbeteren (stoppen met roken, gezonde voeding, voldoende beweging).

Het oordeel van de rechtbank: [gedaagde] heeft niet onzorgvuldig gehandeld

5.12.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] in de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig gehandeld door het uitschrijven van het stoprecept, nadat [eiser] zelf had besloten om te stoppen met het innemen van de simvastatine.

5.12.1.

Vast staat dat de cholesterolwaarde van [eiser] kort voor het consult (op 25 november 2016) is gecontroleerd. Ook staat vast dat uit die controle bleek dat de LDL-cholesterolwaarde van [eiser] goed was en ruim onder de streefwaarde (van 2,6 mmol/l5) lag (“LDL-cholesterol: 1,8 mmol/l, HDL-cholesterol 0,6 mmol/l”)). Dat die waarde op dat moment - anders dan in het verleden het geval was - goed was, valt ook goed te verklaren. [eiser] had namelijk een aantal maanden voor het consult (op of omstreeks 8 juni 2016) een gastric bypass operatie ondergaan. Als gevolg daarvan was [eiser] ten tijde van het consult 27 kg afgevallen. Naar het oordeel van de rechtbank is door [gedaagde] voldoende onderbouwd gesteld dat een dermate grote gewichtsafname effect kan hebben op het vetspectrum en daarmee ook op de cholesterolwaarde. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar stellingen een rapport opgesteld door [professor] , hoogleraar Huisartsgeneeskunde UvA6 (hierna: [professor] ) in de procedure gebracht. Voornoemde stelling wordt door [professor] onderschreven7. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] daarom op basis van één controle van vlak voor het consult in redelijkheid het stoprecept kon uitschrijven. Dit temeer nu zij voornemens was om bij [eiser] doorlopende diabetescontroles uit te laten voeren, waarin ook verdere monitoring van het vetspectrum door de huisartsenpraktijk lag besloten8.

5.12.2.

De rechtbank concludeert dat [gedaagde] gelet op al deze omstandigheden als een redelijk bekwaam en redelijk handelend huisarts heeft gehandeld door het stoprecept simvastatine uit te schrijven, nadat [eiser] zelf had besloten te stoppen met deze betreffende medicatie.

Onvoldoende houden van toezicht en controle

5.13.

[eiser] verwijt [gedaagde] verder dat zij onvoldoende toezicht en controle op zijn gezondheidssituatie heeft gehouden na het uitschrijven van het stoprecept. Bovenstaand is al overwogen dat [gedaagde] voornemens was om doorlopende diabetescontroles uit te laten voeren, waarin ook verdere monitoring van het vetspectrum door de huisartsenpraktijk lag besloten.

5.14.

De rechtbank stelt vast dat uit het huisartsenjournaal volgt dat in dat kader in de periode na het consult diverse afspraken met [eiser] zijn gemaakt: onder meer op 8 en 30 maart 2017 (zie citaten opgenomen onder r.o. 5.8.3). [eiser] is op deze afspraken zelf echter, zonder opgaaf van redenen, niet verschenen. Onder die omstandigheden kan [eiser] bezwaarlijk aan [gedaagde] verwijten dat zij onvoldoende toezicht en controle heeft gehouden op zijn gezondheidssituatie na afgifte van het stoprecept.

Conclusie: geen tekortkoming in de nakoming

5.15.

Hieruit volgt dat [gedaagde] niet onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van [eiser] . Van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst is daarom geen sprake. De primaire vorderingen moeten dan ook worden afgewezen.

De subsidiaire vorderingen

Is [gedaagde] aansprakelijk ten opzichte van [eiser] wegens onrechtmatige daad?

5.16.

[eiser] grondt zijn subsidiaire vorderingen op onrechtmatige daad (6:162 BW).

5.17.

Uit de beoordeling van de primaire vorderingen volgt dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] ten opzichte van [eiser] onzorgvuldig heeft gehandeld. Nu de subsidiaire vorderingen zijn gegrond op exact dezelfde feiten en omstandigheden als waarop de primaire vorderingen zijn gegrond, moeten ook de subsidiaire vorderingen worden afgewezen.

De meer subsidiaire vorderingen

5.18.

[eiser] baseert deze vorderingen op “aansprakelijkheid op grond van proportionele aansprakelijkheid”.

5.19.

Omdat niet kan worden geoordeeld dat [gedaagde] ten opzichte van [eiser] aansprakelijk is op grond van wanprestatie en/of onrechtmatige daad, kunnen ook de meer subsidiaire vorderingen niet worden toegewezen. ECLI:NL:RBLIM:2024:129

1Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)

2Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst

3Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen

4productie 10 bij dagvaarding

5NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement (eerste herziening). Huisarts Wet 2012; 55(2):14-28.

6productie 3, akte met producties van [gedaagde]

7pagina 4 van het rapport van [professor]

8pagina 3 en 4 van het rapport van [professor]